Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Gemeenzaam”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gemeenzaam”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat zij weldadig zijn, rijk worden in goede werken, gaarne mededeelende zijn, en gemeenzaam. 1 Tim. 6 : 18.

Het gewone leven scheidt^ leed in 't leven vereenigt. '

Het leed doet dan 't zelfde wat hooggestemde vreugd pleegt te doen. Beiden nemen voor een oogenblik de maatschappelijke afstanden weg, en maken dat men zich één gevoelt.

Zoo is het bij bruilolt, én bij sterfgeval. Zoo is het bij de wieg van hét pasgeboren kindeke, én zoo is het bij schipbreuk. En zoo is 't ook nu in de landen waar de oorlog uitbrak. Rijken en armen zag men over de grenzen vluchten. Lieden van hoogen en van lagen stand hebben naast elkander op stroo in de schuren geslapen. Het gemeenschappelijk ongeluk hief den afstand tusschen hoog en laag in de maatschappij op. Men voelt in zulk een oogenblik zelf behoefte om een vriendelijk woord te spreken tot lager geplaatsten of tot vreemden, die men in het gewone leven zwijgend voorbijging en nauwelijks aanzag. De schudding die geheel het maatschappelijk leven onderging, maakte ook ons immers zelf gemeenzaam met o, zoovelen waar we on anders niet mee ophielden. Zoo is het bij brand, zoo is het in dagen van besmettelijke ziekte, zoo is het als een orkaan of aardbeving heel onze woning doet sidderen. In het alledaagsche leven scheiden we ons liefst zoo ve mogelijk van elkander af, maar als de drei gende berg zijn vuur begint te spuwen, loopt men saam de deur uit, de straat op, en gaat bij elkander staan, om saam 't onheil aan te schouwen, en te vragen hoe men saam de ramp ontkomen kan.

En zoo nu ook zag men het, toen de eerste dag van Augustus zijn schrikmare door ons land deed gaan. Men kon het in de eenzaamheid niet uithouden. Wie alleen was liep uit, wie men tegenkwam sprak men aan. Saam zon men op raad en uitkomst. Er ontstond op eens een vroeger ongekende gemeenzaamheid van den meerdere met zijn mindere, van den oude met den jonge, van wie hoog stond met de lager staanden in het maatschappelijk leven. Het was of de gewone grenzen, die anders het leven indeelen, opeens wegvielen. Ér trok op eens een band, die anders slap hing. Men voelde, dat men bijeen hoorde, dat er in aller lot iets gemeenschappelijks is. Men voelde saam den druk en hief saam de armen naar boven om dien druk, zoo 't kon, te bezweren. Kortom, de gemeenzaamheid tusschen wat hoog en laag stond, die anders zoo vaak opzettelijk gemeden wordt, sprak opeens het onthutste hart weer toe. M^n meed ékaax niet meer, maar zocht de een den ander. Tot op zekere hoogte viel zelfs iets te ontwaren van een algemeene-verbroedering.

Vooral onder de Christenen kan dit niet genoeg gewaardeerd.

De apostel vond toen hij zijn Evangelie in de toenmalige gezinnen en familiën indroeg, zoo onheilige stemming in veler hart, en ook onder hen die toen tot bekeering kwamen, werkte dit onheilige nog zoo sterk na.

Zonder verbloeming schreef hij 't naar Creta: niet ik verzoek., maar »ik beveel den rijken in deze tegenwoordige wereld, dat ze niet hoogmoedig zijn". Het was de hoogmoed die scheidde en verdeelde, de hoogmoed die op den broeder minachtend neer deed zien, de hoogmoed die het broederlijk saamleven belette. En waarop steunde die hoogmoed .? Bijna alleen op meergeld of hooger stand. Hoor 't maar hoe hij verder schrijft, sdat ze hun hoop niet op de ongestadigheid van den rijkdom moesten stellens. En zijn vermaan luidde, dat ze „hun hope op God moesten bouwen, weldadig zijn, rijk in goede werken, gaarne mededeelende, en dan tenslotte vooral gemeenzaam in den omgang met elkander".

