Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ons slotwoord.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons slotwoord.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

We beloofden op het schrijven van Dr. Gre)'danus nog in een slotwoord te zullen terug komen. Niet om de zaak zelve, waarom het gajt, principieel af te handelen, want, hoezeer men van meer daneene zijde ons hierom yersiocht, gelooven we niet, dat een weekblad ^als-de Heraut zich hiertoe leent. De fijnere logische onderscheidingen, waarom het bier gaat, gaan boven de bevatting van' de meeste lezers van de Heraut, en al mag een enkel maal een citaat worden aangehaald, wanneer deze citaten, nog wel in een vreemde taal, kolommen vullen, wordt te' veel van het geduld onzer lezers gevergd. We zijn echter volkomen bereid, in een ineer wetenschappelijk tijdschrift dit debat voort te zetten. Daar alleen is het op zijn: plaats.

Voordat we echter nog eens op de zaak zelve terugkomen, dient eerst tot ons leedwezen wederom een persoonlijk element uit het debat te worden weggenomen. Dr. Gre3-danus rneënt, dat we hem als een ketter aan, de kaak hebben willen stellen en \--raagt ons daarom openlijk deze qeschuldiging te .herroepen. Mogen we hierop antwoorden, dat geen haar op ons hoofd aan zulk een beschuldiging gedacht heeft. Ketterij is niet, wanneer men in woordenkeuze, argumentatie of voorstelling van een zaak afwijkt'van de Belijdenis, maar wanneer men op principieele punten de geloofswaarheden, die de Confessie belijdt, weerspreekt. Van dit laeitste nu was in het onderhavige geval geen sprake. Dr. Gre)-danus heeft in zijn referaat het Goddelijk gezag def Heilige Schrift op voortreffelijke wijze, waaraan ook wij lof hebbeit toegebracht, gehandhaafd; hij heeft èvenzoo zonder eenige aarzeling uitgesproken, dat dit Goddelijk gezag der Schrift niet door ons erkend kan worden zonder de werking des Heiligen Geestes, die ons bekwaam en bereid maakt haar als Gods Woord te zien en er ons metterdaad toe brengt, haar als Gods Woord te erkennen. Op déze beide hoofdpunten komt het natuurlijk in Artikel V onzer Confessie aan, en hierover bestaat geen verschil. Indien Dr. Greydahu's echter meent, dat we hem van een kettersché afwijking van de Confessie beschuldigd hebben, dan willen we gaarne verklaren, dat dit nooit onze bedoeling is geweest.

Ons bezwaar was alleen, dat volgens hem dit getuigenis des Heiligen Geestes, ofschoon onmisbaar noodig tot de erkenning der Heilige Schrift als Gods Woord, niet, gelijk hijfschreef, de i> grond is, waarop ons geloof in haar als het Woord van God rust», of gelijk hij het later, uitdrukte, dat we de Schrift gelooven niet om, maar door het getuigenis des Heiligen Geestes. In dit opzicht veroorloofden we ons van Dr. Grejdanus te verschillen, omdat, al weten we zeer wel, dat latere Theologen zich evenzoo hebben uitgedrukt, we van oordeel waren, dat onze oudere Theologen en met name onze Confessie er anders over hebben gedacht.

