Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het doctoraat.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het doctoraat.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIII.

Het Gereformeerde beginsel eischt een Gereformeerde Universiteit.

Noch een kerkelijke kweekschool, hoe uitnemend ook ingericht voor de opleiding der predikanten, noch een op zich zelf staande Theologische faculteit, waar de wetenschap meer om zich zelf beoefend wordt, kan daarom voldoen aan den eisch van het echt Gereformeerde leven. Overal waar dat Gereformeerde leven zich geopenbaard heeft, in Zwitserland, in Duitschland', in Nederland, in Schotland heeft men zich daarom niet tevreden gesteld met het stichten van kerkelijke kweekscholen of theologische faculteiten, maar gezorgd, dat er Gereformeerde hoogescholen kwamen, waar heel de wetenschap naar Gods Woord onderwezen werd. En de aandrang daartoe ging niet uit van de Overheid, maar van de Gereformeerde Kerk en haar leiders. Te Geneve was het Calvijn, die de geestelijke vader en de eigenlijke stichter der Akademie was. In Schotland is het geheele plan van de reformatie der Universiteiten aan John Knox te danken. En zelfs de Hugenoten in Frankrijk hebben het Gereformeerde ideaal, dat er Gereformeerde Universiteiten moesten komen, nooit prijs gegeven, ook al waren hun krachten te gering om dat ideaal in vollen zin te verwerkelijken.

En evenzeer staat het vast, dat nooit ofte nergens door de Gereformeerden er aan gedacht is, de Theologie van deze Gereformeerde Universiteiten uit te sluiten en haar aan de Kerk, als een aan haar alleen toekomende wetenschap toe te wijzen. Integendeel, hoewel deze Universiteiten nergens door de Kerk gesticht zijn en de Gereformeerden zelfs principieel aan de Kerk het recht ontzegden om zulk een Universiteit te stichten, hebben ze toch altoos de Theologie aan deze Universiteiten ten nauwste verbonden, haar onder de andere faculteiten een plaats der eere toegekend, en haar zelfs als kern en middelpunt beschouwd van heel de wetenschap. En dat niet alleen uit wetenschappelijk oogpunt, maar evenzeer met het oog op het practisch belang van de opleiding tot den Dienst des Woords. Hoofddoel bij de stichting van de Akademie te Geneve was naar Calvijn's eigen getuigenis in de eerste plaats, om bekwame dienaren voor de Kerk te verkrijgen.

Rustig zullen we dan ook afwachten, of op dit punt eenig afdoend tegenbewijs wordt geleverd. Niet de vraag, of in vroeger dagen deze Hoogescholen door de Overheid zijn gesticht en onderhouden, en of thans deze Hoogescholen door een particuliere vereeniging mogen opgericht worden, is de vraag, die het geding beheerscht. De vraag, waarom het principieel gaat, is deze, of men tevreden mag wezen met een kerkelijke kweekschool, waar de Kerk voor de opleiding van haar prediknten zorgt, dan wel of het Gereformeerde beginsel eischt dat er een Gereformeerde Universiteit zal zijn, waar heel de wetenschap naar Gods Woord onderwezen wordt. Dat is het hart der quaestie. En op dit punt zijn we zeker, dat niemand, die de historie van ons Calvinisme kent, ons ongelijk zal geven, wanneer we als onwraakbaar getuigenis van het verleden onzer Gereformeerde vaderen uitspreken, dat ze nooit met de oprichting van kerkelijke kweekscholen tevreden zijn geweest, tnaar steeds en overal de oprichting van Gereformeerde Universiteiten hebben geëischt.

Dat we hierin nu niet alleen te doen hebben met een historisch feit, maar dat in dit historisch feit een Gereformeerd beginsel zich uitspreekt, valt niet moeilijk aan te toonen.

