Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Overgaan tot een anderen staat des levens".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Overgaan tot een anderen staat des levens".

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Van een recht of bevoegdheid, die iemand die predikant gevveest is, bezitten zou, om nu zijn leven lang het Woord en de Sacramenten te bedienen, ook al zou hij zijn dienst nederleggen, kan derhalve, althans zoolang men op Gereformeerd standpunt staat, geen sprake wezen. Het «eens predikant, altoos predikant*, is niet gereformeerd, maarRoomsch en kan daarom niet ernstig genoeg worden bestreden. De bevoegdheid om het Woord en de Sacramenten te bedienen, wordt door de Kerk alleen aan iemand geschonken, wanneer hij wettig, tot het ambt geroepen is door een bepaalde gemeente en door de classis is geëxamineerd; en wanneer hij van dit ambt voor goed afstand doet, omdat hij tot een anderen staat des levens wil overgaan, dan is regel, dat met het ambt ook deze bevoegdheid ophoudt.

Zelfs geldt dit ni.et - alleen van de bevoegdheid om het Woord en de Sacramenten te bedienen, die bij zijn inzetting in het ambt hem geschonken wordt, maar evenzeer van de bevoegdheid, ; die vóór dezeroeping tilt hot amhl hrni gcscJiinikcn werd als proponent, oni ecu stichtelijk woord te spreken vóór de gemeente. Wat men toch wel beweerd heeft, dat een predikant door zijn ambt neer te leggen, wel de bevoegdheid zou verliezen om het Woorden de Sacramenten te bedienen, maar dat hij dan nog altoos als »proponent" zou kunnen optreden öm een stichtelijk woord te spreken, houdt geen steek. Met evenveel recht zou men kunnen beweren, dat iemand, wiens huwelijk door echtscheiding ontbonden was, dan wel niet langer de rechten van een echtgenoot zou kunnen uitoefenen, maar toch terug zou keeren tot den staat van het engagement met zijn ge-scheideri vrouw en de rechten daaraan verbonden nog zou bezitten.-Ieder voelt, dat dit een dwaasheid zou wezen, want een engagement ^is niet een zelfstandige staat, «maar een voorloopige verbintenis om tot een huwelijk te komen en zoodra het huwelijk gesloten is, houdt hef engagement op. En precies zoo is het hier. Het proponentschap is niet een zelfstandige dienst in ' de Kerk, maar is de bevoegdheid aan een candidaat in de Theologie geschonken, om een stichtelijk woord te spreken, ten einde aldus voor zijn ambt zich beter'voor te bereiden, zijn gaven aan de gemeente te laten hooren en daardoor tot een beroep te komen. Zoodra echter dit beroep verkregen en aangenomen is, houdt daarmede vanzelf het propbnentschap op, en wanneer een predikant later zijn dien.st voor goed neerlegt, keert hij dus niet terug tot den staat van proponent, maar wordt hij een gewoon gemeentelid. Natuurlijk kan hij dan als zoodanig zich tot de classis wenden met het verzoek om hem opnieuw de bevoegdheid te geven voor de gemeente 'te mogen optreden om een stichtelijk woord te spreken, maar ook wanneer de classis hem eventueel die bevoegdheid verleénen zou, zou hij daardoor nog geen 'proponent worden, want het proponentschap sluit in zich de beroepbaarstelling, waarvan in zulk een geval natuurlijk geen sprake zou kunnen wezen, maar hij .zou worden wat men gewoonlijk noemt een ö^/i? «««r. Of het wenschelijk zou zijn, dat de classis zulk een verzoek inwilligde, laten we in het midden, maar kerkrechtelijk zou dit de eenig juiste weg zijn.

Hieruit volgt echter niét - ^ men vérgunne ons ook dit geval te behandelen, omdat het publiek in de pers in verband met deze quaestie is besproken — dat dus iemand, die praeparatoir geëxamineerd is, doch daarna geen predikantwerd, maar Hoogleeraar in de Theologie, dientengevolge de hem als proponëntverleende bevoegdheid om een stichtelijk woord te spreken, verliezen zou. Dit zou wel het geval wezen, wanneer een proponent van studie veranderde en na in de rechten of medicijnen gestudeerd te hebben, advokaat of doctor werd—-iets wat Voetius daarom ook zeer beslist als ongeoorloofd afkeurt — want een advocaat of doctor kan niet tegelijk predikant wezen, maar dit geldt niet voor een Hoogleeraar in de Theologie. Het professoraat in de Theologie toch sluit het predikantambt niet uit, want een professor in de Theologie kan tot predikant beroepen worden en blijft daarom, gelijk onze Kerkenorde het uitdrukt, »de beroeping der gemeenten onderworpene. Oudtijds geschiedde het zelfs dikwijls, dat een professor in de Theologie tegelijk tot predikant in de Akademiestad, waar hij woonde, beroepen werd, en principieel is hiertegen geen het minste bezwaar. Voetius raadt het zelfs aan, omdat een profes.sor daardoor niet verplicht wordt het predikambt prijs te geven. En ook afgedacht daarvan kan het voorkomen, en is het ook meermalen voorgekomen, dat een professor in de Theologie later beroepen werd in een of andere Kerk en dan het professoraat er aan gaf, om weer predikant te worden.

