Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een nieuw ontdekt verhaal van den zondeval.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een nieuw ontdekt verhaal van den zondeval.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was reeds lang bekend, dat men bij verschillende oude volkeren overleveringen vindt aangaande de oudste geschiedenis der menschheid, met name aangaande de schepping, het Paradijs, den zondeval, de menschheid vóór den zondvloed en den zondvloed zelf. Met name het zondvloedverhaal, dat bij de meeste volkeren voorkomt, bijv. bij de Chineezen, dé Babyloniërs, de Grieken en dat zelfs bij de oudste inwoners van Mexico is teruggevonden, biedt groote overeenkomst aan met hetgeen de Heilige Schrift ons dienaangaande meedeelt, en er kan dan ook wel geen twijfel over bestaan, dat aan deze verhalen één gemeenschappelijke overlevering ten grondslag ligt. Te ver\vonderen behoeft dit ook niet, want het spreekt wel van zelf, dat een zoo ontzettende katastrqphe als de zondvloed, . die aan het bestaan der eerste menschheid een einde heeft gemaakt, lang in de heugenis der volkeren is blijven voortleven en daarom tot de oudste tradities der menschheid behoort. Eer zou het omgekeerd bevreemden, wanneer de Heilige Schrift alleen dat verhaal ons het bewaard had en het bij geen der andere Volkeren buiten Israël voorkwam. Israël zelf kon dit verhaal toch moeilijk anders ontleend hebben dan aan de gemeenschappelijke traditie van het menschelijk geslacht. Nergens wordt in Genesis ons de voorstelling gegeven, alsof dè daarin bevatte verhalen voor het eerst door God den Heere zouden geopenbaard zijn en voor dien tijd geheel onbekend zouden geweest zijn. Aanleiding tot zulk een geheel onjuiste voorstelling moge wel eens gegeven zijn door de puur mechanische opvatting van de Schriftinspiratie, alsof deze daarin zou bestaan hebben, dat de Heilige Geest letterlijk aan de heilige schrijvers dicteerde, wat ze hadden opteschrijven, maar zulk een opvatting is door onze Gereformeerde Kerken nooit voorgestaan en is dan ook lijnrecht in strijd met wat de heilige schrijvers zelf óns meedeelen. Lukas deelt uitdrukkelijk mede, dat hij van tevoren naarstiglijk alles onderzocht had wat aangaande Jezus'leven was overgeleverd, voordat hij zijn Evangelie te boek stelde. En het spreekt wel van zelf, dat ook Mozés, toen hij in Genesis de oudste geschiedenis der menschheid verhaalde, daarbij gebruik heeft gemaakt van hetgeen de overlevering desaangaande. getuigde. De Goddelijke inspiratie heeft niet daarin bestaan, dat aan Mozes dit alles als iets geheel nieuw is geopenbaard, maar dat de Heilige Geest hem in staat heeft gesteld het ware van het valsche in deze traditie te schiften en voorts hetgeen in deze traditie verspreid lag tot een welgeordend. verhaal saam te voegen. Uit niets blijkt juist meer de Goddelijke heerlijkheid van de Heilige Schrift dan wanneer men deze oyerleveringtn der volkeren aangaande de oudste geschiedenis der menschheid vergelijkt met wat de Heilige Schrift ons biedt. Waar deze oudste tradities der volkeren sagen zijn.die slechts een verkeerd beeld geven van de werkelijkheid, treft het verhaal, der Schriften door zijn soberheid, eenvo.ud è» door zijn Goddelijke waarheid. Het zou te ver

voeren, dit hief in bijifonderheden aan te'tod^ nen, maar wie ooit van deze oude sagen stitdie heeft gemaakt om ze met Genesis, te vergelijken, mo'et'wel'vvillens blind zijn om niet het Goddelijke Heht te zien, dat uit deze" oertfaditie van Genesis ons' tegenschittert.

