Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het doctoraat.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het doctoraat.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVII (Slot).

De door God gestelde grenzen in het even mag de Kerk niet uitwisschen. Dat is het echt Gereformeerde beginsel, dat door onze vaderen tegenover de Roomsche Kerk is gehandhaafd. Waar de Roomsche Kerk alleen opkomt voor de belangen der Kerk, altoos er op uit is, de macht der Kerk uit te breiden en alle terreinen des levens aan de Kerk wil onderwerpen, daar zijn onze Gereformeerde vaderen opgekomen voor de Souvereiniteit Gods en hebben ze uit diepen eerbied voor die Souvereiniteit Gods, die de levenskringen indeelde en aan elk zijner schepselen zijn eigen levenswet schonk, aan de Kerk de bevoegdheid ontzegd om op het gebied van de School der wetenschap als gezaghebbende op te treden, hetzij door Universiteiten te stichten, hetzij door aan deze Hoogescholen het promotierecht te verleenen. Noch het verleenen van zulke wetenschappelijke titels zelf, noch het toekennen van de bevoegdheid om zulke wetenschappelijke titels te verleenen, behoort tot de taak en roeping der Kerk. Het zou daarom een zeer ongereformeerde daad wezen, een daad, die lijnrecht zou indruischen tegen de Gereformeerde beginselen, wanneer de Synode toch zulk een bevoegdheid zich aanmatigen ging.

Als laatste bezwaar zij hieraan toegevoegd, dat nog afgezien van de vraag naar de bevoegdheid der Synode om dit promotierecht toe te kennen, het ook uit wetenschappelijk oogpunt een zeer bedenkelijke zaak zou wezen, wanneer een Theologische School, die geheel los en op zich zelf staat, dit promotierecht ging uitoefenen. Wel is er geen geschreven wet, die dit verbiedt, en kan elke school wetenschappelijke titels naar willekeur uitdeelen, maar wie deze wetenschappelijke titels hoog wil houden en ze niet tot een aanfluiting en bespotting bij de wetenschappelijke wereld wil maken, heeft toch rekening te houden met 'de eischen, die èn de historie èn de algemeene usantie voor het verleenen dezer titels stellen. En des te meer geldt dit voor de Theologie, omdat juist deze wetenschap er steeds op uit is geweest, om de doctorstitel hoog te houden en hem niet dan in gevallen van werkelijke wetenschappelijke bekwaamheid toe te kennen. Juist omdat voor kerkelijke ambten de doctorstitel niet geëischt wordt, zooals voor andere betrekkingen in de maatschappij, hebben de Theologische faculteiten vooral in het buitenland dezen wetenschappelijken graad slechts zelden toegekend en er steeds voor gewaakt, dat de graad van Doctor in de Theologie niet een sieraad der ijdelheid werd. Hoe licht anders de beteekenis van den doctoralen titel beneden het wetenschappelijk peil daalt, ziet men in Amerika, waar de meest onbeduidende scholen en schooltjes doctorsdiploma's uitreiken, die soms zelfs tegen geld te koop zijn en wier waarde op de wetenschappelijke markt met scheurpapier gelijk staat. In Amerika zelf begint hier reeds verzet tegen te komen en hebben de voornaamste Universiteiten zich verbonden om geen andere doctorstitels te erkennen, dan die van bekende Universiteiten afkomstig zijn. En het zou waarlijk niet voor de Gereformeerde Kerken in Nederland pleiten, wanneer ze in een land, waar de wetenschappelijke titels altoos op hoog peil werden gehouden, gingen meewerken om de waarde dezer titels te verlagen.