Dit bijzondere geval echter daargelaten, geldt als regel, dat een proponent of predikant, die tot een anderen staat des levens overgaat, de bevoegdheid verliest om te prediken of de Sacramenten te bedienen, of een stichtelijk woord te spreken. Onze Kerkenorde trekt deze lijn zelfs zoo stérk door, dat ze in Art. 15 bepaalt, dat wie zijn dienst voor een tijd onderlaat of in geenen vasten dienst is, ook niet hier of daar mag gaan prediken, behoudens wanneer hij daartoe uitdrukkelijk verlof heeft gekregen van de Classis óf Synode. En indien dit geldt zelfs van een predikant, die maar een tijdlang zijn dienst onderlaat of geen vasten dienst heeft, dan geldt dit natuurlijk in nog veel sterkere mate voor een predikant, die zijn dienst geheel en voor goed neerlegt. Ook hem is het niet geoorloofd hier en daar te gaan prediken, gelijk onze Kerkenorde het uitdrukt, zonder dat de Classis bij het verleénen van het ontslag hiertoe consent heeft verleend, wat in zulk een geval dan geschiedt door zulk een predikant emeritus te verklaren. Alleen in dat geval heeft hij nog de bevoegdheid het Woord en de Sacramenten te bedienen. Want wel spreekt Art. 15 alleen van de bevoegdheid om te gaan prediken, en niet van de bevoegdheid om de sacramenten te bedienen, 'maar de bevoegdheid om het Woord te bedienen, sluit tegelijk de bevoegdheid in om de Sacramenten te bedienen. Het Sacrament is het zegel op het Woord en beide kunnen niet gescheiden worden. Het was dan ook stellig onjuist, toen een Classis onlangs aan een predikant die zijn dienst verliet, wél de bevoegdheid schonk om te gaan prediken, maar niet om de Sacramenten te bedienen.

Voordat we ten slotte nagaan, in welke, gevallen de Classis aan een predikant, die zijn dienst neerlegt, deze bevoegdheid vetieenen „kan, om het Woord en de Sacramenten te blijven bedienen, dient echter eerst devra^ig^e worden beantwoord, die zeker niet zoo .g.emakkelijk is^Jioe het mp-