Op dit punt kwam het dus aan, en toen Dr. Grej'danus ons hiervoor nadere bewijzen roeg, hebben. we dei; e geleverd. De citaten hans door Dr. Greydanus aangevoerd pm ie te weerleggen, gaan buiten het geschil m. Indien door ons beweerd was, gelijk ij blijkbaar den indruk geven wil, dat dit etuigenis des Heiligen Geestes door ons erd opgevat als een Goddelijke inspraak n ons hart, waardoor God •"ons zeide meti een hoorbare stem: de Bijbel is Gods WöOfd, " 3 dan zouden - deze, citaten .zeker ter plaatse' a zijn geweest, maar hiervan is géeii W'Oörd doof ons beweerd. En eveni-ftin is deor-oh-s w betwist, dat bij dit getuigénis-'de.s Heihgèn-Geestes een geopend - u'orden-\-an h'et • oog plaats vindt om • de Goddelijkheid der Schrift te zien, en een werking ' des Heiligen Geestes dm ons té-overredendit Woord'aan té nemen'." We zijn dit alles van harte met Dr. Greydanus eens, ook al meenen we, dat hiermede nog niét volkomen is uitgedrukt wat onze oudere Theologen onder het getuigéni.s des Heiligen' Geestes verstonden. Over deze 'beide'-punten liep het geschil dus niet, maar wet over de vraag, of dit getuigenis dés Heiligen' Geestes de grond van ons • geloof mocht genoemd worden. De bewijsplaatsen, hiervoor' door ons aangevoerd, nu heeft Dn Greydanus niet weerlegd en kon hij ook niet. weerleggen. Waar: hij er eéii poging - toe wartgt, is deze mislukt. - Zoo wraakt hij ons beroep op vi'at Calvijn schreef in, zijn Institutie, omdat hét hoc jacta 'fundamento ; volgens ' hem niet zou slaan op het'getuigenis des Heiligen' Gieestes, maar óp alles wat in het voorgaande hoofdstuk besproken wordt. In de Fransche uitgave - zijner Institutie zegt Calvijn echter uitdrukkelijk »il nous fault prendre Pauthorité de l'Escriture de plus haute cjue des raisons, c'est a sgavoir (jue nous la fondions f> \xï Ie tesmoignage interieur du Saint ILsprit" (Calv. Opera, Corp Ref. IIII, p. 95). En dat Calvijn hiermede niet bedoelt te zeggen, dat de^ werking des Heiligen Geestes de oorzaak van het geloof is, maar wel degelijk den ^röw^ aanwijst, waarop ons geloof rusten-moet, blijkt uit hetgeen vooraf gaat, n.l. dat, »eerst dan aan onze conscientiën genoeg zal worden gedaan, zoodat ze niét voortdurend door twijfelingen her-en derwaarts geslingerd worden, wanneer het-gezag der Heilige Schrift gegrond wordt niet'óp menschelijke redenen, maar op het getuigenis des Heiligen Geestes". En evenzoo staat het met de poging die Dr. Greydanus doet, om ons beroep op de Confessie te weef leggen: Natuurlijk kan een verwijzing naar een latere Latijnsche vertaling hier niet baten. Nog daargelaten toch dat eo quod niet beteekent doordat, maar daarom, zoo is het vanzelf sprekend, dat hetgeen hier alleen beslissen kan, de origineele Fransche tekst is, zooals deze door Guido de Brés is opgesteld. Hier nu staat uitdrukkelijk pour ce que, een thans verouderde - Fransche uitdrukking, die Littré aldus verklaart: pour ce que explique la raison d'une chose et répond a l'interrogation iourquoi? Het g'eeft dus niet aan de werking waardoor, maar de reden vvaarom, en dat beteekent in het Hollandsch den grond. Ook het Hollandsche omdat heeft nooit een andere beteekenis. De Vries en te Winkel in het Nederlandsch Woordenboek teekenen terecht bij dit woord aan, dat »men wel onderscheiden moet tusschen drie groepen van voegwoorden, die de reden, de oorsaak of den bewijsgrond bevatten. De eerste groep'is bij ons, zeggen ze, alleen vertegenwoordigd door omdat. Het, ziet blootelijk op de reden, waarom iets zoo is of geschiedt. Men kan niet zeggen: het water stolt tot ijs, omdat het vriest, want hier geldt het de oorzaak, waardoor, en niet de reden, waarom. De oorzaak wordt altoos uitgedrukt door doordien en doordat.”

Nu kan Dr. Grej'danus wel verklaren, dat men de woorden onzer Confessie niet te veel pressen moet, maar waar het hier juist gaat om de quaestie: beschouwt onze Confessie het getuigenis des Heiligen Geestes als de oorzaak, dan wel als de grond(ratio) van ons-geloof, daar ligt in het opzettelijk gebruik van het woord omdat, pour ce que, eo quod, wel degelijk een bewijs, dat onze Confessie dit getuigenis als den grond van ons geloof beschouwt. En dit bewijs is te sterker, omdat onze oudere Theologen, .die het naast aan onze Confessie staan en wier denkbeelden hetmeest daarin vertolkt werden, geen oogenblik geaarzeld hebben om het getuigenis des Heiligen Geestes den grond te noemen waarop ons geloof rust. De citaten uit Calvijn aangehaald, bewijzen dit afdoende, evenzeer als de citaten uit Voetius en Rivet, al zijn deze uit een latere periode. Beide zeggen toch, wat Dr. Greydanus juist beweerde niet waar te zijn, dat het-getuigenis des Heiligen Geestes, al wordt het alleen door ons persoonlijk gevoeld en al is het dus geen grond tegenover een ander, toch voor onszelf de laatste grond is, waarop ons geloof aan de Schrift rust. Wanneer Dr. Greydanus zich nu van deze citaten afhiaakt met te beweren, dat zij niets beteekenen, dan dient hij dit te bewijzen met betere argumenten dan hij deed. Te zeggen, dat deze schrijvers niet het oog hadden op de door hem 'gemaakte tegenstelling van grond en werking, doet natuurlijk niets tér zake. Iets is grond of het is het niet. Feit is nu, dat deze Theologen wel degelijk het getuigenis des Heiligen Geestes den grond van ons geloof hebben genoemd, quod 'demonstrandum erat. Trouwens, er is niet één kenner onzer oude. Theologie, die hier anders over denkt. Aan de citaten uit Scholten, Staehelin en Loofs mag ik thans nog wel dit toevoegen, van AL. SCHWEIZER, Die Glaubenslehre der Ev. Ref. Kirche Bd. I, p. 204, die het gevoelen der oudere Gereformeerde theologen aldus weergeeft: »Dieses testimonium Spiritus Sancti ist die entscheidende und wesentliche Begrïnidung der Autoritdt unsrerh. Schriften, fides divina; nur untergeordnete Stützen derselben können im historischen Zeugniss der Kirche und gelehrter Beweisführung gefunden werden, persuasie humana«. Dat het Duitsche woord »begründen« hier niets anders beteekent dan den ^^ö«'< f aangeven, weet ieder, die Duitsch kent. Ersch en Grubef in hun Real-lexicon bespreken eerst het woord grond in logischen zingenomen en merken dan op, .datBegründung e e v c h A l b d v n h o o h C A o d e d d w z w 3e 'vaststaande - term is-wm dezen; grond an té geven.

Wanneer Dr.-Greydanus: beweert, dat het woófd - grond---feier in een anderen zin. bedoeld'-is, - dan-hij-het gebruikte; jdan boude hijö'rfs - de ópmefking-tert goede, dat verba valént usu, en de vraag"natuurlijk niet is, wat hij onder grond wil'verstaan, , maar wat dit - woord in het spraakgebruik beteekent. Wanneer hier van «grond» sprake is, dan bedoelt Dr. Greydanus daarmede, gelijk het zelf uitdrukt', den erkenningsgrond of kengrond. In het Duitsch noemt men dit Erkenntnisgfund. Nu }aat ik de. vraag, of het. juist is. den. grond-, waarop ons geloof aan-de: Schrift rust; een 'kengrond te noemen, in het midd-en. Maar zelfs'al vat ik het woord grond - hier - op als kejigrond, dan. is . - «olgens Bisters \Vd7-t-erbiich der 'Philosophischen.Èegriffe , 1904 Bd. I - blz. 414 de Erkenntnisgrund »«'/£' Erkenntnis . aus der eine andere. Erkenntnis abgeleitet wirdc. Niet het ding of feit, dat buiten mij staat, is dus eigenlijk de grond, maar de kennis, die ik er van heb. Nauwkeurig gesproken is derhalve, , ook niet de Schrift en evenmin ide Goddelijkheid, die van de Schrift uitstraalt, maar de kennis, die we daarvan hebben, de grond, waaruit we afleiden, dat deze door , ons als Goddelijk erkende Schrift Gods Woord is. Nu kan ik in het gewone leven zulk een fijnere onderscheiding wel achterwege laten, maar hier is dit ongeoorloofd, omdat deze kennis van het object juist op gansch bijzondere wijze, verkregen wordt, nl. door de werking des Heiligen Geestes. Nu magdie testimonium Spiritus Sancti zeker nooit losgemaakt worden van-de Schrift; wanneer de Heilige Schrift weggenomen wordt, zou het zonder inhoud wezen, evenals het oog zonder een voorwerp niets ziet. Het getuigenis des Heiligen Geestes is dus niet alleen-het openen van het oog, maar tegelijk het laten indringen van het licht in het oog, zoodat ik dit Goddelijk karakter der Schrift zie; zooals Dr. Schweizer het uitdrukt: »het getuigenis des Heiligen Geestes is de Goddelijke indruk, dien de geloovige uit de Schrift ontvangt» (t. a. p. blz. 204). Deze indruk nu wordt door den Heiligen Geest gewerkt en heet daarom het getuigenis des Heiligen Geestes. In dien zin genomen, is het getuigenis des Heiligen Geestes dus weldegelijk de »Erkenntnisgrund< < , waarop mijn erkenning van de Schrift .als, Gods Woord rust. Tot op zekere hoogte raakt dit geschil dus meer een woordgeschil dan een principieel geschil. Toch hgt aan dit verschil in woordkeuze althans bij latere Theologen als Turretinus en a Marck een dieper verschil ten grondslag, met betrekking tot de .wijze, waarop het gezag der Schrift door hen wordt aangetoond, en het is deze opvatting, dje ik in hare consequentiën niet geheel onbedenkelijk acht. Men behoeft wat Calvijn zoo warm en bezield over het testimonium Spiritus Sancti in zijn Institutie zegt, maar te leggen naast hetgeen Turretinus - hierover later schreef, . om dit verschil te voelen.. Daarop doelde ik, toen ik zeide, dat deze voorstelling niet uit den bloeitijd onzer Theologie dagteekende, maar uit den tijd der decadentie. Ik behoef wel niet te verzekeren, dat ik daarmede, zelfs niet zijdelings, bedoeld heb mij op minder waardeerende wijze uit te laten over de Dogmatiek van mijn hooggeachten ambtgenoot Prof. Bavinck. In bewondering voor deze Dogmatiek doe ik in niets voor Dr. Gre)-danus onder, ook al behoeft die bewondering natuurlijk niet tot slaafsche navolging te leiden, en al zal op ondergeschikte punten altoos wel zeker verschil van inzicht blijven bestaan. Om elk, misverstand af te snijden, ben ik echter gaarne bereid de bedoelde uitdrukking, waaraan Dr. Gre> -danus aanstoot nam, terug te nemen. Ze ware, in dit verband, beter achterwege gebleven. Vooral omdat Dr. Greydanus zich ook op Prof. Bavinck beroepen had. Wanneer ik elders uiteen zal 'zetten, welke bezwaren ik tegen de latere opvatting van Turretinus en , a Marck heb, zal bovendien wel blijken, dat deze bezwaren niet het standpunt raken, dat., P}-9f. Bavinck in zijn Dogmatiplr innam ^teffi^»*(*S)a««fefs.»»ss; W---

En hiermede'moge'dit debat tïïaris wat ons blad aangaat, gesloten worden. Nu dupliek van weerszijden geleverd is, kan gevoegelijk de discussie, eindigen. Mocht de vrucht van dit antwoord zijn, dat de wortel van bitterheid uit het hart van Dr., Greydanus wéggenomen is, dan zal me dit te aangenamer wezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Ons slotwoord.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's