Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leeestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leeestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. LAMMERT J. HULST. DRIE EN ZESTIG JAREN PREDIKER; GEDENKSCHRIFTEN. Kampen. J. H. Kok. —.1913. •

V.

En nu ièn slötfe over den'keer in zijn theologisch denken ten aanzien van de Verbondsopvatting. "

Tusschen dezen keer en dien anderen, de keer in zijn wijze van preeken, bestaat een analogie of overeenkomst.

Voor beiden was de aanleiding een zuiver practische overweging 5 was de oorzaak de, met zijn opleiding en zijii staan in het bedrijvende en niet óok in het beschouwende leven, - saamhangende denkfunctie; en eindelijk, gelijk de keer in zijn preek-methode alleen zijn homiletisch —, zoo raakte de keer ten aanzien van de Verbondsopvatting " alleen zijn theologisch denkeui " ^: ; . ? - ' . - -.• ' - '•

Te BIRDAARD overweegt hij, dat zijn eenzijdig onderwerpelijk —, zijn enkel »bevinding"-preeken zijn. hoorders niet leert. Had hij zich toen de vraag gesteld; wat is 'n preek en daarover nagedacht en doorgedacht, tot hij er een zijn verstand en, gemoed bevredigend antwoord op had gevonden, hij zpu waarschijnlijk straks niet tot een eenzijdig-voorwerpelijken prediker zijn geworden. Zonder zich echter op: deze vraag te bezinnen, stelt hij zich terstond deze andere : hoe moet ik prèeken; om mijn hoorders kennis bij te brengen/ Het' resultaat van deze bezinning is, dat hij, met; onderdrukking van zijn eigen religieus_-gemoedsleven, van »de tot instinct bij haar gewor, d^n mystiek", zich voortaan in zijn prediking bepaalt tot «niets meer" dan »eei} bloot leggen voor het verstand zijner hoorders" van Moginatische waarheden.

En toch is Ds. HULST, met zijn diep, aan alle vrouwelijke sentirherifaliteit vreemd, echt mannelijk gemoedsleven, bij al zijn voorvverpelijk preeken, een innig-christen gebleven. De mystiek in de religie, was hem niet alleen een aandrift, maar trok hem ook, met onweerstaanbare bekoring, telkens , weer aan.

Als hij van die meer onderwerpelijk e leden zijner gemeente COLDBROOK in GRAND-RAPIDS zoo spijtig schrijft, sdieaan een ziekelijke mystiek laboreerden, hadden bij ons rechts en links gelegenheid —-bij Ds; ilage en Joh. \'. d'. Bfoek

— om daar voedsel te ontvangen naaf hun smaak, zóodat wij die elementen veel minder hadden ; dan • andereri", p. 133 ^ dan lees ik tusschen de regels door, dat dit, *hem laten preeken", zooals de term is, van sommigen zijner. gemeentenaren hem toch wel spijt. Want bij al de ziekelijkheid hunner mystiek voelde hij met hen toch geestverwantschap.

Als in datzelfde COLDBROOK Zondagsavonds, na de derde preek, een jonge man, éen familielid zijne vrouw, geregeld bij hem komt, dan — hij herinnert het zich met innig genoegen, — »sprak die altoos met hem het liefst over het leven tussclien God en de ziel" (p. 148).

En eindelijk, als hij vertelt va, n, DA, NFORTH, in AMERIKA zijn eerste standplaats, dan klaagt hij, dat men daar »van verborgen omgang met God weinig of niet hoorde spreken«. ' '

Niet anders nu staat het met den keer in zijn theologisch denken ten aanzien van de Verbonds-_ opvatting.

'ïot dien keer kwam het eerst toen hij 10 jaren predikant was en te PERWERD, zijn tWeede Gemeente in NEDERLAND stond.

Die keer beït'aat hierin dat hij, tot óp dien tijd Vasthoudende aan de leer van het seeuwig Verbond der verlossing" of het Pactum Sahitis^ die leer 'toen los liet. Iets waarmee hij, omdat deze leer geen kerkelijke dogma is, echter nog niet onrechtzinnig werd.

