Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meesterlijk is de teekening die de Waarheidsvriend deze week gaf van den middenstand^ die 't geloof verloor.

«Met veel bekoring omhangen, heeft de stelling: »er is geen God!« ook velen van den middenstand gelokt, om het zonder God en zonder godsdienst te wagen in het leven. Geen socialistische maatschappij is hun droom voor de toekomst. Van de roode Jacobijnenmuts, gedragen door een zelf-bewust proletariaat, hebben ze een afschrik. De gedachte er aan kan hen benauwen! Waar zal het dankomen, als het zich-zelf bewust-geworden proletariaat de teugels in handen zal krijgen?

Achter de toonbank van den goed-beklanten winkel huivert men; onder het knippen van de coupons kan men zitten rillen en beven voor «de rooien*, die wel eens zoo iets van «eigendom is diefstal* neuriën.

De rijke boer en de gezeten burger moeten niets hebben van het socialisme. Maar heel dikwijls zijn ze van den godsdienst óok niet gediend.

Niet, omdat men nu altijd zoo «vijandig* is; maar 't dient toch eigenlijk nergens voor.

Maats'chappelijk vooruit te komen, land te koopen, huizen te hebben, een procent méér te maken van z'n geld, in z'n zaken te kunnen concurreeren en een Knder er uit te kunnen werken — dat zijn de hoogten, waarnaar de gedachten 't meest en 't liefst opvliegen.

Hun zoetste overlegging is, dat hun kinderen een rijk huwelijk mogen doen en groot mogen worden in de maatschappij.

Of in den handel of in de studie wordt heil gezocht.

Maar voor den godsdienst is geen plaats in het huisgezin en voor de opvoeding.

«Netjes» wel gaat alles. Natuurlijk! Wie wil nu een «onnet* mensch heeten ? — immers niemand. Ook is men »heusch« niet tegen den godsdienst.

Alleen men is wel een beetje tegen het Bijbellezen, omdat er zooveel in staat «dat men niet lezen kan.* Ook is men altijd een beetje bang om «veel* over den godsdienst te praten, omdat het in de conversatie niet schikt en omdat men bang is, dat de godsdienst, wanneer er veel over gesproken wordt, sentimenteele, dweeperige, onuitstaanbare menschen maakt. Ja, men hoort er toch maar zoo dikwijls van, dat die menschen krankzinnig worden!

En daarom — o neen! men is heusch niet tegen den godsdienst en men is heelemaal niet vijandig! Maar toch, de beste levensregel is en blijft toch maar: alles op z'n tijd en een paar goede oogen, een paar goede ooren, een goed verstand en een paar goede handen, met een kapitaaltje, dat is toch maar het ware!

En — ja, alles op z'n tijd — maar zoo komt de Bijbel er buiten, van den godsdienst speurt men niets. Het is een bedenken van de dingen die beneden zijn; een leven yoor geld en goed en genot; een zoeken van 't geen ten slotte de ziel ledig laat en niet verzadigen kan naar het harte.

Zeker, in het Wetboek van Mevrouw Etiquette, dat bij ieder net mensch in huis is, staat ook een hoofdstuk «Onze Belijdenis.* Het hoort er immers bij dat de zoons en de dochters «aangenomen* worden. Een mensch kan toch niet heelemaal als een heiden leven. En daarom, zeker! de zoons — maar vooral de dochters — moeten »aangenomen* worden en moeten eens in hun leven aan het Avondmaal gaan.

Men redeneert aldus (en we schrijven over wat we lezen in het Wetboek van Mevrouw Etiquette, blz. 192 etc.)

«Paschen is gewoonlijk de tijd, dat vele jonge meisjes toetreden tot het lidmaatschap der Kerk, waarbij Laurillard zei: «onze belijdenis moet niet zijn een van buiten geleerde les, maar een lied, dat in ons hart ruischt.

Het eigenlijke «aannemen* heeft plaats bij den dominee aan huis of in de consistorie der Kerk, al naar dat in eene stad of dorp gewoonte is. Twee of meer ouderlingen of leden van den Kerkeraad zijn daarbij tegenwoordig, terwijl de dominee de vragen stelt. Een soort van klein examen, waarin gij moet bewijzen genoeg van de Bijbelsche geschiedenis. Kerkgeschiedenis en Zedeleer te weten, om als lidmaat der Kerk te kunnen worden aangenomen. Dat «examen*, zal ik 't nu maar eens heel prozaïsch noemen, duurt ongeveer 2 uur. Dan houdt de dominee een toespraak tot de nieuwe lidmaten, en de armenbus, die evenals op de gewone catechisatie ook nu rond gaat, wordt niet gevuld met centen, maar met guldens en rijksdaalders — want in 'zulke oogenblikken, als de ernst des levens meer naar voren komt en men ook meer oog heeft voor 't lijden op aarde, is men geneigd te geven met kwistige hand. Nadat de dominee de nieuwe lidmaten geluk gewenscht heeft en ook de ouderlingen hen hebben gecomplimenteerd, neemt alles een meer huiselijk karakter aan.

