Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de breking des Broods.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de breking des Broods.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Gaan we thans naar Straatsburg om D an de hand van Poullain's liturgie en v erschillende andere gegevens, die ons ten g ienste staan, een voorstelling ons te vor­ z en van de wijze, waarop Calvijn hier het p vondmaal bediende, dan blijkt, dat dit h p de volgende wijze geschiedde.

Reeds vroeg in den morgen, — de dienst ing om 8 ure aan — spoedde de gemeente ich: naar de Kerk der Boetvaardige Zonaressen, thans de Magdalenakerk, die door e Overheid aan de Fransche vluchtelinen was afgestaan. De afbeelding, die oumergue in zijn Jean Calvin t. II, p. 355 an dit kerkje gaf, doet zien, dat het aan l v d v z m A het einde van een straat was gelegen en weinig uiterlijk schoon bezat dan alleen de in Gotjiischen stijl gebouwde toegangspoort. In het gebouw zelf binnentredende zien we terstond in het koor, .in plaats varï het vroegere altaar, waarop de Mis bediend werd, een eenvoudige houten tafel, waarover een rein wit kleed hangt, en zoo geplaatst, dat heel de gemeente.ie|j; -het oog op - heeft.

Zoodra de gemeente zich verzameld heeft, heft de voorzanger met klare en luide stem aan het Léve Ie coeur en de gemeente zingt met hem de berijming van de heilige wet des Heeren, terwijl na elk gebod het aandoenlijke Kyrie Eleison, Heere erbarm u, weerklinkt. Zoodra de eerste tafel van de wet gezongen is, sprak Calvijn, die bij den Avondmaalsdisch had plaats genomen, het votum uit: Onze hulpe staat in den naam des Heere, die den hemel en de aarde geniaakt heeft, Amen. Hij vermaant daarna de geloovigen om hun zonden te bedenken en zich voor God te verootmoedigen, en terwijl hij zelf en heel de gemeente knielt, doet hij uit haar naam belijdenis van de zonden in dat wonderschoone gebed, dat wel het aangrijpendste is uit heel Calvijn's liturgie en nog steeds de bewondering van elk kenner opwekt. Terwijl de gemeente nog geknield ligt, spreekt Calvijn daarna de absolutie uit over allen, die zoo' waarachtig hun zonden belijden en in Christus gelooven. Vervolgens gaat de gemeente voort met het zingen van de tweede tafel der wet, waarop Calvijn een kort gebed laat volgen om God te bidden, dat Hij deze wet door Zijn Heiligen Geest in aller harten moge schrijven, opdat ze in heel hun leven niet anders zoeken mogen dan|; |j0d te dienen en te gehoorzamen.

Het eerste gedeelte van den dienst is hiermede afgeloopen; thans volgt de predikatie, die Calvijn steeds met de bediening van het Sacrament verbond. Calvijn verlaat nu de Avondmaalstafel en beklimt den kansel, doet een kort gebed om Gods zegen over de bediening des Woords af te smeeken en leest dan het gedeelte uit Gods Woord, dat hij verklaren zal, waarop de predikatie volgt, die niet langer dan één uur duurt. Dit tweede gedeelte van den dienst eindigt met een breed gebed, waarin voor den nood aller Christenheid gebeden wordt; aan het slot van dit gebed wordt, om een overgang te maken tot de eigenlijke Avondmaalsviering, gebeden om een zegen bij het sacrament, terwijl het gebed besloten wordt met het Onze Vader Nadat de dienst des Woords en der gebeden hiermede geëindigd is, vangt thans de dienst van het sacrament aan. De gemeente zingt nu de Apostolische Geloofsbelijdenis, om daarmede te betuigen, dat allen leven en sterven willen in de belijdenis der Christelijke Kerk. Intusschen daalt Calvijn van den kansel af en plaatst zich nu achter de Avondmaalstafel. De diaken — te Straatsburg had .Calvijn^nog geen ouderlingen en de diaken deed niet alleen als armverzorger, maar ook als hulppredidant dienst — bracht nu het brood en den wijn voor het Avondmaal en gaf deze heilige teekenen aan Calvijn, die ze op den Avondmaalsdisch plaatste en gereed maakte voor het gebruik. Uitdrukkelijk vermeldt Poullain, dat het brood niet gebroken of in réepen gesneden, zooals bij ons het gebruik is, op tafel kwam, maar nog in zijn geheel; eerst op het oogenblik van de communie zelve werd het gebroken, om aan elk Avondmaalsganger een bete toe te reiken. Nadat de voorbereidende maatregelen zoo waren afgeloopen en de gemeente haar gezang geëindigd had, las Calvijn staande achter den Disch de inzettingswoorden van het Avondmaal uit I Cor. 11, wekte tot zelf beproeving op, vermaande de zondaren om van den heiligen Disch verre te blijven en gaf dan een korte verklaring van wat het sacrament beteekende, terwijl hij eindigde met het aloude Sursum corda, de harten naar boven, opdat niemand aan de uitwendige teekenen zou blijven hangen, maar de harten zou opheffen naar den hemel, waar Christus Jezus is aan de rechterhand Gods.