En dit zou metterdaad geschieden, wanneer de Generale Synode het promotierecht ging toekennen aan haar Theologische School; want tot dusverre gold als algemeene regel, dat deze graden alleen konden verleend worden door deri Senaat eener Universiteit, maar niet door een Theologische School en zelfs niet door een Theologische faculteit, ook al was deze met een Universiteit verbonden. In onze wet op het Hooger Onderwijs wordt eerst in Artikel 136 gezegd, dat de examens worden afgenomen door elke faculteit, maar volgt daarna in Artikel 137, dat de toekenning van den doctoren graad alleen geschiedt door den Senaat. De promotie tot doctor geschiedt dan ook aan geen enkele Nederlandsche Universiteit, ook niet aan de Vrije Universiteit, door de betrokken Faculteit alleen en op haar gezag, maar geschiedt altoos door of namens den Senaat als representeerende het geheele corpus der Universiteit. En dat dit volstrekt niet alleen een Nederlandsche usantie is, maar nog algemeen als regel wordt beschouwd, blijkt uit wat het bekende Handbuch dergelehrten Welt Minerva 1911, Band I p. 7 aangaande Duitschland mededeelt, dat »die Doktorgrade von den Fakultaten unter der Aütoritat der gesammten Universitat verliehen werden*. Dat de medewerking van den Senaat practisch bij onze Rijksuniversiteiten zich daartoe beperkt, dat de Rector en Ab-actis de promotie bijwonen, doet aan de zaak zelve niet af. De doctorsgraad wordt verleend op gezag van de geheele Universiteit; het doctorsdiploma draagt, het zegel van de Hoogeschool en

wordt door den Rector geteekend en staat op naam van de Universiteit. En eerst wie zulk een Universiteits-diploma verkregen heeft, geldt in wetenschappelijke kringen als bevoegd en gerechtigd om den wetenschappelijken doctorstitel te voeren.

Zoo sterk geldt deze regel nog altoos in Europa, dat tot dusver nog niet één Theologische School, ze mogen dan Seminarie, College of Faculté de Théologie heeten, zich het recht heeft aangematigd om op eigen naam den doctoralen graad te verleenen. We hebben met opzet het genoemde Handbuch der gelehrten Welt, dat in zijne uitgave van 1911 een uitvoerig"' overzicht van alle Universiteiten en andere Scholen geeft, en daarbij vermeldt welke graden daar verleend worden, er eens op nagezien, en overal werd vermeld, dat de Theologische Scholen geen anderen graad verleenen dan dien van baccalaureus in de Theologie, d. w. z. den graad, dien wij bij ons candidaat noemen. Wat Duitschland aangaat, spreekt het volgende voorbeeld wel het sterkst. In Munster werd in 1771 een Universiteit gesticht met vier faculteiten, in 1818 werden twee dezer faculteiten opgeheven en bleef alleen' de Theologische faculteit over met de literaire propaedeuse; het promotierecht verviel toen ook en de Universiteit werd een Theologische School. Eerst in 1902, toen de School weer werd uitgebreid door bijvoeging van een juridische faculteit, werd de School opnieuw onder de Universiteiten opgenomen en kreeg ze dientengevolge ook weer het promotierecht. In Engeland en Schotland verleenen de Colleges of Seminaria van de Vrije Kerken, die naast de Staatsuniversiteiten zijn opgericht, geen hoogeren graad dan dien van B. T., d. w. z. van baccalaureus in de Theologie, maar niet een dezer colleges denkt er aan haar leerlingen tot doctor in de Theologie te promoveeren. Het eenige, wat hier voorkomt, is dat een College, wanneer het een bijzonder knappen student heeft, dien aanbeveelt aan de Universiteit om hem den doctorstitel te verleenen. In Zwitserland heeft men naast de ofificiëele Universiteiten drie Facultés de Théologie libres, twee door de Eglise libre in Zwitserland opgericht, nl. die te Lausanne en te Neuchitel, en een die van een particuliere vereeniging uitgaat te Geneve, maar ook hier is de hoogste graad die van baccalaureus. In Oostenrijk heeft men te Weenen een Evangelische faculteit, die reeds in 1819 opgericht werd, maar deze faculteit heeft eerst in 1861 het promotierecht gekregen, toen ze door de Regeering erkend en in het universitair verband werd opgenomen, waarom ze dan ook nu den titel voert van Kon. Kais. ev. Facultat. In Hongarije, waar men tal van theologische scholen heeft, vaar de predikanten worden opgeleid, bezit geen dezer scholen het promotierecht; wie den doctorstitel wil verkrijgen, gaat naar Weenen of naar een buitenlandsche Universiteit. Hetzelfde geldt van Zuid-Afrika, waar de beide theologische scholen nog nooit, het doctoraat hebben verleend, maar wier leerlingen naar Europa gaan om den doctorstitel te verkrijgen. En tot op zekere hoogte geldt dit ook van Amerika, want de Theologische school te Grand Rapids, die van de Christelijke Gereformeerde Kerk uitgaat, evenals het Seminarie van de Presbj-teriaansche Kerk, dat naast de Princeton Universiteit staat, hebben .nog nimmer eigen leerlingen tot doctor in de Theologie gepromoveerd. Het zou daarom wel zeer bedenkelijk wezen, wanneer onze Synode, in afwijking van hetgeen overal elders regel is, aan haar school het promotierecht ging verleenen. Andere Kerken, die in beteekenis en invloed zeker niet voor onze Gereformeerde Kerken onderdoen en Theologische scholen bezitten, wier wetenschappelijk karakter hoog genoeg staat, hebben toch steeds de bescheidenheid in acht genomen, dat ze zich niet een recht aanmatigden, dat omnium consensu alleen aan de Universiteiten toekomt. En het zou een res mali exempli, d. w. z. een zeer slecht voorbeeld wezen, wanneer onze Synode deze bescheidenheid uit het oog verloor en doen ging, wat niet een andere Protestantsche Kerk ooit heeft gedaan. Een slecht voorbeeld, dat wellicht straks navolging zou kunnen vinden, niet alleen in ons land bij de Christelijk Gereformeerde Synode, die dan formeel met evenveel recht haar seminarie deze bevoegdheid zou kunnen toekennen, maar ook in het buitenland bij die Gereformeerde Kerken, die nu vaak ten koste van veel tijdverlies en gelduitgaven hare zonen naar Nederland zenden om daar den doctorstitel te halen. Waarom, gesteld dat onze Synode het voorbeeld geeft, zouden de beide Gereformeerde Kerken in Zuid-Afrika en de Gereformeerde Kerk in Noord-Amerika dit voorbeeld dan niet volgen ?

