Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

BROOD OP HET WATER.

X.

IN GESPREK.

Er bleet niets over dan mij in mijn lot e schikken, dat trouwens niet bijster hard was, e meer wijl ik erkennen moest, dat hij op zijn tandpunt volkomen gelijk had.

Hij deed zijn best mij den tijd te korten door ij de legerplaats rond te leiden en allerlei te aten zien. Het kamp was veel grooter dan ik edacht had, en werkelijk geen onaangenaam erblijf. De paarden en honden leden blijkbaar een gebrek en de menschen nog minder. Allen eken mij welvarend. De meesten schenen chter vroeg oud, en zagen er met hun gegroefde rekken en taankleurige gezichten juist niet aanokkelijk uit. Allen hadden dik, gitzwart haar.

De mannen waren verschillend gekleed. Somigen droegen het boerenpak, anderen weer ange, zware mantels, die hun een statig vooromen gaven. De vrouwen droegen een bonte leeding in verschillende kleuren. De meesten adden een fraai gewerkten doek van velerlei leuren om het hoofd gebonden. Om den hals roegen zij snoeren van goud-of zilverdraad, aaraan sieraden of ook wel doorboorde munttukken hingen. De hoofdman liet mij een dezer alssnoeren van nabij zien, doch ik-kon niet uitmaken van welk land de munten afkomstig aren. Vele vrouwen droegen ook schitterende anden om de polsen en de enkels. De kindeen liepen allen blootshoofds. Bij sommigen der ongeren en der ouderen liet de zindelijkheid wel wat te wenschen.

In een paar tenten zag ik allerlei gereedschap voor het bewerken van metaal, het beslaan van paarden, enz. Nu ik alles zoo van nabij kon opnemen, werd mij nog duidelijker dan vroeger dat de/.e Zigeuners niet oorspronkelijk zijn uit Europa, maar uit een ander werelddeel stammen. Heel hun leefwijs trouwens bewijst dat. Onder elkander spraken jij een taal, die ik niet verstond, en waaruit ik, gelijk ik reeds vroeger zei, nooit had kunnen wijs' worden. Vele jaren later zag ik eens een gedeelte van den Bijbel overgebracht in de* taal der Spaansche Zigeuners. Het zag er uit als volgt:

Mangue ardinelané, y chalaré al batusch, y Ie penaré: Batu, he querdi crejate contra o Tarpe y anglal de tucue.

En als ge nu weten wilt wat dat beduidt, kunt ge het vinden in Luk. 15 : 18:

»Ik zal opstaan en tot mijnen vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel, en voor u«.

Ojider de tenten die wij bezochten was er een die geheel met menschen en kinderen gevuld was, die zich vereenigd hadden aan den maaltijd. Mijn gastheer vertelde mij dat dit geschiedde uit blijdschap voor het aanvankelijk herstel van het kind dat bij allen zeer geliefd was.

»Ons volkje* zoo sprak hij, »leeft gewoonlijk zeer zuinig, maar nu hebben zij het er eens van genomen*.

Ik keek de tent eens rond. (> ok hier zag ik niet meer dan het noodzakelijkste huisraad, en al heel weinig meubelen. Dit zwervend volk uit Azië was blijkbaar gewoon in tenten te leven. Het deed mij min of meer denken aan de Aartsvaders Abraham, Izaak en Jakob die ook zoo in tenten woonden, van de eene plaats naar de andere trokken en zeker ook niet veel huisraad hadden.

Wij werden zeer vriendelijk ontvangen. »Ze zijn u dankbaar voor wat ge gedaan hebt* fluisterde de hoofdman mij toe. Een stoel werd gehaald, en men noodigde mij dringend uit aan dit feestelijke maal deel te nemen. Ik gevoelde daar echter weinig lust toe, wijl de hoofdschotels bestonden uit gebraden egels en uit varkensvleesch dat letterlijk in het vet zwomi Gelukkig kon ik mij naar waarheid verontschuldigen en door het zeggen, dat ik pas een stevigen maaltijd had gebruikt, en dit niet zoo spoedig kon herhalen.