Nadat het formulier gelezen was, vond nu de eigenlijke sacramenteele handehng plaats. Calvijn nam het brood, brak hiervan een bete af en at dat op, en dronk daarna een teuge uit den beker; vervolgens bediende hij op dezelfde wijze het Avondmaal aan den diaken, die naast hem stond, Daarna kwamen de gemeenteleden in geregelde orde en met grooten eerbied, .; eerst de mannen en daarna de vrouwen, tot den disch, en ieder ontving nu, eerst uit de hand van Calvijn, een bete van het brood, en vervolgens van den Diaken, die aan de andere zijde van den Disch stond, een teuge uit den drinkbeker. Bij het uitreiken van het brood sprak Calvijn: Het brood, dat wij breken, is de gemeenschap des lichaams van Christus en bij het geven van den beker de diaken: De drinkbeker, dien wij zegenen, is de gemeenschap des bloeds van Christus. Terwijl de communie plaats vond, zong de gemeente Psalm 138: Louange et grace etc. Na afloop van et Avondmaal, als ieder tot zijn zitplaats as teruggekeerd, brac-ht de diaken den rinkbeker weer naar zijn plaats terug en alvijn deed nu een korte dankzegging. e gemeente zong vervolgens den lofzang an Sirneon: »laat nu uw dienstknecht aan in vrede*, waarna Calvijn haar heenond na het uitspreken van den hoogeriesterlijken zegen. De geheele plechtigeid duurde, naar Poullain meedeelt, niet anger dan anderhalf of hoogstens twee uren.

Hoe sober deze wijze van Avondmaalsiering is vergeleken met al de ceremoniën, ie de Roomsche en Luthersche Kerk er aan erbindt, toch zal niemand ontkennen; dat e zeer plechtig en indrukwekkend.was en enig element bevat, dat helaas in onse vondmaalsliturgie , wordt gemist. Over de

vraag, in hoeverre Calvijn deze Avondmaalsliturgie zelf heeft uitgedacht, dan vi^el zich aangesloten heeft bij het voorbeeld van de Duitsche Gereformeerde Kerk te Straatsburg, behoef ik hier niet in den breede uit te weiden. Wie de beide Avondmaalsliturgieën vergelijkt (de Duitsche staat afgedrukt bij Friedrich Hubert, Die Strassburger liturgische Ordnungen blz. 90—113) ziet terstond, dat Calvijn in menig opzicht zich van de Straatsburger liturgie als voorbeeld bediend heeft, ook al gaat men te ver, wanneer men beweert, dat Calvijn eenvoudig slaafs deze liturgie gecopieerd heeft. Er is, bij alle overeenkomst, toch menig kenmerkend onderscheid, waaruit blijkt, dat Calvijn ook hier zijn zelfstandigheid heeft bewaard. En nog veel onjuister is de voorstelling door Douen in zijn sCIement Marot OU Ie Psautier Huguenot« gegeven, alsof Calvijn te Straatsburg onder den invloed van de Luthersche Kerk zou gekomen zijn, om eerst na zijn terugkeer te Geneve zijn zelfstandigheid te herwinnen. Vooreerst is de Kerk te Straatsburg geen Luthersche Kerk geweest, maar was ze Gereformeerd; zeker niet Zwingliaansch-Gereformeerd, zooals Prof. Gooszen beweert, want Bucer heeft steeds geti^acht' een bemiddelende houding tusschen Luther en Zwingli in te nemen, maar wel Gereformeerd in dien zin, dat vooral op het stuk der ceremoniën men veel radicaler dan Luther met de Roomsche mis had gebroken. En in de tweede plaats heeft Calvijn, ook al onderging hij te Straatsburg zeker den Invloed van Bucer, daarom toch zijn zelfstandigheid niet prijs gegeven. Als hij bij de Straatsburger Avondmaalsliturgie zich aansloot, dan was het, omdat hij daarmee volkomen instemde en er de uitdrukking in vond van zijn eigen ideaal. Het bewijs daarvoor ligt in Calvijn's Institutie van 1S36; reeds drie jaar voordat hij te Straatsburg als predikant bij de vluchtelingen-kerk optrad, had hij in dit meesterwerk de grondlijnen voor een Avondmaalsliturgie getrokken, die geheel met de Straatsburger liturgie overeenstemmen. Met name de breking des broods — waarom het ons hier te doen is — heeft Calvijn niet van Straatsburg overgenomen; reeds in 1535, toen hij zijn Institutie schreef, legde hij op deze ceremonie nadruk, en te Geneve heeft hij, ook tijdens de eerste periode van zijn werkzaamheid aldaar, de breking des broods toegepast.