Wat de Hoogleeraren van de Theologische School-in hun rapport op de Amsterdamsche Synode ingediend, dan ook aanvoeren, om dit promotierecht door een Theologische School te verdedigen, snijdt ten deele geen hout en is ten deele een beroep op een exceptioneelen toestand, waaruit zeker geen regel kon worden afgeleid. Het feit, dat in heel Europa en juist bij die volkeren, waar de wetenschap het hoogst staat, de theologische scholen geen promotierecht uitoefenen, maar dit uitsluitend het privilegie is van de Universiteiten, wordt verzwegen. Maar wel wordt alle kracht gezocht in het wijzen op enkele vakscholen, die buiten het universitair verband staan en toch dit promotierecht uitoefenen, en dan in het voorbeeld van de Theologische faculteit van Montauban in Frankrijk, die het promotierecht wel bezit.

Wat nu het eerste feit betreft, is het zeker waar, dat in onze dagen een nieuw instituut van Hoogeschool is opgekomen. zoowel in' ons land als daarbuiten, waar ook de doctorstitel wordt verleend. Zoo heeft men bij ons de technische Hoogeschool , te Delft, waar ingenieurs worden opgeleid, de Landbouw Hoogeschool te Wageningen, en als jongste de Handels-Hoogeschool te Rotterdam, Ook in het buitenland vindt men zulke technische hoogescholen; te Antwerpen heeft men zelfs een hoogeschool om op te leiden voor handelsconsuls, en ook daar wordt de doctorstitel verleend. Intusschen voelt ieder toch wel, dat het niet aangaat zulke vakscholen voor handel, landbouw enz. op een lijn te stellen met een Theologische faculteit. Een Theologische faculteit is geen vakschool, maar een wetenschappelijk instituut, en staat niet met een Landbouwhoogeschool op een lijn, maar wel met de literaire, juridische en natuurkundige faculteit. Was nu aangetoond, dat tegenv/oordig ook de algemeene gewoonte was ingeslopen, om deze faculteiten, die dusver de eigenlijke Universiteit vormen, buiten het universitair verband, zelfstandig, te laten optreden en haar dan het promotierecht toe te kennen, zoo zou het bewijs eenige waarde hebben gehad. Maar een beroep op deze technische vaksscholen is een metabasis eis allo genos, gelijk mee het noemt, of wil men, het is een vergelijking van geheel ongelijksoortige grootheden. Ook al ware dit voorbeeld echter juist gekozen, dan zou daaruit zeker niet volgen, dat deze splitsing, oplossing en ontbinding van de - Universiteiten in vakscholen voor ons een navolgenswaardig voorbeeld zou wezen. De oude idee van de Universiteit, waarin de eenheid der wetenschap zich uitpreekt, moet op Gereformeerd standpunt juist hoog worden gehouden.