Vandaar dat ér ook geen dé minste reden is voor den gelcSovige'öm zich beangst te maken, waniieerin deze oudeoverlevéringen der. volkeren weer een verhaal ontdekt wordt, dat met Genesis zekere overeenkomst biédt.^ Natuurlijk zal de ongéloovigé daarin-een bewijs-zien, dat; de schrijver van Genesis eenvoudig deze tradities heeft overgehomén en" ze niet anders dan sagen eh •mythen zijn, maar voor-ons ligt er juist een bewijs te ineer in, 'dat de Heilige Schrift cns de oudste tradities van de merischheid, maar dan in gezuiverdeh-vorrti, heeft bewaard. Zélfs kan mennog verdergaan, en vvaardeHeiligeSchrift zelf ons "naai-Babel verwijst als de oudste bakermat der' mensthheid én óns tdont, hoé Abraham^j de stamvader van Israël, uit UT'der Chaldeeën afkomstig was, daar ligt het voor de Hand, dat de traditie van Israël het. meest zal overeenkomen mét dié traditie dié juist bij deze volkeren gevonden wej-d. Bij het zondvlóedverhaal is dit dan ook"^ reeds 'gebleken en het is' volstrekt niet ondenkbaar, dat bij verdere 'onderzoekingen van de schatten, die in Babel, Nineve, Nippur en-elders nog verscholen liggen, eveneens parallelverhalen zullen ontdekt worden van hetgeen de Schrift aangaande hét Paradijs, dén zondeval en de historie van de' patriarchen vóór den zondvloed ons verhaalt. '

Tot dusverre was men op dit punt echter met zijn vondsten nog iiiét izeer gelukkig geweest. Wel had men telkens gemeend zulke parallelverhalen te hebbén ontdekt, maar bij-nadef-onderzoek bleef'daarvan niet : veel - over: Een Chaldeeuwièche of Babylonische Genesis, die ook maar eenigeovereenkomst kon aanbieden mét hetgeen Genesis ons leert, is, trots deH ophef, dien men ér vart gemaakt heeft, nog niét gevonden. Hït was dan oók méér te danken aan' het speelziek vernuft der geteemden dan aan een ernstig historisch onderzoek, wanneer men beweerde, dat Israël zijn Genesis aan Babel ontleend had. Met name de voorstellingen ' van den zondeval, die men Tnéendé te Babel ontdekt; té hebben, bleken niets ' met het verhaal van de Schrift gëmèen te hebben. Eerst thans schijnt het échter, dat men zulk eert oud verhaal' van den zondeval gevonden hééft. Aan déze vondst 'hecht men daarom te meer waarde, omdat' dit verhaal'liiet gevonden is in de bibliotheek van koning Assurbanipal, dTe^'omstreeks ' 650 vóór Christus leefde, maar jn de tempelbibliotheek van Nippur, ' en in het oud-Sümerisch is geschreven, vvaaróm men meent, dat dit verhaal ten minste "2500 jaar voor onze jaart^elling zou geschreven zijn, Het zou dus ouder., .wezen dan Genesis, ea zelfs ouder dan Abraham, naar onze gevyone chronologie gerekend. In. hoeverre deze cijfer.^., juist zijn, laten we in het midden. Vooral op het gebied der chronologie . van .deze oude gedenkstukken heerscht nog zooveel verschil van, meening, dat men wel met de uiterste voorzichtigheid zulke cijfers heeft te beschouwen. Geleerden, die, zulke vondsten doen, zijn gewoonlijk , tpt eenige overdrijving geneigd. Maar ook al laat men de juistheid van dit jaarcijfer rusten, zeker is vyel, dat men' hier met een zeer oude oorkonde, te cioen heeft.

De heer.S. Langdon, die deze ooi-konde ontdekt . heeft, vestigde het eerst op haar de aandacht in ^& Proceedings of the Society of Biblical Archaeology van Juni en heeft thans voor : de leden, van deze vereeniging een lezing over deze vondst. gehouden, waarin hij aitvoe.riger meedeelingen over den inhoud van dit verhaal doet. Aan hét verslag, dat de .I^ieuwe Rotterdammer onder zijn kerknieuws . van déze lezing ge, eft, ontleenen We den, korten inhoud van, dit Paradijs, zondvlqe.d en zondeval-verhaal.: ' J

Eerst wordt een beschrijving gegeven vari het Soemerische - Paradijs, den berg Dilmóe!!, waar ' Enki, de watergod, en zijn vrouw Danikina-in vrede wonen-m^t de menschen. Het is ften reine, en heilige .plaats, - \yaar ziekte, en ouderdorn onbekend zijn, en waar de dieren elkaar .niet verslinden. Maar, spoedig verandert dat, .Enki beklaagt zich erover, bij Nintoed, de moedergodin, die volgens de Nippoer-óverlevering de menschen uit aarde schiep, dat de menschen niet meer dén Vèrschuldigden eerbied jegens hem in acht nemen. Hij zal hen daarvoor straffen, door hen in eeuwigen slaap te doen vergaan en de aarde in een zondvloed, te verdelgen. De reden van den afval der menschen wordt ons in dit onschrift niet genoemd.

