Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar aanleiding van

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar aanleiding van

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 8 Mei 1914.

Naar aanleiding van wat we onlangs schreven over het verzoek, dat van de Theologische School te Grand Rapids bij Directeuren van de Vereeniging voorHooger Onderwijs inkwam om het candidaatsexamen van deze School te erkennen, merkt Prof. Bouwman in de Bazuin op, dat een dergelijk verzoek ook reeds meermalen door studenten, die te Kampen het candidaatsdiploma hadden gehaald, aan den Senaat der Vrije Universiteit gericht is, op welk verzoek echter steeds afwijzend is beschikt, en dat niettegenstaande dit verzoek in een bepaald geval gesteund werd door een schrijven van de Hoogleeraren aan de Theologische School. Hij meent daarom, dat onze voorstelling, alsof thans eerst de zaak, waarom het hier gaat, in behoorlijken vorm aan de orde is gesteld, niet in overeenstemming is met den eisch der waarheid. Vooral uit de discussie, die vroeger over dit punt tusschen Prof. Dr. H. Bavinck in de Bazuin en Dr. A. Ku)-per in de Heraut gevoerd is geworden, zou z.i. genoegzaam gebleken zijn, dat de Vrije Universiteit destijds niet genegen was haar reglement ten faveure van de Kamper candidaten te wijzigen.

Nu zijn de feiten, waarop Prof. Bouwman wijst, ook ons niet onbekend, en we kunnen er zelfs aan toevoegen, dat dergelijke verzoeken niet alleen door de studenten te ' Kampen, maar evenzeer door de studenten uit Zuid-Afrika en Noord-Amerika meermalen bij den Senaat of de Theologische faculteit zijn ingekomen, maar dat de Senaat hierop steeds afwijzend heeft moeten beschikken, omdat het Reglement, waaraan de Senaat gebonden is, de in-" williging van zulk een verzoek verbiedt. Het maakt daarom ook geen het minste verschil, of zulk een verzoek van deze studenten alleen uitging, dan wel gesteund werd door de hoogleeraren van de betrokken School, want zoolang het Reglement niet gewijzigd werd, kon dit verzoek niet worden ingewilligd. Zelfs mag de vraag gesteld worden, of het niet ietwat bevreemdend is, waar dit reglement niet een geheim stuk, maar voor ieder verkrijgbaar is, dat men toch met zulk een verzoek tot den Senaat, den Rector of de Theologische faculteit zich wendde, terwijl men van te voren toch wel weten kon, dat de Senaat zulk een verzoek niet toestaan kon, gebonden als hij immers is aan de bepalingen van het Reglement.

Het is daarom, dat wij den weg, dien de Theologische School van Grand Rapids insloeg, door zich rechtstreeks tot Directeuren te wenden, met het verzoek om haar candidaatsexamen te erkennen, als den alleen juisten - ^^^ hebben geprezen. Want Prof. Bouwman zal ons wel toestemmen, dat het toch geen gering verschil uitmaakt of een student aan den Senaat om vrijstelling vraagt van een bepaling, waarvan de Senaat geen vrijstelling verleenen kan, dan wel of een officieele corporatie, zooals een Theologische School, tot de bestuurders der Vrije Universiteit het verzoek richt om op dit punt haar reglement te wijzigen. De voorbeelden, waarop Prof. Bouwman zich beriep, bewijzen dus geenszins, dat onze voorstelling bezijden de waarheid was. Indien, hetzij de Generale Synode, hetzij de Curatoren der Theologische. School , te Kampen zich destijds officieel tot Directeuren hadden gewend om erkenning van het candidaatsexamen te vragen, en daarop een weigerend antwoord was gekomen, eerst dan zou onze voorstelling onjuist zijn gebleken. Maareen dergelijk officieel verzoek is destijds tot Directeuren niet gericht, en van een weigering kon derhalve ook geen sprake wezen. Het is daarom volkomen juist gezien, dat Curatoren der Theologische School op de Generale Synode te Zwolle het voorstel hebben gedaan om aan Directeuren de erkenning van het candidaatsexamen te vragen, en we verblijden er ons in, dat thans reeds door meer dan eene classis besloten is een dergelijk voorstel opnieuw ter Generale Synode te brengen. Eerst dan wanneer de Generale S)node dit voorstel aangenomen en tot Directeuren heeft oifergebracht, zal kunnen blijken, of de Vrije ' Universiteit bereid is om het candidaatsexamen van Kampen al of niet te erkennen.

Onze grief was juist, dat men telkens weer in de Pers de voorstelling gaf, alsof de Vrije Universiteit onwillig was gebleken om dit te doen, terwijl dit officieel nog niet gebleken was. Want het feit, waarop Prof. Bouman wijst, dat de redacteur van de Heraut in 1891 van oordeel was, dat een, dergelijk verzoek waarschijnlijk wel niet zou ingewilligd worden, kan natuurlijk niet als tegenbewijs worden aangehaald, omdat dit een persoonlijke uitlating was van den redacteur, maar geen beslissing van de Vrije Universiteit. En in elk geval mocht hieruit niet worden afgeleid, dat thans, meer dan twintig jaar later, de Vrije Universiteft nog onwillig zou wezen, om op verzoek der Generale Synode het candidaatsexamen van Kampen te erkennen.

