Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Det licht is zoet”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Det licht is zoet”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorts het licht is zoet, en het is den oogen goed, de zon te aanschouwen. Pred. 11 : 7.

Tweeërlei is het licht. Er is een licht dat ons zienlijk oog bestraalt, en er is een veel hooger licht dat straalt in het verborgen oog onzer ziel.

Dat eerste licht schiep God in zijn Almacht. toen het heette: God sprak: Daar zij licht en daar was licht. En dat tweede licht, 't licht der ziel, was in de wereld gekomen, toen Jezus van Nazareth het uitriep: »Ik ben het licht der wereld», en reeds Simeon, met het kindeke Jezus in zijn armen, in den tempel geloofd had van »een licht tot verlichting der Heidenen en tot heerlijkheid van 't volk in Israel».

Tegenover het licht nu staat de duisternis. Bij vollen dag worden we door het licht van de levenszon bestraald, maar de nacht wikkelt ons in donkerheden.

En zoo nu ook geestelijk. Dringt het geestelijk licht in onze ziel door, dan gaat de eeuwige morgen voor ons op. Maar ook, daalt over onze ziel de nacht van twijfel en van zonde, dan is het de duisternis, waar onze ziel in wegkwijnt.

Nu zijn we voor het licht geboren, op het licht is ons oog aangelegd, voor het licht zijn we geschapen, maar in het zienlijke en zinlijke leven is toch evenzoo de nacht ons toebeschikt. En al roept nu de Prediker in stille bewondering uit, dat bij het omwandelen in de lentepracht der natuur het licht zoet is, toch kennen we niet minder dagen in ons leven, dat omgekeerd de duisternis door ons begeerd werd, en het donker van de nacht ons zoet was.

Ons leven ligt nu eenmaal gedeeld. In den morgen, als we van onze legersteden verrijzen, is er levenskracht en levensmoed, en doet 't licht dat in ons slaapvertrek valt, ons weldadig aan. Dan is het licht ons zoet. Maar is de dag allengs voorbij gegaan, en raakt de kracht uit geput, dan komt de begeerte naar stille rust van' zelf, dan grijpt ons de begeerte naar slaap aan, en dan is niet het licht, maar juist de donkerheid ons zoet geworden. Wie in zal slapen, sluit liefst de vensterluiken; me in den morgen opwaakt, stoot ze open.

Maar geheel anders is het in de geestelijke sfeer.

Wiens zielsoog het hcht Gods mocht opvangen, en eens het geestelijk zoet vari Gods zalige aanschouwing gesmaakt heeft, zal noch ooit mat noch ooit moede worden, diens zielsoog taalt naar geen slaap meer, maar verlustigt zich in de Fontein van het eeuwige licht met onveranderlijk geneugte. •

In uw aardsche leven hoort de gestadige O fwisseling van dag en nacht. Voor het leven h n het paradijs zelfs was de ordinantie van in­ V lapen en ontwaken ingesteld. Maar in het M aderhuis is 't een eeuwige morgen. En daarom o n dit Vaderhuis is een nooit eindigend genieen in het zoet van het eeuwige licht.

Alleen maar, was zoo die tweezijdige ordinantie Gods hier op aarde dag en nacht in gestadige wisseling, en onder de Engelen Gods en zoo ook onder de uitverkorenen in het Vaderhuis de nooit ondergaande glans van den eeuwigen morgen, met de vooruit-genieting ervan reeds in dit tijdelijk aanzijn, breuke kwam in die ordinantie door onze breuke met God. Reeds in dit aardsche leven bespeurt ge dit. Zie 't maar in dagen van krankheid. Al poogt ge u dan eerst ook nog op te houden en op de been te blijven, als de krankheid in u aanhoudt, en de ziekte uw levensmoed ondermijnt, dan geeft ge het ten leste toch op, en wordt de drang om 't bed op te zoeken, allengs onweerstaanbaar. En als ge dan door de goede lieve zorge der uwen, al was het middefi op den dag, op uw legerstede ligt neergevlijd, dan zou 't geroep: j't Licht is zoet", u ganschelijk niet meer toelachen, en is een eerste vraag die ge tot uw verpleegster richt: Doe toch 't gordijn aan 't venster wat dicht. Het sterke licht hindert me zoo.

Reeds in dit aardsche leven bespeurt ge dit.