Er volgt een beschrijving van den zondvloed, die niet veel. overeenkomst. vertoont met het Babylonische verhaal. De menschen ver'sriielteii „als , vet, als talk" in het witer, maar Nintoed komt 'te refchter tijd tusschehbeidé en'redi: een godvruchtig koning, ' die later goddelijke' eer geniet, Tagtoeg geheeten, ' en eenige anderen, in een schip, waardoor zij aan den vJoed ontkomen.

Bij verderen voortgang van het verhaal vinden wij Tagtoeg , en twee, zijner volgelingen bezig in een tuin, ciien zij beplanten en besproeien.

Enki laat hem in zijn teitipel. komen, en deelt hem daar geheimen mee, d.-vv.z. hij beschouwt hem als een. god. Na een brfeuk in de kleitafel vervolgt het opschrift met de mededeeliilg, 'dat Nincharsag: , • eeft andere naam voor dê moedergodin, de vromen, die bij den zondvloed waren gespaard gebleven, laat komen en hun mededeelt, dat zij. verschillende plaa.tsen als voedsel konden gebruiken, . maar dat, . enkele., andere planten, voor hen verboden waren.. Tot de plaatste behoort, ook de cassia, waarvan echter Tagtoég, niettegenstaande het verbod, plukt en eet. Hij wordt daarop door Nincharsag vervloekt en hem wordt aangezegd, 'dat hij niet zal blijveri'leven, maar inet dé zijnen moet sterven.

In het verhaal .schijnt door te' schemeren-, dat men geloofde, dat de eerste menschen = zeer langlevend waren, en dat ^na den. val-die langlevendheidgeleideUjk, afnam. Dit^komt ook uit in het3abyloaische, yerhaa! .van Beroaus.

Tagtoeg overtrad h^t.bevel der goderi, maar doordat hij vaii deverboden .plant at, , kreeg hijj niet hét eeuwige lewh, zoc)dat Lahgdpn de cassia bezwaarl^k ^ ak • lévehsplant • nieient' te - ïuhnen aanmerken, zóoals hij aanvankelijk had gedaan. In zoover gaat dus-de vergelijking met het vertmal in Qenesis niet op.

De godin laat den mensch in zijn gevallen staat, , waarin hij door de overtreding van het gebed was gekomen, echter niet alleen; zij zendt, hem acht. helpers om hem in zijn hard lot bij te staan.

Natuurlijk zal moeten afgewacht worden tot de letterlijke tekst van het verhaal gepubliceerd is geworden, voordat men er een definitief oordeel over vellen kan. Maar uit hetgeen^ de heer Langdon meedeelde, ^ blijkt reeds gehbegzaam, hoever dit zoogenaamde zond'éval-verhaal van (jeriésis 3 afwijkt. Zelfs kan van een eigenlijk zondeval-verhaal geen sprake wezen, want déze zoogenaamde «zondeval" vindt blijkens dit verhaal eerst plaats na den zondvloed eh de zohdvloed zelf wordt reeds voorgesteld als een straf over de goddeloosheid der menschen. Niet de zondeval der mefischhéid; ' maar alleen een bepaalde zonde van degenen, die door de ark gered zijn, wordt hier verhaald. En al zijn er ongetwijfeld enkele trekken van overeenkomst, die op verwantschap met het zondeval-verhaal der Schrift wijzen, zoóals het verbod om van een bepaalden boom te eten, en de straf, dat de overtreder van dit gebod met de zijnen den dood zal sterveri, daartegenover staat, dat van deh Boorn des Levens geen sprake is, evenmin van de slang, die den mensch verleid heeft, en ook niet van een uitdrijven' van onze voorouders uit het Paradijs. Bovenal, ook hier behoeft men beide verhalen slechts naast elkander te leggen, óm te voelen hoe djep dit oud-Sumerische verhaal staat beneden hetgeen de H. Schrift ons van den zondeval in het Paradijs verhaalt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Een nieuw ontdekt verhaal van den zondeval.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1914

De Heraut | 4 Pagina's