Trouwens, ook de sacramenteele formule, die Calvijn bij het Avondmaal heeft ingevoerd, stelt wel buiten allen twijfel, dat Calvijn aan deze breking des broods groote waarde hechtte. Die formule toch, zooals de liturgie van Poullain haar bewaard heeft en zooals Calvijn zelf het ons bevestigt in het vroeger genoemde advies, was: Het brood, dat wij breken, is de gemeenschap des lichaams van Christus. En deze sacramenteele formule zou geen zin hebben gehad, wanneer Calvijn niet bij het uitspreken dezer woorden tegelijk het brood brak om het uit te deelen.

Dat Calvijn nu metterdaad de ceremonie van de breking des broods in zeer nauw verband heeft gebracht met deze woorden van Paulus uit I Cor. 10:16 blijkt ook uit het eigenaardige feit, dat Calvijn alleen bij de verklaring van deze woorden over de noodzakelijkheid en de beteekenis van deze ceremonie spreekt. Calvijn spreekt er niet over — hoewel daartoe juist op die plaafs zeker aanleiding genoeg zou geweest zijn — in zijn commentaar op de synoptische Evangeliën bij de verklaring van de instelling van het Avondmaal, en evenmin in zijn commentaar op den Corintherbrief bij I Cor. 11, waar Paulus de inzetting van het Avoridmaal verhaalt.

De meedeeling der Evangelisten, dat Christus het brood nam en brak, geeft hem evenmin aanleiding om op de breking des broods nader in te gaan, als de woorden van Christus: eemt en eet, dat is mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Ook gaat Calvijn op deze ceremonie niet nader in, wanneer hij bij Hand. 2 : 42 en 20:7 de exegetische vraag behandelt, of de »brekingdes broods*, waarvan op deze plaatsen gesproken wordt, het Avondmaal beteekent. De eenige plaats waarbij Calvijn zoowel in zijn Commentaar als in zijn predikatiën uitvoerig over de breking des broods handelt, de noodzakelijkheid daarvan aantoont en de beteekenis dier handeling verklaart, is juist I Cor. 10:16, d. w. z. de woorden van Paulus: et brood, dat wij breken, is de gemeenschap des lichaams van Christus. Niet alleen blijkt daaruit, welk een nauw verband Calvijn tusschen de breking des broods en deze woorden van Paulus legde, maar het toont ook welke beteekenis Calvijn aan deze ceremonie hechtte. Het is daarom, dat ik thans wil nagaan, welke deze beteekenis is. Dit is te meer noodig, omdat, niet alle Kerken over de beteekenis dezer ceremonie gelijkelijk denken, en Calvijn hier een eigenaardig standpunt heeft ingenomen, dat voor de ontwikkelingsgeschiedenis onzer liturgie van belang is.