En nog ongelukkiger dan dit beroep op de technische vaksscholen te Delft, Gent en Luik, is het beroep, dat de hoogleèraren doen op de Theologische faculteit van Montauban. Deze faculteit was nl. van 1809 tot 1906-geïncorporeerd in de U7iiversiteit van Toulouse en heeft als zoodanig het promotierecht in de Theologie verkregen en uitgeoefend. In 1907 is hierin zeker verandering gekomen, omdat de Regeering in Frankrijk toen aan de Staatsuniversiteiten allé Theologische faculteiten heeft opgeheven en daardoor ook het verband tusschen deze Theologische faculteit en de Universiteit te Toulouse verbroken is geworden. Ze staat thans metterdaad geheel op zichzelf en alleen. Maar dat is te wijten aan de Regeering, die in haar haat tegen Kerk en Theologie, de Theologie zelfs geen plaats meer aan de Universiteit gunnen wilde. En dat de Theologische faculteit toen haar eenmaal verkregen recht niet heeft opgegeven, kan toch waarlijk niet als een bewijs gelden, dat men ook in de Fransche Protestantsche Kerk het als een recht der Kerk beschouwt, om aan een Theologische kweekschool het promotierecht te verleenen. Bovendien mag men bij dit ééne voorbeeld van een Theologische faculteit, die buiten het Universitair verband het promotierecht uitoefent, niet vergeten, dat de geheele toestand van het Hooger onderwijs in P'rankrijk een anomalie is en met geen enkel land in Europa is te vergelijken. Eigenlijke Universiteiten in onzen zin bezit Frankrijk zelfs niet. Napoleon heeft met zijn centraliseerenden geest alle bestaande Universiteiten opgeheven, of liever nog, ze saamgesmolten tot één groote Universiteit, die over heel het land zich uitbreidde en op verschillende plaatsen faculteiten had. En wel is de Regeering later hierop terug gekomen en zijn de Universiteiten ten deele weer hersteld geworden, maar toch in geheel anderen vorm, dan dien ze in Engeland, Duitschland, Zwitserland, Nederland enz. hebben. Een beroep op zoo gansch exceptioneele toestanden versterkt niet, maar verzwakt juist het bewijs.

Laat ons aan het slot van deze artikelenreeks nog een ding hieraan mogen toevoegen.

Men heeft gezegd, dat het vooral in het belang der Kerk toch zoo wenschelijk was, dat haar school ook doctoren in de Theologie kweeken kon.

Let dan op hetgeen Calvijn heeft gedaan.

Te GenèVe heeft hij een Hoogeschool opgericht, die in de eerste plaats tot do had een seminarium ecclesiae, een kweekschool voor de Kerk, te zijn. Maar zoolang deze school alleen uit een Theologische faculteit bestond en nog niet tot een Universiteit was uitgedijd, hebben noch Calvijn noch zijne navolgers er aan gedacht, deze Theologische faculteit het promotierecht te verleenen.

Dat lag zeker niet daaraan, dat deze school te onbeduidend was of haar hoogleeraren niet genoeg wetenschappelijken naam hadden.

Ze telde haar leerlingen niet bij tientallen, gelijk onze Theologische School, maar bij honderdtallen, en deze leerlingen stroomden uit heel Europa toe. Aan haar gaven de beroemdste theologen onderwijs, en de getuigschriften door deze School afgegeven aan het einde van de studie, golden riieer in waarde dan de doctorsdiploma's der Universiteiten. En aan deze school is opgeleid een geslacht van predikanten, die in alle Gefeformeerde Kerken met eere gediend hebben en de leiders der volkeren geworden zijn.

Toch heeft Calvijn in bescheidenheid er nooit aan gedacht, aan deze school, zoolang ze alleen een Theologische faculteit was, het promotierecht toe te kennen. Eerst toen de school zich uitbreidde - en naast de Theologische ook een Literarische en Juridische faculteit verrees, is om dit promotierecht verzocht niet bij de Kerk, maar bij de Overheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juli 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Het doctoraat.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juli 1914

De Heraut | 4 Pagina's