Wel niemand zal loochenen, dat een der grondbeginselen van de Gereformeerde Theologie is de absolute Souvereiniteit Gods. Niet de redding van den zondaar zooals bij Luther, ook niet het belang van de Kerk, zooals bij Rome, maar de eere Gods is voor den echten Gereformeerde steeds het hoogste doel geweest. Vandaar dat de vraag, van hoeveel belang ze ook wezen moge, hoe de Kerk het beste aan geschikte predikanten kan komen, voor den Gereformeerde nooit de hoofdzaak mag wezen. Waar hij in de eerste plaats opkomt voor de verheerlijking van Gods naam, daar kan hij niet volstaan met een kerkelijke kweekschool, maar moet hij wel eischen, dat op heel het gebied der wetenschap weer aan God den Heere de eere worde toegebracht. In de eerste bede van het Onze Vader ligt daarom niet alleen het bestaansrecht, maar de eisch, dat er een Gereformeerde Hoogeschool komen zal, opgesloten. Deze bede wil toch naar de schoone uitlegging van onzen Catechismus zeggen: Geef ons eerstelijk dat wij U recht kennen en U in al uwe iverken, in welke uw almacht, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid Waarlijk schijnen, heiligen, roemen en prijzen. Deze bede nu geldt niet alleen voor elk kind van God in zijn dagelijksch leven, maar ook voor den man van wetenschap. Een natuurwetenschap — Calvijn heeft het zoo scherp uitgedrukt — die alleen de natuur onderzoekt, maar die in de natuur niet Gods werk ziet en daarin Zijn Almacht en Wijsheid bewondert, is een uitvinding van den duivel (inventio diabolica). Tevreden te willen zijn met de openbaring, die God in Zijn Woord ons schonk, daaruit de rechte kennisse Gods af te leiden en voorts de wetenschap aan de wereld en het ongeloof over te laten, zou daarom zonde wezen tegen God. Wanneer Christus zegt: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde, dan eischt hij, wiens eenig doel was God te verheerlijken, daarmede alles op, ook de wetenschap, opdat door Hem het van God afgevallen schepsel, weer tot zijn oorspronkelijke en heerlijke bestemming om God te verheerlijken, worde teruggevoerd. En waar Christus deze souvereiniteit, die op elk terrein en elk gebied des levens hem geschonken is, bij zijn hemelvaart proclameert, daar mag wie als onderdaan Hem trouw heeft gezworen en voor Christus' koninklijk regiment opkomt, ook niet rusten, voordat elk terrein en elk gebied van ons menschenleven, en dus ook de wetenschap, weer onder zijn regiment is teruggebracht. Daarom gaat het Gereformeerde beginsel lijnrecht in tegen de Doopersche beschouwing, die de wereld, de politiek, de kunst, de wetenschap aan haar lot wil overlaten en alleen in mystieke vroomheid, in broederlijk samenleven der geloovigen, in de praktijk der godzaligheid de kracht van het Christelijk leven zoekt. Het Calvinisme was nooit Doopersch, maar katholiek; het eischt al de gaven en talenten, het eischt politiek en kunst, het eischt school en wetenschap voor God den Heere op. En met dat echt katholieke en echt Gereformeerde beginsel vloekt het, wanneer Christus Kerk tevreden zou wezen met een theologische kweekschool voor de opleiding van haar predikanten, en niet zou eischen, ' dat er een Gereformeerde Hoogeschool komt, die voor heel het gebied der wetenschap weer de eere Gods handhaven zal.

Niet minder vloeit de eisch van zulk een Gereformeerde Hoogeschool voort uit de Gereformeerde beschouwing van de ver-

houding tusschen luititur en genade, tusschen het werk van den Vader en van den Zoon. De genade ia volgens de Gereformeerden niet een nieuwe schepping, die los naast de natuur komt te staan, maar ze is altoos herschepping, zeparatio naturae, herstel van de door de zonde bedorven natuur. De Zoon, door wien dit , werk der genade tot stand komt, is niet gekomen om het werk des Vaders, dat in de schepping geschonken is, te niet te doen, maar om dit scheppingswerk te redden, en tot zijn oorspronkelijke bestemming terug te brengen, Van de valsche scheiding, het dualisme, tusschen natuur en genade, wereld en kerk, de wetenschap en de theologie, wil de Gereformeerde daarom niets weten, Christus zelf heeft het tot zijn jongeren gezegd : gij zijt het licht en het sout der wereld, en zooals het licht niet onder een koornmaat verborgen mag worden, maar moet uitgedragen worden om het donker te verdrijven; zooals het zout niet in een vat mag bewaard, maar met het voedsel moet vermengd worden om het bederf te weren; — zoo is de heilige roeping van Gods volk om het licht hun geschonken, en-het zout hun toebetrouwd, te doen inwerken op de wereld. Dat licht en dat zout nu is niet anders dan Gods heilig Woord, de openbaring door Christus ons geschonken. Dat licht op te sluiten in een Theolog«-che kweekschool, in plaats van het uit te dragen in de School der wetenschap en met dat licht heel de wetenschap te bestralen, gaat dus lijnrecht in tegen Christus woord. De profetische roeping, die de Theologie heeft, om uit Gods woord de schatten van Goddelijke wijsheid en kennis op te graven en die te doen schitteren voor ons aller oog, kan de Theologie nooit behoorlijk vervullen, wanneer ze buiten de School der wetenschap wordt gesloten. Men kan wel zeggen, dat de Theologie deze taak ook aan een kerkelijke kweekschool %'ervullen kau doordat haar beoefenaars wetenschappelijke werken schrijven en uitgeven, en tot op zekere hoogte is dit ook niet onjuist. Maar dit geschiedt dan toch altoos uiterst gebrekkig en onvolkomen. De ervaring heeft dan ook in alle tijden geleerd, dan wanneer de Theologie in een kerkelijke kweekschool werd opgesloten en de Universiteiten van een Theologische faculteit worden beroofd, het droeve gevolg daarvan is, dat de mannen der wetenschap met deze Theologie al spoedig geen rekening nieer hielden en de wetenschap steeds verder begon af te wijken van Gods Woord. Een levend en organisch verband tusschen de Theologie en de andere wetenschappen, zooals dit alleen aan een Universiteit mogelijk is, is daarom de door God gewilde verhouding. De Theologie wordt daardoor bewaard voor afsterving en versteening; ze ondergaat voortdurend den invloed der andere wetenschappen en ze wordt tegelijk op haar beurt geprikkeld om het licht van Gods Woord te zoeken ook voor die vragen, die deze andere wetenschappen haar stellen. Zoo alleen, in het geheel der wetenschappen ingelijfd, daarmede ten nauwste verbonden, kan ze de hooge en heerlijke roeping vervullen, die God haar schonk.