Den nieuwen lidmaten wordt een en ander aangeboden. Vroeger was dat altijd chocolade met beschuitjes, maar daar 't aannemen tegenwoordig niet altijd 's avonds plaats vindt, varieert dat natuurlijk met andere ververschingen, meer geschikt voor den tijd van den dag.

Dan treedt ook de vriendelijke domineesvrouw binnen en wenscht de nieuwe zustertjes in de gemeente recht hartelijk geluk. ;

Bij 't heengaan bedanken de jonge meisjes den predikant voor de vele goede en wijze lessen van hem ontvangen en als men mevrouw de hand drukt, betuigt men haar zijn dank voor de heerlijke tractatie.

Dan gaan de nieuwe lidmaten naar huis om den eerstvolgenden Zondag bevestigd te worden in de kerk en hunne gelofte af te leggen ten aanhoore van de talrijke schare.

Thuis gekomen wachten ouders, broeders en zusters de nieuwe lidmaten op, met hartelijke gelukwenschen en menig souvenir toepasselijk op de gebeurtenis: een beeldig kerkboek van moeder, een fraaie ernstige plaat van vader; van zus Marie: Beets' gedenkboek voor iederen dag van 't jaar; van grootma: een ringetje waarin zij den datum van aannemen heeft laten graveeren; van een rijken oom : een snoezig practisch werktafeltje. Op tafel lag een heel stapeltje brieven van vrienden en kennisjes en het doet jonge meisjes goed zoo­ e veel hartelijkheid te ondervinden van menschen, die haar zoo lief en dierbaar zij. Zij voelt zich zoo rijk, zoo gelukkig en — zoo dankbaar; en als zij zich ooit voorneemt om te trachten goed te zijn, dan is 't wel in die overstelpend 'gelukkige oogenblikken.

't Gaat dus niet zonder godsdienst. ' Maar het hoofdstuk «onze belijdenis», met die overstelpend gelukkige oogenblikken, waarin de jonge menschen zich voornemen om te trachten goed te zijn, staat vlak naast het hoofdstuk «in de balzaal» (blz. 175—191) en volgt op het hoofdstnk «op een speelavondje».

Alles op z'n tijd. De «aanneming» behoort er ook bij.

Maar vlak er aan vooraf schrijft Mevrouw Etiquette: «Van wie uwer heeft het hart niet bijna t hoorbaar geklopt, wanneer gij in het rijtuig staptet, dat u voor 't eerst van uw leven, sedert gij volwassen waart, naar de balzaal zou voeren? Die onbekende wereld, waarvan gij reeds zooveel hoordet, zij trekt u aan en beangstigt u tegelijk». Met welken angst bedoelt wordt, de vrees om in Terpsichore's tempel een flater te slaan of als muurbloem te moeten staan! (blz. 177).

Terwijl in het hoofdstuk «op een speelavondje^ staat: *EIk beschaafd meisje behoort de drie hoofdspelen — whist, hombre en quadrille — goed te kennen, niet maar gebrekkig, want het is voor een goed speler vervelend iemand tot maat te hebben, die aanhoudend fouten maakt. Speelt gij niet, dan zijt gij in vele gezelschappen een hinderpaal voor het genoegen» (blz. 168).

Geen sentimenteele, dweeperige, onpractische menschen kan de maatschappij gebruiken.

En daarom — neen, niet zonder godsdienst.

De moderne cultuurmensch heeft soms noodig een gewijd decorum.

Maar intusschen moet men zorgen geen onbruikbare menschen te worden voor de maatschappij — en men dient zich in te richten naar den eisch der wereld, die den godsdienst geen plaats gunt in de samenleving,

Daar is het een leven bij de dingen van beneden. Een knielen voor het.geld. Een jagen naar succes. Een afdwingen van menschengunst.

En eten en drinken, sociëteit en concert neemt alles in beslag.

Voor den dienst des Heeren geen plaats.

Aan de kerk geen behoefte.

* Ja, wel nog een plaats in de kerk.

Als er ten minste een predikant en een kerkeraad is, waar men nog eenige achting voor kan hebben, als zijnde beschaafde menschen, die in de maatschappij meetellen en niet met hun hoofd tusschen de knieën loopen.

Evenwel, niet om die plaats dan zelf te gebruiken. Maar het is zoo gemakkelijk voor de dienstbode, wanneer die eens gaan wil.

Hoewel men liefst een keukenprinses heeft, die niet tot «de fijnen» behoort en de partijtjes en dineetjes op Zondag in de war zou kunnen sturen.

Zulke dweepers zijn eenvoudig onuitstaanbaar.

Maar overigens ja, dat zulke minderwaardige deelen van de maatschappij, als knecht en dienstbode, nog aan den godsdienst doen, dat vindt men wel goed.

Liever zulke dienstboden, dan die rood op den graat zijn.

Doch zélf om God en Zijn dienst zich te bekommeren, neen! dat niet.

Waar is 't ook noodig voor?

En zoo gaat onze middenstand vtxiax^n^A.a.v& foA rondom het gouden kalf en jagende naar eer en genot.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's