De lieden stelden stelden zich hiermee tevreden. De maaltijd was trouwens zoo goed als geëindigd. Allen, zoowel de mannen als de vrouwen, de kleine kinderen alleen uitgezonderd, haalden een tabakspij p te voorschijn, waarvan vele zeer kunstig gesneden waren. In een oogenbhk stond heel de tent vol rook. 't Werd er mij te benauwd, en ik nam afscheid te meer wijl ik wist hoe nu de jeneverflesch ook spoedig verschijnen zou, en de heillooze gevolgen niet uit zouden blijven. Ik mocht nog een paar tenten bezichtigen, waar op 't oogenblik niemand in was. Overal zag het er even eenvoudig uit, doch het trof mij hoe in de beide tenten op een laag tafeltje een mooie, blinkende zilveren beker stond. Een vlag op een modderschuit dacht ik, terwijl ik mijn geleider vroeg of dit ook een beteekenis had.

sOch neen* zei hij »maar elk geslacht onder ons is er op gesteld zulk een beker te bezitten. Die gaan als erfstukken van vader op zoon over. De twee die gij gezien hebt zijn zeker honderden jaren oud, en al zijn wij arm, we zouden ze toch voor geen geld verkoopen.*

»Dan zijt ge toch wezenlijk zulk een oud volk als ik wel eens gehoord heb ? " vroeg ik.

»Zeker" was zijn antwoord. »'t is nu al een duizend jaar geleden, dat we in Europa kwamen en ons volk had toen al de lange reis uit Indië achter den rug. Ze dachten dat we uit Egypte kwamen en daarvoor noemden de Hongaren ons het volk van Farao, en heetten we vroeger in Holland Egyptenaars. Maar zoo is het toch niet. Toen we in Duitschland kwamen, nu een 400 jaar geleden hadden we onze hertogen en graven".

»Zulk een zijt gij dan zeker ook" zeidfe ik.

«Wij noemen ons zoo niet" antwoordde hij. Ik ben koning Roderik", voegde hij er met zekeren trots bij, »en ben een echte nakomeling van de oude vorsten, die altijd over onzen stam geregeerd hebben. Toen we indertijd met een groot aantal in Duitschland kwamen, hadden we vele aanvoerders. Keizer Sigusmund gaf ons ook l)rieven van bescherming. Wij werden heel vriendelijk ontvangen en ook geholpen. Maar zoo is het helaas niet gebleven”.

Ik wachtte mij wel naar de reden daarvan te vragen. Want ik wist zeer goed, dat de bedriegerijen 'en diefstallen waaraan de Zigeuners zich schuldig maakten, oorzaak waren dat zij later zoo vervolgd werden.

»En zijt ge nog een groot volk f" vroeg ik. »We zijn nu hier en daar verspreid" sprak Roderik „tot in Afrika en Amerika toe. Sommigen van ons hebben vaste woonplaatsen gekregen. In het geheel zijn we zeker nog wel een paar miUioen sterk. In Turkije wonen een half millioen Zigeuners", (de lezer bedenke hierbij, dat het tegenwoordige Turkije ontzaglijk veel kleiner is dan het vroegere).

„En kunt ge hier den kost vinden ? " vroeg ik weer.

«Dat hopen we althans, als men ons maar werk geeft en ons een weinig wil vertrouwen. Maar daar ontbreekt helaas veel aan. Slaan we ergens onze tenten op, dan krijgen we dikwijls al spoedig aanzegging om weer te vertrekken, en moeten we elders ons geluk beproeven". Ook hierop zweeg ik maar. Ik kon koning Roderik toch moeilijk zeggen dat zijn volk zoo dikwijls alle reden had gegeven tot wantrouwen, en vele Zigeuners liever bedelden dan werkten. Hij . zal dit zelf trouwens ook wel geweten hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's