De voorstelling van Prof. Gooszen toch, alsof de ceremonie van de breking des broods een specifiek Zwingliaansche ceremonie zou wezen, door Zwingli 't eerst ingevoerd, zoodat elke Kerk, die deze ceremonie aannam, daarmede haar Zwingliaansche herkomst zou bewijzen, is niet juist. De ceremonie van de breking des broods komt, met uitzondering van de Luthersche Kerk, bij alle Christelijke Kerken voor; zoowel bij de Roomsche als bij de Grieksche Kerk, zoowel bij de Gereformeerde Kerk van Zwingli als bij de Gereformeerde Kerk van Calvijn, zoowel bij de Anglicaansch-episcopaalsche Kerk van Engeland als bij de Presbyteriaansche Kerk van John Knox in Schotland. Niet de ceremonie van de breking des broods maakt dus onderscheid, maar wel è.^plaats, die ze in de Avondmaals-liturgie inneemt en de beteekenis, die er aan wordt gehecht.

Onderzoeken we om dit verschil nader te specificeëren, eerst hoe de' Roomsche Kerk deze ceremonie opvat, d^n geeft de Misliturgie daarop het antwoord. In den ordo Romanus is de volgorde 'aldus, dat eerst de consecratie geschiedt van brood en beker; in een gebed tot God gericht, herhaalt de priester eenigszins vrij de woorden der inzetting van het Avondmaal, en op het oogenblik, dat hij de woorden van Christus herhaalt: Dit is mijn lichaam vindt volgens de Roomsche Kerk het wonder plaats, waardoor de ouwel of hostie in Christus lichaam veranderd wordt.

Nadat de consecratie is afgeloopen, de hostie is aanbeden en als offerande aan God is opgedragen, volgt nu als tweede actie de breking des broods. De priester neemt den ouwel, breekt dien boven den drinkbeker in drie stukken, laat één daarvan in den beker vallen (om Christus lichaam en bloed te vermengen) en legt de beide andere stukken op den schotel neer. En als derde zelfstandige actie volgt daarop de communie, - wa.arhi} de priester, hetzij alleen, hetzij met de aanwezige geloovigen, van de hostie eten (zie Daniel, Codex liturgicus, 1847, I, p. 86 en vv.).

Wat de bedoeling van deze »breking des broods* is in de Roomsche Misliturgie, zal niet onduidelijk wezen, wanneer men bedenkt, dat volgens de Roomsche Kerk de Mis een onbloedige herhaling is van het offer door Christus , aan het kruis gebracht.

De breking des broods dient dus om te laten zien, gelijk de Roomsche theoloog V. Thalhofer in zijn Handbuch dez Katholischen Liturgik, 1890, Bd. I, p. 268 het uitdrukt, dat het geconsacreerde brood het offerlichaam des Heeren is, dat aan het kruis gewelddadig gebroken is, en de Eucharistie als een offer te karakteriseeren, terwijl ze tevens dient om, nadat het offer gebracht is, het lichaam van Christus aan de geloovigen ter genieting uit te deelen. Het laatste is echter voor de Roomsche Kerk bijkomstig; het hoofddoel is om, gelijk Thalhofer zegt, »de identiteit van het eucharitische offer met het offer aan het kruis gebracht, aan te toonen*. Niet dat de Roomsche Kerk daarom meent, dat door de breking des broods tegelijk het lichaam, van Christus werkelijk zou gebroken worden, maar de breking des broods is toch meer dan een symbool om ons aan het offer op Golgotha gebracht, te herinneren; het is het symbeel van een werkelijke offerande, die pp dat oogenblik door den priester wordt gebracht. Hoe de Roomsche Kerk dit verder verklaart, behoeft hier niet te worden uiteengezet. Waar de Roomsche Kerk aanneemt, dat het verheerlijkte en onverderfelijke lichaam van Christus in de hostie aanwezig is, staan haar theologen voor de moeilijkheid, hoe dit verheerlijkte lichaam dan toch nog geofferd kan worden, en dan tracht zij deze moeilijkheid door wel ietwat gewrongen a g redeneeringen op^ te lossen. Hierop dieper in te gaan, zou echter ons te ver voeren en de moeite niet loonen. Hoofdzaak is, dat in de Roomsche Kerk de breking des broods dient om het offer, dat op dat oogenblik gebracht wordt, ons voor oogen te stellen. In de Grieksche Kerk wordt deze symboliek zelfs riog verder doorgevoerd. De priester breekt hier niet met de hand het brood, maar doet h dat met een opzettelijk daartoe vervaardigde kleine lans of speer, om daarmede voor te stellen, hoe het lichaam van Christus aan het kruis door een speer is doorboord geworden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Van de breking des Broods.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's