Zoo eischt het de broederlijke liefde, die dank zij Christus' geest den toon in het leven moet aangeven. Van één lichaam zijn we. Van één heilig geslacht. Onder één Heer en Koning saamlevende. En daarom deelende in elkanders lief en leed. Alzoo uitbanning van alle hooghartigheid, van alle dwaze inbeelding, van alle laag neerzien op wie minder in de wereld is. Helpen waar ge kunt, saam in Jezus u één gevoelen, en door dien ^teatgnXtidL., gemeenzaam zijn onder elkander.

En daartegen staat nu de'geest der wereld lijnrecht over. Die wereld scheidt en verdeelt. Die prikkelt u om laag op uw-mindere neer te zien. Die verleidt u tot zelfverheffing en onderschatting van anderen. Zie 't maar, hoe 't in de wereld tusschen hoogeren stand en middenstand, tusschen burgers en armen, tusschen patroons en werklieden, tusschen chefs en bedienden; tusschen wie te bevelen heeft, ' en wie gehoorzamen moét, tot zelfs tusschen oiize Vrouwen en haar dienstboden o, zoo vaak toegaat.

Kon nu maar gezegd, dat alle' Christenpatroons en Christen-vrouwen hierop een uitzondering maakten. Maar, al mag gedankt, dat er in onze kringen nieer geWenschte verstandhoudingen heerschen, toch zijn ook ónder ons de uitzonderingen nog maar al te vele. Nog zoo telkens 'die zondige hoogmoed en zelfverheffing, en van de hartelijke gemeenzaamheid eer het tegendeel.

Zullen we nu, dank zij den ernst der tijden, ook op dit punt, als de afgebeden vrede wederkeert, in duurzame winstë roemen mógen?

Men versta die vraag niet verkeerd.

Die winste moet niet zijn, dat we in het maatschappelijke leven op een vdl& chagelijkheid aansturen. Die verzinning zij overgelaten aan de mannen der Revolutie, die optreden onder de valsche leus van »Gelijkheid, vrijheid en broederschap" en dan van den morgen tot de zon ondergaat, de valbijl van de Guillotine laten kletteren.

De Schrift leert 't ons anders.

Geestelijk, ' d.i. in Christus, geen vrije of geen dienstbare meer, doch dan ook geen vrouw en geen man meer. Maar in het leven dat ons hier beschoren is, de vrouw aan den man onderdanig, de dienstknecht zijn heer gehoorzamend, de onderdaan zijn Vorst.

Nooit wat eerst in de hemelen verwerkelijkt kan worden, reeds hier nagebootst in het aardsche leven. Onder overspannen "secten is dit telkens beproefd, en steeds weer op sociale verwarring uitgeloopen.

Maar heel iets anders is 't, dat we onder eerbiediging van de grenzen die 't van God verordende leven stelt, in verkeer en omgang niet het hooge hart, maar de zachte liefde laten spreken. En dat juist wil Gods Woord, als 't ons den eisch stelt, dat we jegens onze^nderen en lager-staanden ons gemeenzaam zullen betoonen.

Gemeenzaam in de vriendelijkheid van on woord, in de belangstelling in elkanders lot, in het vertrouwelijke van den omgang, in de waardeering van elkanders toenadering, in de openhartigheid van het verkeer.

De wereldgeest fluistert u in, dat ge u me uw minderen niet encanaideeren zult, — de geest van Christus bezielt er u toe, om zelfs met den minste en armste in liefde gemeenzaam te verkeeren.

Moge ' dan ook onder ons de bange worsteling die heel Europa in spanning houdt, veel hooge muren der afscheiding neerhalen, niet oni 't verschil tusschen ceder en wiUig teniet te doen, maar om den broederband over alle zelfverheffing, den geest van Jezus over den geest der wereld te doen zegevieren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 november 1914

De Heraut | 4 Pagina's

„Gemeenzaam”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 november 1914

De Heraut | 4 Pagina's