De. aanleiding, óok tot dezen keer was een zuiver practische overweging. De opvatting, die hij tot dusver van het Verbond had, bracht hem, naar hij althans meende, in conflict met zijn kerkelijke praxis.

Van het «Verbond der Verlossing" tusschen de drie personen in het Goddelijk wezen, had Ds. Hulst reeds gehoord op de School, te Hoo-GEVEEN. FRANCKEN toch wijdt er in zijn KERN onder den titel: AN DEN RAAD DES VREDES een hoofdstuk aan. Deze naam berust op een verkeerde exegese van ZACHARIA 6:13, doch zonder dézen tekst te noemen, voert FRANCKEN tal van andere als bewijsplaatsen voor het Pactum Sdlutis., uit de Schrift aan. l

Dit Pactum Salutis o( eeumig-Ysxhond over de verlossing der uitverkorenen tusschen de drie personen in het Goddelijk wezen, is wel niet te scheiden, maar toch te onderscheiden van het in den tijd tusschen God en de menschen gesloten Verbond der genade. Ook hierin te onderscheiden, dat krachtens het verschil tusschen het eeuwige en het tijdelijke, het eerste niet, hef tweede wel, naast 'n voor ons onzichtbare' ook 'n zichtbare zijde heeft.

Ds. HULST, op déze onderscheiding niet lettend, moest, wijl hij als goed Gereformeerde, de Kerk voor »de vergadering der geloovigen" en het geloof voor een vrucht der verkiezing hield, tot de gevolgtrekking komen, dat, wie in de Kerk was, ook van de Kerk moest wezen en dat alzoo in de Kerk niet dan tot het geloof gekomerie uitverkorenen mochten zijn.

Maar dit leidde onvermijdelijk tot het Kerkbegrip van L.XBAUUJ.

Te FKRWERD nu wordt dit voor Ds. HULST tot een dwangVoorsteUing, die hern belemmert in zijn kerkelijke praxis.

Bij dit Kerkbegrip en de daarmee, naar zijn meening, gaamhangende opvatting van het Genadeverbond, smoest ik", zoo schrijft hij pp p. 58, ïhet Evangelie alleen aan de uitverkorenen prediken'; leeren dat de Sacramenten, niet de beloften: • des' Evangelies, hiaat alleen' d'èr uitverkorenen toébêhooren' aan Christus verzekeren; geen uitverkorenen met den Christelijken ban treffen; , niemand, troosten, dan onder de voorwaarde, dat hij tot de uitverkorenen behoorde".

ZÓÓ is het te verstaan dat zijn dogmatisch denken zich al meer tegen het Pactum salutis of het ^eeuwig Verbond der vérlossing" keerde.

»Had ik", zoo schrijft hij, gedenkend den tijd toen hij nog vóór het keerpunt stond, »maar kunnen denken, , dat ik in dit eeuwig Genadeverbond van den Vader met At^ Zoon over de uitverkorenen, slechts een menschelijke formulade had, ik zou dat idee hebben opgegeven." (p. 58). En weldra gaf hij dat idee op.

Een zeer bedenkelijke exegese van Romeinen 6 : 3 en 4 heeft hem daarbij geholpen.

Op p. 60 schrijft hij: »Ik liet dat speculatieve Genade-verbond van eeuwigheid onmiddellijk los, en ik daalde af naar het Verbond, dat God, Gen. 17, met Abraham en zijn .crtrtrfheeft opgericht".

De keer ten aanzien van de Vei ^w/rfiopvatting was genomen.

Had Ds.. HULST kunnen zien wat achter dat speculatieve genade-verbond van eeuwigluid i2X., het ware bij hem tot dezen keer niet gekomen. Zeker, de gedachte van een Pactum salutis of een t'eenwig Verbond der verlossing", die men bij tal van gereformeerde Theologen aantreft, is een vrucht van • speculatie of bespiegeling. Maar van een bespiegeling.^ die haar grond vindt in gegevens der Schrift, Wat nu achter of liever in die gedachte zit, is niet minder dan aan de Verbonden Gods met de menschen in den tijd — en dus niet alleen aan het Verbond der Genade, maar zelfs aan het Verbond der Werken — een vasten en voor ons laatsten grond te geven in de eeuwigheid.