Zie 't maar in dagen van krankheid. Al poogt ge u dan eerst ook nog op te houden en op de been te blijven, als de krankheid in u aanhoudt, en de ziekte uw levensmoed ondermijnt, dan geeft ge het ten leste toch op, en wordt de drang om 't bed op te zoeken, allengs onweerstaanbaar. En als ge dan door de goede lieve zorge der uwen, al was het middefi op den dag, op uw legerstede ligt neergevlijd, dan zou 't geroep: j't Licht is zoet", u ganschelijk niet meer toelachen, en is een eerste vraag die ge tot uw verpleegster richt: Doe toch 't gordijn aan 't venster wat dicht. Het sterke licht hindert me zoo.

Juist 't omgekeerde alzoo.

Toen ge wel en in uw volle kracht waart, lust in 't licht en een genieten in den glans, die over heel de natuur lag geworpen, en daarom dankbaar 'beleden: Hoe zoet is toch 't licht dat God ons schonk. Maar bij krankheid, en op 't ziekbed, de bede aan de uwen, om de gordijnen te laten neerdalen, en de vensters te beletten dat ze het licht zullen doorlaten.

Zoet 't licht toen alles wel liep ; maar 't licht in 't zwakke oog niet kunnen verdragen, als ziekte ons ter neerwerpt.

Het licht hoort bij onzen welstand, de donkerheid is ons zoet als we ons in onze levenskracht gebroken gevoelen.

In het Paradijs 't licht altoos zoet, van den morgen dat de zon opging, tot in den avond als de zon weer onderdook, omdat in het paradijs geen plage van krankheid was,

In ons door zonde gebroken leven daarentegen, 't licht door het oog opgevangen in den dag van 't volle levensgenot, maar datzelfde licht geschuwd en gemeden, als krankheid de hannonie in ons aanzijn brak.

En breng dit nu over op 't geestelijk licht.

Vóór den val in het Paradijs heel het licht Gods onbelemmerd en zalig in de ziel indringend, en dat licht zoet. Maar nauwelijks is 't Satan gelukt ons zielsoog te verwonden, of 't licht Gods, dat nog op het gewonde oog straalt, doet pijn, en de gevallen mensch verbergt zich, om zich aan het uitstralend licht van zijn God te onttrekken.

Uit alle profetie van de heerlijkheid die ons in 't Vaderhuis wacht, een tinteling ons toéstralend van heilige harmonie, indien 't zielsoog ganschelijk genezen zal zijn, en 't zalige licht van Gods tegenwoordigheid er weer door wordt opgevangen.

Zoekt 't eene licht in het Paradijs, en zoekt, in nog heiliger zin, het licht dat eens onze eeuwige genieting zal zijn. •

Maar tusschen die beiden in ligt de gebroken toestand.

Met verschil.

Er zijn er dan, diï voor het geestelijk licht uit God het zielsoog ganschelijk sluiten, en geen anderen lichtglans zoeken dan die uit de wereld hun toestraalt. Er zijn er anderen, die althans zich inspannen, om zich aan den onheiligen glans der wereld te ontworstelen, en soms oogenblikkeh kennen, dat ze in het licht van Boven genoten. En, zij 't al in geringer aantal, er zijn er toch ook, die 't licht Gods opvangen, om 't nimmer geheel uit 't zielsoog te verliezen.

Maar strijd en worsteling blijft 't hier beneden. Ons zielsoog is voor het verdragen van het eeuwige licht nog te zeer verzwakt. Dan sluit 't voor een wijle, om weer de kracht te hernieuwen, en ïiet dan nogmaals op, nabij God, Gode in het aangezicht.

Zoo wordt de geestelijke nacht al korter, de dag van uw geestelijk leven steeds langer. Van een Johannes verstaat ge het, hoe hij allengs bijna geen geestelijken nacht meer ken ie, en schier eiken morgen bij 't geestelijk licht ontwaakte, en eiken avond in het geestelijk licht met ', ijn gedachten inging en zoo insliep.

Maar al durft geen onzer zich met dezen apostel, dien Jezus zoo liefhad, op één lijn stellen, de aanzet van den eeuwigen morgen moet toch ook in u reeds hier op aarde gekend worden.

Nog telkens wolken die opkomen en den lichtglans voor ons breken, maar nacht in de ziel verduistert in Gods kind het - Godzoekend geloof

niet meer. Dr. A. K.

Amsterdam, 28 Mei 191S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 mei 1915

De Heraut | 4 Pagina's

„Det licht is zoet”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 mei 1915

De Heraut | 4 Pagina's