Dar er in de plaatsing van de Theologie aan de Universiteit ook een gevaar schuilen kan, omdat van de andere wetenschappen, vooral wanneer-deze door ongeloovige mannen beoefend worden, een verkeerde invloed op de Theologie kan uitgaan, ontkennen we daarom niet, en de historie onzer Landshoogescholen heeft dat helaas wel geleerd. Maar vooreerst ontkomt men dit gevaar toch niet, door de Theologie in een kerkelijke kweekschool te isoleeren, want wanneer de mannen, die daar onderwijs geven, werkelijk mannen van wetenschappelijken aanleg zijn, kunnen ze zich niet hermetisch afsluiten van de algemeen wetenschappelijke richtingen van hun tijd, - en ondergaan ze toch min of meer den invloed dezer stelsels. Feit is dan ook, dat op meer dan een van deze kerkelijke kweekscholen in het buitenland de hoogleeraren niet minder ver van de belijdenis der Kerk zijn afgeweken, dan de hoogleeraren aan de Universiteiten. Indien men dit gevaar wilde voorkomen, zou de Kerk eigenlijk aan deze hoogleeraren moeten verbieden, van de wetenschap in het algemeen kennis te nimen, en een index moeten opstellen van verboden boeken, die noch de hoogleeraren noch de studenten van dit seminairie mochten lezen of gebruiken. Zelfs de Roomsche Kerk heeft dit echter niet aangedurfd; het lezen van kettersche boeken verbiedt ze wel aan de leeken, maar niet aan de hoogleeraren die aan haar seminaria zijn verbonden. En een Gereformeerde Kerk zou nog veel minder tot zulk een maatregel kunnen of mogen besluiten. Inde tweede plaats dreigt zulk een gevaar zeker, wanneer de Theologie optreedt aan een Hoogeschool, waar de andere wetenschappen door ongeloovige mannen beoefend worden, maar niet aan een Universiteit, die voor al hare faculteiten op den grondslag der Gereformeerde beginselen staat en waarvan ieder hoogleeraar een geloovig Christen is, die juist tracht voor zijn wetenschap de ordinantiën Gods op te sporen en te handhaven. Maar ook al ware het zoo, dat uit de plaatsing der Theologie aan een Universiteit dit gevaar voortvloeide, dan is dit hetzelfde gevaar, dat elk kind Gods dreigt, wanneer het zich niet in een klooster opsluit, maar in de wereld optreedt om daar God te dienen. Nu heeft Christus nooit aan zijn discipelen geboden om tot wereldmijding en wereldvlucht de toevlucht te nemen: Hij heeft ze uitgezonden midden in de wereld om daar zijn getuigen te zijn, en gebeden tot zijn Vader in het hoogepriesterlijk gebed, niet dat God hen uit de wereld zou wegnemen, maar dat Hij ze in de wereld bewaren zou. En waar we ook hier niet wijzer moger zijn dan Christus onze, I^eermeester, maar alleen naar zijn Woord te handelen hebben, daar - moet het gevaar, dat in deze aanraking met de wereld schuilt, wel ons bewegen om dubbel op onze hoede te wezen en te vuriger te bidden, dat God ons beware voor den zondigen invloed, die van de wereld uitgaat, maar het mag nooit ons er toe leiden, om onze roeping prijs te geven, dat we een licht en sout der wereld zullen zijn. En datzelfde, wat elk Christen aangaande zijn plaats en roeping in de wereld belijdt, geldt ook van de Theologie. Ze kan geen zuurdeeg wezen, dat de drie maten meels doorzuurt, of ze moet ook optreden aan de School der wetenschap en haar invloed op heel de wetenschap doen gelden.

Natuurlijk zou er over de Gereformeerde beginselen, die hierbij in het spel zijn, nog veel meer te zeggen wezen. Maar hetgeen we hier kort hebben aangestipt is wel voldoende geweest, om duidelijk te maken, waarom het waarlijk niet een toevallig feit is; ook niet een nawerking van vroegere historische toestanden, gelijk men wel beweerd heeft, maar veeleer de innerlijke drijfkracht van het Gereformeerd beginsel zelf, die gemaakt heeft, dat onze Gereformeerde vaderen geen kerkelijke kweekscholen hebben gesticht en daarin de Theologie hebben opgesloten, maar steeds gezorgd hebben, dat er Gereformeerde Universiteiten kwamen, waar ook dé Theologie haar eigen plaats kreeg.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Het doctoraat.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's