Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tusschen Ds. C. L.F

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tusschen Ds. C. L.F

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 12 Februari 1915. .

Tusschen Ds. C. L.F, van Schel ven te Wageningen en den heer A. Kz. Jaarsma, wiens naam reeds aandiiidt, dat hij van Frieschen oorsprong is, ontspon zich in de Geldersche Kerkbode een vriendschappelijk debat over de vraag, of hef gewenscht is, dat de predikanten in' Friesland zich voor de prediking van de Frièsche taal bedienen; Zeker deed het geval zich dusver nog maar sporadisch voor, maar indien de sterke beweging onder de Friezen voor de. handhaviiig eti - ontwikkeling. van hunne taal veld wint, dan is het gevaar niet zoo denkbeeldig, dat straks in meer dan een Frièsche Kerk als eisch zal gesteld worden, dat de prediking regelmatig in hëtFriesch moet geschieden.

Tegen dat gevaar nu waarschuwt Ds. van Schelven ook o.i. terecht, en de gronden, die hij hiervóór opgeeft, zijn zeker niet van gewicht ontbloot. Hij schrijft er dit over.

Juist omdat Friesland eertijds een eigen volk was, een eigen taal had, zijn taal zelfs een levende taal is, mag het oog niet gesloten voor het gevaar, dat PMesland door zijn hartstochtelijke liefde voor wat friesch is, zich geheel isoleert van de andere provincies.

Vooral m.i. als op religieus, geestelijk en kerkelijk gebied de grenzen al dieper en dieper getrokken worden.

Een enkel maal. eens in het friesch preêken, ^ is oogenschijnlijk onschuldig, maar toch een feit, dat, als het ingang vindt, Friesland alleen openstelt voor wie friesch van geboorte is of de frièsche taal heeft aangeleerd om er zelfs in te preêken.

Niets wat meer dê scheiding doortrekt als juist het religieuse en de taal, vooral als beide verbonden worden.

Daarom schreef ik: op den duur schuilt in dit provincialisme ('t is toch geen landtaal meer) het gevaar voor verbreking van de éénheid, niet van saamverbonden, geünieerde provincies, maar yan Nederland.

En vyat strijd er in één land met meer dan één taal ontbranden kan, zien wij in het naburige twee of drietalige België.

Dien strijd van nabij kennende, ben ik wellicht wat vroeg met mijn bezwaren opgetreden.

Natuurlijk is hiermede allerminst bedoeld, dat het streven om de Frièsche taal te ontwikkelen, zou af te keuren zijn. Maar al te lang is het Friesch als een dialect beschouwd, dat eigenlijk alleen voor de boeren geschikt was. Dat nu is het Friesch zeker niet, want het is metterdaad een zelfstandige taal, en het is volkomen te begrijpen, dat de Friezen hun taal liefhebben en ook tot voertuig willen maken van hun litteratuur. Zelfs is de opmerking van den heer Jaarsma volkomen juist, dat er een gevaar in schuilt voor het religieuze leven, wanneer de leiding van deze.Friesche beweging geheel in handen wordt gelaten van de liberalen, omdat daardoor juist hun geschriften het meest ingang zullen vinden bij de Friezen. In zooverre zijn we dan ook dankbaar, dat thans ook van positief Christelijke zijde aan deze taalbeweging wordt deelgenomen. Gevaarlijk zou deze beweging echter wel worden, zoodra men in Friesland het Friesch uitsluitend zou gaan gebruiken in de catechisatie, de prediking, enz. Het gevolg daarvan zou wezen, dat de boerenbevolking het Hollandsch, dat men op school leert, al spoedig vergeten zou zijn en Friesland zoo ge'isoleerd zou komen te staan. Al behoefde dit daarom nog niet tot een taalstrijd te leiden, zooals in België, toch toont het voorbeeld van Zwitserland, waar men vier verschillende taleti spreekt, hoe schadelijk dit is voor de geestelijke eenheid van het volk. Het zou niet alleen oorzaak wezen, dat dan in Friesland allicht niet anders dan Frièsch-sprekende predikanten zouden, beroepen worden, een gevaar, waarop Ds, v. Schelveriwees; maar wat nog erger is, de rijke litteratuur in het Nederlandsch geschreven, zou voor de eenvoudige bevolking een gesloten boek worden. In Oost-Friesland en het graafschap Bentheim ziet men nu reeds, hoe het voortdurend veldwinnen van de Duïtsche taal bij het opkomend geslacht maakt, dat het steeds moeilijker valt den geestelijken en religieuzen band met Nederland vast te houden. En een geestelijk isolemeat van Friesland, door het taaicordon getrokken, zou, op een geestelijke schade te staan komen, die door geen verheffing van de Frièsche taal kan vergoed worden, "

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Tusschen Ds. C. L.F

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's