Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Een gemeenschappelijke lijkdienst van Schotten en Duitschers.

Een veldpostbrief uit den omtrek van Rijssel willen wij onzen lezers niet' onthouden. Hij luidt aldus :

Helaas werd op den Isten Kerstdag een kameraad, die op post stond, doodgeschoten, terwijl zeker zijn ouders te huis in zorgende Hefde aan hem dachten. Maar plotseling verandert het tooneel; er viel geen schot meer, en tot hiertoe, 30 December, hebben wij om zoo te zeggen vrede met de Engelschen. Haast niet te gèlooven. Hoe gebeurde het? De Engelschen hadden eenige uren wapenstilstand verzocht, om op des namiddags van den eersten Kerstdag hunne dooden, die tusschen de beide loopgraven lagen, te begraven. Deze was gaarne toegestaan, ook omdat sedert weken vele dooden van ons daar lagen die bij den eersten stormaanval gevallen waren. Zoo kwamen dan allen uit de loopgraven te voorschijn, die slechts circa 80 meters uiteen lagen. Wij begroetten elkander en begroeven onze dooden. Kort daarop verscheen een Engelsch predikant, en door middel van een kameraad die Engelsch verstond, deed hij het voorstel, gemeenschappelijk een üjkdienst te houden, waarmede onze majoor zeer ingenomen was. Men droe^ mij op, met den predikant alles nader te bespreken, hetgeen door middel van onzen tolk ook gelukte. Nadat alle dooden begraven en eenvoudige houten kruisen op de graven geplaatst waren, kwamen wij te zamen. Aan de eene zijde stonden de Engelschen, Hooglanders van de Schotsche garde, met de korte rokken en kniekousen, en aan den anderen kant de Duitschers in grijze uniform, in het midden de Engelsche predikant en ik. Hij las den 23sten Psalm voor; ik zeide dezen in het Duitsch na. Daarop deed de predikant een Engelsch gebed, dat hij opgeschreven had en dat ik in het Duitsch na hem uitsprak. Dit gebed luidde als volgt: O Heere onze God! wij zijn hier op het Kerstfeest vergaderd om onze dappere kameraden te begraven. Wij geven hen in den naam van Jezus Christus, onzen Heiland over, tot hunne lange rust. Zegen allen, die hun lief waren en om hen treuren, en houd ons in leven en in sterven als uwe goede en getrouwe knechten en getrouw^e dienaars staande, om Christus wil, Amen". Daarmede was de korte, eigenaardige plechtigheid geëindigd. Wij gaven elkander de hand en namen afscheid. Maar de Engelschen waren kennelijk het vechten moede en verzochten ons althans gedurende de feestdagen niet meer te schieten; zij zouden het ook niet doen. Dit werd overeengekomen. En nu ontstond er een vriendschappeüjk verkeer tusschen de beide loopgraven. De menschen stonden in groepen tusschen de loopgraven, knoopten gesprekken aan en wederkeerig werden geschenken gegeven. De Engelschen deden ons bussen met Corned Beef, conserves toekomen, terwijl zij van ons sigaren enz. kregen. Wij vertrouwden de zaak eerst niet recht, maar zij hebben niet geschoten. , Dat was een o vergefelijk Kerstfeest in de loopgraven ! Maar ook na het feest toonde niemand neiging om de vijandelijkheden weder te beginnen. Het werd ons wel bevolen te schieten wanneer iemand uit de loopgraven kwam, maar de schoten gingen in de lucht. De Schotten schieten in het geheel niet; zij laten ons ongestoord over het vrije veld naar het dorp gaan. Of zij met de Franschen overhoop liggen, gelijk men hier zegt, en daarom zoo weinig geneigd zijn oorlog te voeren, of dat zij onze kogels vreezen, het is kort en goed op den duur een onhoudbare toestand, deze vrede gedurende den oorlog.... Het is toch jammerlijk, dat twee volken, die zoo gemeenschappelijk tot den Hemelschen Vader bidden kunnen, elkander zoo bloedig beoorlogen."

Het spreekt wel vanzelf, dat van hooger hand an dergelijke toestanden een einde gemaakt is.

Turkye. Een gezant van den Paus ij den Sultan van Turkije.

