Studenten-statistiek.

Ook De Wachter heeft critiek uitgeoefend op de vergelijkende statistiek, die we gaven van het aantal studenten aan de Openbare Universiteiten en de Vrije Universiteit, waarbij ze evenzeer als onze criticus wees op het venschil dat er bestaat tusschen het begrip student aan de Openbare Universiteiten; en aan de Vrije Universiteit. Het element van juistheid, dat in deze critiek lag, hebben we reeds toegegeven ; ofschoon we èr tevens op wezen, dat het begrip student aan de Openbare Uni versiteiten in zeker opzicht veel ruimer wordt genomen dan aan de Vrije Universiteit, zoodat deze verschillen wel tegen elkaar opwegen. De voorsteUing, die De Wachter geeft, alsof de Vrije Universiteit met allerlei fictieve hooge cijfers zou pronken en de Openbare Universiteiten alleen de werkelijke studenten zouden opgeven, is bovendien geheel bezijden de waarheid. Wie voor het schrijven van een proefschrift of het afleggen van het doctoraal examen de Universiteitsstad verlaat, om als leeraar aan een gymnasium of als predikant op een pastorie reeds een zekere levenspositie te zoeken, kan zoolang hij voor zijn examen werkt of onder leiding zijner hoogleeraren aan zijn proefschrift bezig is, in zekeren zin nog altoos als »student" beschouwd worden, want hij studeert nog en bereidt zich voor om een wetenschappelijken graad aan de Universiteit te verkrijgen ; maar onderwijzers, die een college over paedagogiek volgen, zal wel niemand als «werkelijke studenten« beschouwen, al worden ze in wettelijken zin ook tot de studenten gerekend.

Nog zonderlinger handelt De Wachter echter, wanneer ze dan op haar wijze gaat uitrekenen, hoeveel studenten in de Theologie er werkelijk aan de Vrije Universiteit studeeren. Dat ze daarbij van geheel onjuiste gegevens uitgaat, behoeft hier niet nader uiteen gezet te worden Haar redactie heeft reeds vroeger met soortgelijke berekeningen zich in de vingers gesneden, en werd toen reeds door den amanuensis van de Vrije Universiteit terecht gewezen. Slechts één staaltje van den eigenaardigen betoogtrant van De Wachter deelen we mede. Ze komt bij haar berekening tot deze slotsom, dat van de 86 theologische studenten de grootste helft als niet-werkelijke studenten moet geschrapt worden en dat van hetgeen dan nog overblijft, ook nog moeten worden afgetrokken al de Afrikaners en Amerikanen. Dat dezelaatsten «werkelijke studenten" zijn, betwist De Wachter niet, maar ze mogen niet meegeteld, omdat»onze Kerken daarvan geen verwachting hebben*. Gold het nu de vraag, of het aantal studenten in de Theologie aan de Vrije Universiteit (waarbij gerekend de studenten aan de Theologische School) voldoende was om in de behoefte aan predikanten in onze Kerken te voorzien, zoo zou deze opmerking metterdaad hout snijden. Er was hier echter sprake van een vergelijking met het aantal studenten aan de Openbare Universiteiten. En weet De Wachter dan niet, dat bijv. aan de Theologische faculteit te Utrecht tal van uitlandsche studenten studeeren, o.a. ook Afrikaanders, die zeker nooit in de| Hervormde Kerk in Nederland predikant zullen worden ? Ons volk spreekt bij een zeker soort critiek wel eehs van spijkers op laag water zoeken. Heeft De Wachter, ditmaal zich niet ^en beetje aan die. soort critiek bezondigd?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen