Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het doctoraat.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het doctoraat.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Om elke gedachte af te snijden, alsof de Doctoren of Professoren in de Theologie een soort kerkelijk ambt zouden bekleeden in onze Kerken, moet ten slotte nog de aandacht worden gevestigd op de uitdrukkelijke bepaling, die in onze Kerkenorde voorkomt, dat aan hen noch de bediening des Woords noch de bediening der Sacramenten toekomt, zooals in Art:2 onzer Kerkenorde staat.

Reeds de tweede' nationale Synode, die op Nederlandséïren bodem saamkwam, n.l.de Synode van 1578; te Dordrecht gehouden, heeft deze bepaling in de Kerkenorde opgenomen. Aanleiding was daartoe, dat juist toen de Universiteit te Leiden was opgericht en de Kerk.zich dus had uit te spreken aangaande de positie van de professoren in de Theologie. Teekenend nu is, dat onze Gereformeerde Kerken dit geheele vraagstuk in de Kerkenorde behandeld hebben in een afzonderlijk hoofdstuk, dat tót opschrift kreeg: van de Scholen. En niét minder, dat zij hier eerst handelen over de lagere school (Art. 1) en dan over de Hoogere School (Art. 2—6), waaruit blijkt, hoe onze Kerken de lagere en de Hoogere school principieel op één lijn plaatsten en dat zij het professoraat in de Theologie derhalve rekenden als te behooren tot de School, en niet tot de Kerk. Onder deze artikelen over de professoren in de-Theologie komt hier nu het eerst de 'bepaling voor: geen professoren der Theologie zullen mogen prediken noch de Sacramenten bedienen, dan die tot den Dienst des Woords beroepen zijn, (Art. 5.) :

In de latere redacties onzer Kerkenorde, die op de volgende Synoden zijn vastgesteld, heeft men dit afzonderlijk hoofdstuk over de Scholen laten vervallen en de bepalingen, die daarin voorkwamen, grootendeels overgebracht naar het eerste hoofdstuk der Kerkenorde, dat nu'tot opschrift kreeg: over de diensten. Het is wel in verband daarmede, dat nu voor 't eerst (in de Kerkenorde van 1578 geschiedde dit nog niet) onder, deze diensten ook de dièiist* ''d»r~ 'dt)ötdr'en"< 'v& ^xk'smX, 'ém.: 'ZOQdoende dé gelegenheid te hebben al wat vroeger óver cle Scholen bepaald was, thans in, dit hoofdstuk onder te brengen, gelijk, dan ook in Art, 18—21 geschied is. Alleen de verbodsbepaling voor de Professoren in de Theologie .inzake de bediening des Woords en der Sacramenten is uit dit verband losgemaakt en nu voorop geplaatst als Art. 3. Dat de titel »professoren in de Theologie" hier vervangen is door dien van

»Doctor" maakt natuurlijk geen verschil; het bewijst alleen opnieuw, hoe onze Kerkenorde onder deze doctoren nooit anders verstaan heeft dan de Professoren in de Theologie. De bijna woordelijke overeenstemming van beide artikelen wijst dit uit, want Art. 3 onzer Kerkenorde bepaalt: > ^Het zal niemand, alhoewel hij een Doctor, ouderling of diaken is, geoorloofd zijn, den Dienst des Woords en der Sacramenten te betreden zoiider wettelijk daartoe beroepen te zijn".

Opvallend is alleen, dat in deze nieuwe redactie het verbod niet alleen aan de Doctoren of Prpfessoren gegeven wordt, maar dit verbod ook wordt uitgestrekt tot de ouderlingen en diakenen. Allicht zou men daaruit afleiden, dat onze Kerkenorde, door deze drie hier saam te noemen, toch wil doen uitkomen, dat zij het doctorenambt evenals het ouderlingen-en diaken­ s ambt als een kerkelijk ambt beschouwt en deze I w epaling dus alleen gemaakt is ofn vast te tellen, dat aan deze drie overige ambten e bediening des Woords en der Sacramenen niet toekomt, omdat, gelijk ons bevestiingsformule ze'gt, »de ambten altoos onderscheiden moeten blijven». Toch zou deze conclusie niet juist wezen, want het valt niet moeilijk aan te toonen, dat de reden, waarom de Kerkenorde aan de Doctoren (of Professoren) en die waarom zij aan de ouderlingen en diakenen de bediening des Woords en der Sacramenten verbiedt, niet dezelfde is en ook niet wezen kan. Bij de ouderlingen en diakenen, die een kerkelijk ambt hebben, is het motief van dit verbod metterdaad om te zorgen, dat de ambten niet dooreen geward worden, want deze beide ambten hebben met de bediening des Woords niets te maken. Aan de ouderlingen is de taak toebedeeld niet om het Woord te bedienen, maar om de Kerk, te regeercn, en aan de diakenen om de armen te verzorgen. Wanneer een ouderling of diaken toch het Woord en de Sacramenten ging bedienen, zou hij dus buiten zijn ambt gaan. Hier geldt dus metterdaad de reden door ons bevestigingsformulier aangegeven, dat de ambten gescheiden moeten blijven. Het eigenaardig karakter van deze ambten zelf brengt dit mede.

Daarentegen kan dit mïitief niet worden aangevoerd ten opzichte van het ambt der Doctoren, want indien dit een kerkelijk ambt is, dan heeft dit ambt wel degelijk met de bediening des Woords te maken en staat het in dat opzicht met het ambt van predikant op één lijn. Zelfs zou het dan uiterst moeilijk wezen, een wezenlijk verschil tusschen deze beide ambten aan te wijzen, want de taak' en roeping, die onze Kerkenorde in Art. 18 aan deze Doctoren opdraagt, is dezelfde, die volgens ons bevestigingsformulier aan de Dienaren des Woords toekomt. Volgens Artikel 18 onzer Kerkenorde is het ambt of de taak der Doctoren of Professoren in de Theologie toch tweeërlei: vooreerst om de Heilige Schrift uit te leggen en in de tweede plaats om de zuivere leer tegen de ketterijen en dolingen voor te staan. En dat de predikanten ditzelfde te doen hebben, zegt ons bevestigingsformulier uit drukkelijk; ook hun ambt is, de Heilige Schriften uit te leggen en evenzeer om, gelijk het bevestigingsformulier uitdrukkelijk zegt, »met de Heilige Schrift alle ketterijen en dwalingen, die tegen de zuivere leer strijden, te weerleggen.» Was de dienst der doctoren een kerkelijk ambt, dan zou dit ambt feitelijk dus dezelfde taak hebben als het ambt der predikanten, en zou het derhalve een onrijmdheid wezen, op grond, dat de ambten altoos gescheiden moeten blijven, aan de Doctoren den »Dienst des Woords« te verbieden. Ze hebben toch even goed als de predikanten een dienst ten opzichte van het Woord Gods te verrichten. Zelfs zou er dan geen enkele reden wezen, om hun de bediening der Sacramenten te ontzeggen, want Woord en Sacrament mogen immers naar ons Gereformeerd Kerk recht nimmer gescheiden worden. Wie het Woord bedient, heeft daarmede eo ipso ook het recht om de Sacramenten te bedienen. Is het doctorenambt een kerkelijk ambt, dat tot taak heeft, evenals het ambt van predikant, om het Woord voor de gemeente uit te leggen en de ketterijen in de gemeente te wederstaan, dan mag deze bediening van het Woord derhalve ook niet van het Sacrament worden losgemaakt en heeft zulk een Doctor het recht, niet alleen den dienst van het Woord, maar evenzeer den dienst der Sacramenten te verrichten. Het verschil, dat men wel eens gemaakt heeft, dat zulk een Doctor wat dieper zou gaan bij de uitlegging der H. Schrift en de ketterijen wat uitvoeriger zou weerleggen, is slechts een verschil in gtaad of mate, maar is geen essentieel verschil. Hun ambt zou dus feitelijk hetzelfde ambt wezen als van den predikant, alleen maar op ietwat grondiger wijze uitgeoefend. En het zou dan onbegrijpelijk zijn, waarom onze Kerkenorde toch zoo beslist aan deze Doctoren èn den dienst des Woords èn dien der Sacramenten zou verbieden.

Hier komt nog iets bij. Onze Kerkenorde maakt op dezen regel alleen deze uitzondering: tenzij men wettig tot de bediening des Woords geroepen zijn. Bij een ouderling en diaken zou dit bijv, kunnen voorkomen, wanneer ze singuliere gaven voor het predikambt hebben en daarom door den Kerkeraad tot predikant beroepen werden; maar in dat geval zouden ze natuurlijk ophouden ouderling of diaken te zijn. Iemand kan toch in de Kerk niet twee of drie ambten tegelijk vervullen. Een diaken, die tot ouderling verkozen wordt, legt zijn diakenambt neer. En een ouderling, die tot predikant wordt beroepen, houdt op ouderling te wezen. Bij een doctor of professor in de Theologie, die alleen dan het Woord en Sacramenten bedienen mag, wanneer hij een wettige roeping tot het predikambt ontvangt, is er daarentegen geen sprake van, dat hij door zulk een roeping tot het predikambt zijn ambt als doctor verliezen zou. Het feit is vroeger zelfs meermalen voorgekomen, dat een professor tot predikant beroepen werd in de Akademiestad door de Kerk aldaar, zonder dat hij daarom zijn professoraat neerlei. Onze beroemdste hoogleeraren hebben beide diensten tegelijk vervuld. En er is hiertegen nooit eenig bezwaar gemaakt, op grond dat men toch geen twee ambten in de Kerk vervullen kan.

Al deze rnoeilijkheden, waarvoor men komt te staan, wanneer men het doctorenambt als een kerkelijk ambt opvat, vallen echter vanzelf weg, wanneer men heeft ingezien, dat het doctorenambt geen kerkelijk ambt, maar een school-ambt is. Het principieel verschil tusschen beide ambten pringt dan vanzelf in het oog en het ordt tegelijk duidelijk, waarom onze Ker­ kenorde zoo streng handhaaft", dat geen Doctor of Professof het Woord en de Sacramenten mag bedienen, want zulk een Schoolambt kan iemand natuurlijk nooit een kerkelijke bevoegdheid tot de bediening des Woords geven. Dat beide ambten, dat van Doctor en dat van predikant, met het Woord te maken hebben, is derhalve juist, maar het verschil tusschen beide is dan niet gradueel, maar essentieel. De predikant heeft het Woord uit te leggen voor de gemeente, waarin hij als dienaar optreedt; en hij doet dat met de macht en bevoegdheid, die Christus hem als zijn dienaar geschonken heeft, en die men gewoon is de sleutelmacht te noemen. Hijbedienthet Woord in Christus naam en op zijn last. En om dit te kunnen doen, moet hij dan ook wettig door God • en door de gemeente tot dit ambt geroepen wezen ; anders heeft hij de bevoegdheid en macht niet om het Woord te bedienen. . Een doctor of Professor in de Theologie treedt daarentegen niet op in de Kerk, maar in de School; hij legt het Woord niet uit om het toe te passen op de gemeente, maar. om het wetenschappelijk te verlclaren voor zijn leerlingen; en hij doet dat niet met de sleutelmacht, door Christus aan zijn dienaren geschonken, maar alleen met de autoriteit aan zijn ambt als hoogleeraar verbonden, of wil men, met de autoriteit, die hem als man van wetenschap toekomt. Zoo zal het ook duidelijk wezen, waarom beide ambten, al hebben ze beide met de Schrift te maken, toch principieel onderscheiden zijn, en waarom onze Kerkenorde derhalve bepalen kan, dat iemand, al is hij professor in de Theologie, daaraan nooit de bevoegdheid ontleenen kan om het Woord en de Sacramenten te bedienen. Het is ook hier het principieele verschil tusschen Kerk en School, dat door onze Gereformeerde Vaderen steeds geëerbiedigd is geworden, wat tot deze verbodsbepaling aanleiding heeft gegeven. En tegelijk zal het thans duidelijk wezen, waarom van een scheiding tusschen Woord en Sacrament in dit geval geen sprake is. Had een Doctor of Professor in de Theologie een kerkelijk ambt om de Schrift uit te leggen, dan 'zou het ongeoorloofd zijn geweest, hem wel de uitlegging van het Woord, maar niet de bediening der Sacramenten op te dragen. Heeft hij daarentegen een Schoolambt, dan volgt hieruit van zelf, dat hij aan dit Schoolambt niet de bevoegdheid, om het Woord te bedienen, en dus ook niet die om de Sacramenten uit te reiken, ontleenen kan. Zelfs maakt het hierbij geen het minste onderscheid, of zulk een professor in de Theologie door de Synode (of door haar kerkelijke Deputaten) is benoemd, dan wel door Curatoren eener zelfstandige Hoogeschool, want Art. 3 onzer Kerkenorde spreekt het verbod zoo absoluut mogelijk uit. Het zal niemand, lioewel hij Doctor is, geoorloofd zijn, den Dienst des Woords en der Sacramenten te bedienen, zonder wettig daartoe geroepen te zijn.

Natuurlijk wil dit daarom niet zeggen, dat professoren in de Theologie het Woord en de Sacramenten nimmer zouden bedienen rpogen van het oogenblik af, dat zij hoogleeraar geworden zijn. Wanneer ze vóór dien tijd predikant zijn geweest en daarna professor zijn geworden, verliezen zij door hun benoeming tot professor de wettige roeping niet, die zij vóór dien tijd tot de bediening des Woords en der Sacramenten hadden. Ze houden, al worden ze emeritus verklaard, de »eere en naam van een Dienaar des Woords" en daaraan ontleenen ze dan de bevoegdheid, om, wanneer de Kerken hen uitnoodigen, het Woord en de Sacramenten te bedienen. Maar wanneer ze geen predikant zijn geweest, dan hebben zij die bevoegdheid ook niet. Al zal nu in de practijk dit laatste geval zich niet veel voordoen, omdat iemand niet licht tot hoögleeraar zal worden benoemd, die vooraf geen predikant geweest is, toch kunnen dergelijke gevallen in de practijk natuurlijk wel voorkomen, en daarop doelt dan Art. 2 van onze Kerkenorde. Onze vaderen hebben in zulke gevallen aan deze bepaling dan ook steeds scherp de hand gehouden. Zoo is het in de 18e eeuw b.v. geschied, dat iemand tot professor in de Theologie te Utrecht benoemd werd, — zijn naam was Odé — die nooit predikant was geweest, en deze heeft toen bij de classis zich moeten aanmelden met het verzoek om »als proponent", een stichtelijk woord te mogen spreken, maar het Woord en de Sacramenten bedienen, mocht hij niet. Ook onze Kerken mogen, wanneer ze »Hoogleeraren in de Theologie" uitnoodigen om het Woord of de Sacramenten te bedienen, wel aan deze bepaling der Kerkenorde denken en hun niet de bediening des Woords of der Sacramenten opdragen, wanneer zij daartoe niet bevoegd zijn, omdat zij vroeger niet in het predikambt hebben gestaan.

Tevens zal het ten slotte duidelijk wezen, waarom onze Kerken er nooit bezwaar in hebben gezien, dat een professor in de Theologie bovendien als predikant in de Akademiestad werd beroepen en hem dan in deze Kerk de regelmatige bediening des Woords en der Sacramenten werd opgedragen. Zulk een professor vervulde dan twee ambten tegelijk, dat van docter of hoogleeraar en dat van Dienaar des Woords. Ware het professoraat een kerkelijk ambt, dan zou dit moeilijk gaan, want twee kerkelijke ambten kan men tegelijk niet vervullen. Is het professoraat of doctorenambt daarentegen geen kerkelijk ambt, maar een schoolambt, dan bestaat er natuurlijk geen het minste bezwaar tegen, een Professor in de Theologie bovendien tot den predikdienst te beroepen, en kan hij deze beide ambten ook tegelijk vervullen. Evenmirb als men er een bezwaar in zal vinden, dat een Hoogleeraar in de

Literarische faculteit tegelijk in de Kerk het ambt van diaken waarneemt, of dat een Hoogleeraar in de Juridische faculteit tegelijk tot ouderling zou benoemd worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 april 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Het doctoraat.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 april 1914

De Heraut | 4 Pagina's