• Ds. HULST zocht, zooals hij zelf schrijft op pag. 59, naar. »het verband tusschen Gods eeuwig besluit en de tijdelijke uitvoering".

Hij kon het niet vinden en meent, dat het voor ons menschen ook niet te vinden is.

Toch was, wat hij zocht, juist te vinden in het Pactum salutis.

Immers het Pactum sahitis of het eeuwig Verbond, waarin het gaat over de verwerving der zaligheid, légt het verband tusschen het besluit 'der verkiezing eii het Verbond der Genade, waarin het gaat over de tijdelijke uitvoering van dit besluit in de toepassing der zaligheid.

Op p. 58 lees ik: > Als men met zijn denken ook maar een seconde boven de schepping gaat, dan vindt men daar niets, dan den eeuwigen, onveranderlijken wil van den Drieëenigen God" en, blijkens het verband, moet deze uitlating dan dienen ter bestrijding van het Pactum salutis.

Maar, wat anders had ook FRANCKÜN in zijn KERN-geleerd f • . •

Hij toch schreef, dat onder den »Raad des Vredes" is te verstaan: »de wil des Vaders van eeuwigheid, om, de uitverkorenen door Christus lijden te verlossen, en de wil des Zoons, ZichzeWen tot eèn Borg stellende voor dè uitverkorenen.

Dit niet kunnen zien van wat achter of in de gedachte van het Pactum salutis zit, meen ik te moeten verklaren uit de hier boven door mij omschreven denkrichting van Ds. HULST.

Voor deze bewering mag ik mij beroepen op nog, een andere aanhaling van wat op blz. 58 staat. Vlak na het citaat van zooeven toch lees ik: »pe aanhangers van een eeuwig Genade-verbond beweren daarentegen, dat de tijdelijke dingen voOr God van eeuwigheid hebben bestaan. En ofschoon ik niemand wil beschuldigen, riekt deze laatste stelling mijns dunkëns Ti< tar hét Pantheïsme".

Hier is een zonderlinge verwarring tusschen het - ideëèle en het reëele., tusschen wat van eeuwig heid als idee in God is, en wat in den tijd door Hem is gerealiseerd of verzakelijkt. Zeker komt ook aan de idee een zijn toe, maar een andersoortig zijn dan aan de zaak. Het ideëele en het reéele toch zijn niet te vereenzelvigen, al vallen ze beide ook onder het essentieele. En wat dat rieken naar Pantheïsme betreft, weet ik maar al te goed, dat Theologen, die den naam hebben van nog al spoedig Pantheïsme te ruiken, bij de leer va.n hei Pactum salutis van zulk een rieken naar den mutsaard nooit iets bespeurd hebben.

• ' • - • , * * * . Dan, al moet de verwerping van het Pactum salutis door Ds. HULST verklaard" uit zijn niet genoegzaam wijsgeerig geschoold denken, toch raakt deze keer ten aanzien van de Verbondsopyatting., alleen zijn theologisch ef dogmatisch denken. a

Voor hem toch stond en bleef ook na dezen keer als goed gereformeerd Christen vast staan, dat sGods besluit van eeuwigheid is, over alles gaat, wat er in den tijd is geschied, en volstrekt onveranderd uitgevoerd wordt." (p. 59).

En een Christen, voor wien dat in zijn denden vaststaat, moet, wanneer hij maar doordenkt, ook het »^, fw«; f Verbond der verlossing" aanvaarden. t i

Ik ben dankbaar aan Ds. HULST voor het uitgeven zijner MEMOIRES. Zij schonken mij toch een kijk op het welbesteed leven van een mij, , , om zijn mooi karakter en om zijn »soif des, ames", zijn dorst der zielen, zijn drang om ziju; naasten te winnen voor de verheerijking Gods, — zoo sympathiek man. j

E^ daarbij zijn deze Gedenkschriften in velerlei opzicht zoo leerzaam.

Moge mijn, met groote toewijding hier gegeven bespreking er toe bijdragen, dat zij door velen, ook ten onzent, worden gelezen. ,

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Leeestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1914

De Heraut | 4 Pagina's