Uit Turkije wordt bericht, dat de gedelegeerde of gezant van den Paus, Bisschop Dolci, door den Sultan is ontvangen op grond van een credentiebrief, die door den paus direct aan den Sultan werd gericht. Sedert jaar en dag heeft Frankrijk het beschermheerschap over de Roomschgezinden in het Oosten uitgeoefend. d Alle diplomatische onderhandelingen, tusschen d het pauselijk gezantschap te Constantinopel en H den Sultan konden tot hiertoe alleen plaats hebben, wanneer het Fransche gezantschap daaraan wilde medewerken.

Dat de Franschen beschermheeren waren over alle Roomschen, werd uitgedrukt doordat inde Roomsche kerken van het Oosten de vertegenwoordiger der Fransche regeering een afzonderlijke, verheven zitplaats kreeg. Voor den invloed van Frankrijk in het Oosten was dit van beteekenis. Men kan nu zeggen, dat de opheffing van het Fransche protectoraat over het Oosten een slag voor Frankrijk is. Door het kapitulatierecht (waardoor vreemdelingen niet voor de Turksche rechtbanken, maar voor de consuls hunner nationaliteit moesten terecht staan) en het protectoraat, kreeg Frankrijk in den loop der tijden veel invloed in Syrië, Palestina en den Levant. Tot hiertoe had Frankrijk zich altijd weten te verzetten tegen een Turksch gezantschap bij den paus, doch dit schijnt nn toch in beginsel tot stand gekomen te zijn. Het anti-clericale Frankrijk deed zich in het Oosten voor als de beschermer der Roomsche kerk. In Frankrijk werden de Roomsche. geestelijke genootschappen uitgedreven, in het Oosten strekte men de protectorale hand over de Roomsche kerk uit. Het is maar goed, dat aan dien toestand een eind kwam, al schijnt het vreemd, dat straks bij den paus een officieel vertegen­ . woordiger van dq Porte zal geaccrediteerd worden.

China. Het lot der zendelingen in Tsingtau.

De Berlijnsche Mission heeft uit Tsingtau van haar superintendent Boskamp bericht ontvangen omtrent het wedervaren harer zendelingen gedurende en na de belegering. Het blijkt daaruit, dat alle zendelingen bij de overgave . van de stad aan Japan in goeden welstand verkeerden. In Japansche krijgsgevangenschap bevinden zich Wannags, Schwann, Hildebrandt, evenals de zendelingen van Barmen, in de eerste plaats Haberzang, Fischer en Spohr. De Berhjnsche zendelingen Kohls en Schramm, die alleen als ziekenverplegers dienst deden, mochten tot het Zuid-Chineesche zendingsveld terugkeeren. Geen enkele zendeling is gevallen, velen werden echter licht gewond. Een zoon van een der zendelingen stierf aan bekomen verwondingen.

Drie maanden lang hebben 4000 Duitschers met 40 stukken geschut, 40, 000 Japanners met 200 zware kanonnen, en een regiment Engelschen en Indische Sikhs wederstaan. Acht dagen werd de stad zwaar beschoten. Aan eigendommen die tot de zending behoorden, is voor ƒ 48000 schade aangericht.

Groot was de verwondering der Japansche officieren toen zij de geringe bezetting zagen. Als de Duitsche soldaten, schoon uitgeput door de bovenmenschelijke inspanning, moesten aantreden, kommandeerde een onderadjudant: »Wij zingen het lied > Ich bete an die Macht der Liebe!» En dit lied, een noodgeschrei tot den Heere, werd daarop gezongen door alle verdedigingsliniën van zee tot zee. Velen getuigen, dat bij hen die in Tsingtau het onderspit moesten delven, vooral in de lazaretten de toon weerklonk : > Komt, laat ons wederkeeren tot den Heere, want Hij heeft ons verscheurd en Hij zal ons genezen, Hij heeft geslagen en Hij zal ons verbinden".

'Van Duitsche zijde wordt ook gemeld, dat de Japanneezen tegenover de Duitschers hardheid vermeden. Meermalen gaven Japanneezen te kennen dat de oorlog by het leger, dat geheel naar Pruissisch model ingericht wejd, niet populair is. De Japanneezen, al is het dat zij in goede tucht gehouden worden — de gruwelen waaronder de Chineezen te lijden hadden, schijnen voor rekening van het gespuis te komen — behandelen de Chineezen brutaal, als Aziatische veroveraars.

Het is opmerkeüjk dat de Duitsche zendelingen over het optreden der Japanneezen geen klacht laten hooren, terwijl zij meeneii zich over de behandeling, van Eng> ; lsche zijde ondervonden, bitter te beklagen te hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's