Wel zou men de vraag kunnen stellen, of het niet wenschelijker ware, gesteld dat de Vrije Universiteit thans van standpunt veranderd was, dat zij dan zulk een verzoek van de Synode niet afwachtte, maar proprio motu haar reglement wijzigde; maar we hebben reeds vroeger de redenen opgegeven, waarom ons dit niet raadzaam voorkomt. De erkenning van het candidaatsexamen moet o. i. rusten op de overtuiging, dat de wetenschappelijke eischen bij dit examen gesteld, voldoende zijn, en deze overtuiging heeft alleen dan vasten grond, wanneer hetzij de betrokken School, hetzij de Synode, waarvan deze School uitgaat, officieel aan de Vrije Universiteit meedeelt, welke waarborgen ze daarvoor geeft, zooals de Theologische School te Grand Rapids dan ook deed. En we kunnen moeilijk aannemen, dat iemand in goeden ernst er iets vernederends in zal zien, wanneer de Generale S}^node een dergelijk verzoek tot de Vrije Universiteit zou richten. Erkenning van examens is nooit een recht, waarop men aanspraak kan maken, maar altoos een gunst, waarom men te vragen heeft. Zelfs de Regeering zou, wanneer ze de examens van de Rijksuniversiteiten door de Vrije Universiteit erkend wilde zien, daarom aan Directeuren moeten verzoeken. Eenige vernedering voor de Kerken schuilt hierin dus allerminst.

Laat ons ten slotte Prof Bouwman nog verzekeren mogen, dat onze opmerking: »men slaakt (in Amerika) geen jammerklachten in de Pers en beschuldigt de Vrije Universiteit niet van allerlei booze dingen* allerminst, gelijk hij meende, bedoeld was als een Seitenhieb op de Theologische School te Kampen, alsof deze School aan zulke euvelen zich schuldig zou hebben gemaakt, omdat haar candidaatsexamen niet door de Vrije Universiteit erkend werd. Onze opmerking sloeg uitsluitend op wat in de Pers geschreven werd, en de redacteuren, wien deze opmerking gold, zullen dezen schoen wel aantrekken. Eer zou de vraag kunnen gesteld worden, of Prof. Bouwman zelf wel de noodige hoffelijkheid tegenover de Vrije Universiteit in acht nam, toen hij aan zijn pen, We zullen maar zeggen, wat onbedacht en overhaast deze woorden ontglippen liet:

Het ligt dus iiii' èen aard van de zaak, dat sedert geen verzoek gedaan werd tot vrijstelling van het candidaatsexamen. Herhaaldelijk gingen de candidaten van de Theol. School naar Amsterdam om aan de V. U. te promoveeren, maar allen moesten zij het candidaatsexamen overdoen. Daaruit werd nu geboren de al sterker en op den duur niet tegen te houden drang, om aan de Theol. School de gelegenheid te openen, te kunnen promoveeren.

Sedert is men aan de V. U. meer toeschietelijk geworden. Tenminste Dr. H. H. Kuyper schreef in De Heraut, dat, als er thans een verzoek kwam van de kerken, dit wel succes zou hebben. De kerken moeten maar komen vragen.

Misschien is het niet zoo kwaad bedoeld, maar er ligt in deze woorden niet onduidelijk de insinuatie opgesloten, alsof de Vrije Universiteit, die vroeger onverzettelijk op haar standpunt stond, thans eerst soepel en toegeeflijk zou geworden zijn, uit vrees! dat anders de Theologische School het promotie-recht zou krijgen. Mogen we hiertegenover ter wille van de eere der Vrije Universiteit opmerken, dat het vraagstuk van de erkenning van het candidaatsexamen heusch niet alleen en zelfs niet in de voornaamste plaats de candidaten van Kampen raakt, maar evenzeer en nog meer de candidaten uit Zuid-Afrika en Noord-Amerika, wier getal dat van Kampen verre overtreft. Waar de eisch van een hernieuwd candidaats-examen ook voor deze buitenlandsche studenten geen gering struikelblok bleek te zijn, en zelfs het gevaar dreigde, dat deze studenten daarom naar andere Hoogescholen zouden gaan, waar grootere faciliteiten verleend worden, is het toch heusch niet zoo onbegrijpelijk, dat geheel afgescheiden van de actie, die thans in de Gereformeerde Kerken gevoerd werd om aan de Theologische School het pro­ • motie-recht te verkenen, in den boezem der Theologische faculteit 'meermalen de vraag besproken is, of hier geen uitweg te vinden ware. En evenzeer spreekt het wel van zelf, . dat waar de saamstelling dezer Faculteit sinds 20'jaar geleden zoo belangrijk gewijzigd is, ook andere opvattingen zich hebben doen gelden. Kieschheid verbiedt ons natuurlijk hieromtrent in het publiek verdere mededeelingen te doen; maar deze beide opmerkingen zullen wel voldoende wezen, om ieder te doen zien, hoe onjuist de voorstelling is, alsof de Vrije Universiteit eerst sedert de actie voor het promotierecht der Theologische School zoo sterk werd, geneigd zou zijn geworden water in haar wijn te doen. Eer zouden we zeggen, dat het voorstel van Curatoren op de Synode te Zwolle om van de Vrije Universiteit de erkenning van het candidaatsexamen te vragen op poene, dat wanneer dit geweigerd werd, de SMiode haar School zelf het promotierecht zou schenken, zeker niet de meest wenschelijke vorm was, om een gunstig oor voor dit verzoek te vinden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Naar aanleiding van

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's