gelijk is, dat iemand, die buiten vasten dienst is, toch de bevoegdheid aan den dienst verbonden, - behouden kan. Volgens het Gereformeerde Kerkrecht toch is het ambt altoos een ambt in een' plaatselijke Kerk, en kan er daarom van een ambt los van een plaatselijke Kerk geen sprake wezen. Metterdaad-is dit ook zoo bij het ambt van een ouderling en diaken, en zou het bi deze - ambtsdragers dan ook ondenkbaar wezen, dat ze, na uit hnn ambt ontslagen te zijn in de, plaatselijke Kerk, toch de eere en naam van ouderling of diaken zouden behouden, en dientengevolge ook de bevoegdheid uit hun ambt voortvloeiende. Dat \ dit bij een predikant wel kan, ligt daaraan, dat zijn ambt een eigenaardig karakter heeft; vooreerst is het ambt van ouderling of diaken, althans in onze Kerken, slechts tijdelijk, terwijl het ambt van predikant iemand voor zijn leven geschonken wordt; en in de tweede plaats is het ambt van ouderling en diaken uitsluitend tot de plaatselijke kerk waar ze dienen beperkt, terwijl een predikant ambtelijke handelingen kan verrichten in een andere Kerk, want hij kan op uitnoodiging van den Kerkeraad aldaar het Woord en het Sacrament bedienen. Zeg nu, dat deze uitnoodiging van den Kerkeraad dan een tijdelijke roeping is en zulk een predikant daardoor voor dien éenen Zondag in den dienst dezer Kerk gesteld wordt, maar toch blijft het waar, dat zulk een tijdelijke roeping dan toch alleen mogelijk is, omdat de bevoegdheid, die de predikant bij de inzetting in zijn ambt ontving, om het Woord en de Sacramenten te-bedienen, niet uitsluitend geldt voor de kerk, waaraan hij zich als dienaar verbond, maar evenzeer voor de kerken, die met deze kerk in verband leven. Vandaar dat een predikant deze bevoegdheid dan ook eerst ontvangt, nadat hij door, de Classis geëxamineerd is geworden, en dat de Classis in gansch bijzondere gev.allen deze bevoegdheid zelfs verleenen , kan, zonder dat iemand bij een bepaalde Kerk beroepen is, bijv. wanneer hij wordt, uitgezonden naar Kerken onder het kruis om de verstrooide geloovigen te verzamelen. Daarem is het ook mogelijk, dat een predikant, wanneer hij volgens Art. 11 der K. O. wordt losgemaakt van de Kerk, die hij diende, omdat zijn positie daar onhoudbaar was geworden, in welk geval hij ook »geen zekeren dienst heeft", of wanneer hij, gelijk Art. 14 D. K. O. aangeeft, om gewichtige redenen »een tijd lang, zijn dienst qnderlaat", bijv. om in het buitenland zijn studiën voort te zetten en. tot doctor in de Theologie te promoveeren, daarom, toch de eer en naam van predikant behoudt en dus pok de bevoegdheid om te prediken. Wel verklaart onze Kerkenorde uitdrukkelijk, dat zulke predikanten op non-activiteit, of wil men, buiten een vasten dienst, de beroeping der gemeenten onderworpen blijven, zoqdat er van een-voor goed neerleggen van hun ambt geen sprake is, maar in deze beide door de Kerkenorde met name genoemde gevallen blijven zulke personen toch predikant, ook al zijn ze niet aan den dienst van een bepaalde Kerk verbonden. En dat dit niet alleen mogelijk is bij een tijdelijken stilstand van hun dienst, maar ook wanneer ze voor goed hun dienst neerleggen, bewijst Art. 13 waar gesproken wordt van hen, die door ziekte, ouderdom of anderszins onbekwaam tot den dienst zijn geworden en daarom hun. ambt moeten neerleggen. Ook zulke predikanten blijven de eere en naam van Dienaar des-Woords behouden, waarin vanzelf ligt opgesloten, dat ze, voor zoover hun krachten dit nog, toelaten, mogen prediken, wanneer een kerkeraad hen daartoe.. uitnoodigt. Een regel, die evenzeer - gevolgd wordt bij gewichtige betrekkingen in den Staat en de Maatschappij, want ook een Minister, een Generaal, een Professor, die zijn ambt neerlegt, kan de naam, , rang en eere aan het ambt verbonden, blijven behouden.

En evenzeer als de Kerk een predikant zijn. naam en eere kan laten behouden, wanneer hij wegens ziekte of ouderdom zijn. dienst voor' goed verlaten moet, zoo kan de Kerk dit ook doen, wanneer een predikant zijn ambt neerlegt, omdat hij geroepen, wordt tot een andere betrekking in den dienst des Heeren. Wat men toch wel beweerd heeft, dat onze Kerkenorde dit voorrecht alleen zou toekennen aan degenen, die ziek of te oud zijn geworden om hun ambt waar te nemen, is niet juist en strijdt ook met de practijk onzer Kerken, die wel degelijk ook in andere gevallen hun het emeritaat verleend hebben. Artikel 13 is niet limitatief, d. w. z. het verklaart niet, dat het alleen in dit geval geoorloofd is, maar het is praescriptief, d. w. 2. het bepaalt, wat in dit geval geschieden moet en waarop de betrokken predikant als dan r^c/z^ heeft. De zaak staat'n.l. zoo, dat de Kerkenorde voor de andere gevallen, waarin zulk een ontslagaanvrage voorkomen kan, geen vasten regel geeft, omdat hier alles afhangt van de omstandigheden, van de oorzaken en motieven van het besluit tot verandering en van den aard der betrekking, die zulk een predikant aanvaafden wil. Alleen voor het gevel, dat de ontslagaanvrage geschiedt wegens ziekte of ouderdom, geeft de Kerkenorde zulk een regel wel; dan moet zulk een Dienaar den naam en eere van Dienaar blijven behouden, en heeft de gemeente die hij diende, voor zijn onderhoud te zorgen. Maar natuurlijk volgt' hieruit niet, dat de Classis in andere-gevallen ditzelfde voorrecht, zij hét dan ook zonder recht op pensioen, niet zou mogen yerlee'nen. Onze Kerken hébben althans, in geval een predikant tot professor in de Theologie werd benoemd, hooit geaarzeld hem den naarn en eere van predikant te laten • behouden ' . - ' • - '

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1915

De Heraut | 4 Pagina's

„Overgaan tot een anderen staat des levens

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1915

De Heraut | 4 Pagina's