Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Het bolk hetwelk ’t geklank kent.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Het bolk hetwelk ’t geklank kent.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent. O HEERE, zij zullen in het licht uws aanschijns wandelen. Psalm 89 : 16.

Onder 't zingen van: „Hoe zalig is het volk dat naar uw klanken hoort!" leeft de ziel die God kent, als met heiligen sprong op. Het wil niet zeggen, dat zalig de ziel in, die naar den eisch van Gods wet en woord leeft. Dan zou er die verrassing, die verrukking niet in liggen. Of wie voelt ook bij den teedersten levenswandel niet telkens weer 't te kort komen in de Godzaligheid ?

Neen, er spreekt een heel andere, een voluit zalige gewaarwording in. „Dat volk dat het geklank kent" — want zoo staat er in 't oorspronkelijke — is een volk van geloovigen, voor wie de hemel is opengegaan. Die vroeger niets van wat er in den hemel omgaat merkten; maar wier oor nu voor het heilig gedreun van der engelen lied is hoorbaar geworden. Die nu ontwaren, wat rijk en volzalig spel van citheren en van harpen uit Gods hoogen hemel hun tegenklinkt. En die onder dit alles Gods eigen toespraak tot hun ziel hebben voelen naderen, zoodat ze soms de wereld om zich heen vergeten kunnen, zóó volzalig als de verborgen omgang met hun God heel hun wezen verrukt en inneemt.

Htt wordt voor wie eerst ia zijn kleine wereld opging, en nu met het oog en oor der ziel de indrukken van 't hoogere hemelleven om Gods troon mag opvangen, als met de jonge prinsjens, die eerst niet anders kenden dan hun kinderkamer, maar die nu allengs opgegroeid, ingeleid en ingewijd worden in de hooge belangen van land en volk en in de Staatsgeheimen van het hoogere volkerenleven.

De beginnende vroomheid bidt als er nood aan den man komt, bidt om genezing bij krankheid, bidt om hulp in armoede, bidt als men niet buiten Gods hulpe kan. En ook later blijft 't helaas bij verreweg de nieesten bij een vroomheid, die 't eigen leven vergulden moet. Het eigen aardsche leven blijft dan hoofdzaak. Alleen in de eigen ziel is de eigenlijke geesteswereld dan te zoeken. En God en zijn hemel komt er dan zoo bij. Waren we zelfgenoegzaam, we zouden ganschelijk geen God van noode hebben. Nu 't anders is, wil men ook vroom zijn, en roept God aan. Doch altoos blijft ons kleine, nietige leven dan nog de hoofdzaak, en God wordt er dan bij geroepen, om deze onze kleine wereld te verrijken. Het geklank daarboven kent men dan nog niet. Voor het licht van Boven, waarbij men wandelen zou, is dan het oog der ziel nog niet opengegaan. De verborgenheid van 't leven daarboven en van den omgang met God ontsloot zich nog niet.

Doch gaat men nu over tot »het volk dat het geklank kent«, dan wordt dit zoó heel anders. Als we nog heel jong zijn, is de kinderkamer alles voor ons, en telt het kantoor, of de studeerkamer, of de raadszaal, of het kabinet, waarin door vader of moeder de hooge en ernstige dingen behandeld wórden, voor ons nog niet meê. We hooren dan wel soms in die hooge vertrekken een gedreun, we zien wel dat er allerlei personen in-en uitgaan, we zien er wel stukken indragen en weer weg halen, en ook merken we wél, dat er in al die hooge vertrekken één, één enkel Veelgezochte is, om wien 't alles zich beweegt, maar zoolang we zelf nog niet tot »het volks behooren, boeit dit alles ons niet, en trekt ons niet, en heeft voor ons geen bekoring. Zelfs die Veelgezochte stoort vaak ons kinderlijk spel meer, dan dat Hij aan zou trekken. Als Hij een enkel maal in onze kinderkamer tot ons komt of een ander nieuw speeltuig aanbrengt, dan ja, ziet 't alles dankbaar tot hem op, maar voor het overige blijft Hij er een vreemde.

Doch laat er nu een ommekeer, een overgang in ons eigen zielsbestaan plaats grijpen, laat 't tot wezenlijke bekeering komen, laat ons bij ïhet volk* worden ingelijfd, niet door menschelijke keur, doch door Goddelijke roeping, .... en op eens slaat alles om. Dan verliest op eenmaal die wereld in onze kinderkamer voor ons haar aantrekkelijkheid, en, hoog boven ons, ontsluit zich voor ons een geheel andere wereld. Een wereld, waar we vroeger zoo goed als niets van bespeurden, doch waarvan nu het zalig geklank tot ons doordringt, o, Dan verzinkt voor ons het aardsche om ons heen tot zoo nietige proportiën, en heerlijk en glorierijk begint 't licht van boven ons te bestralen. Het zingt dan daarboven alles in heilige tonen die de ziel verrukken. En wat nog meer zegt, het zalig MiddenpUnt van alle deze hemelweelde heeft dan ook voor ons zijn toegang ontsloten, en nu eerst wordt 't zoo zalig genoten, dat het er ook bij ons zoo met vollen klank uitkomt: > Hoe zalig is het volk dat naar uw klanken hoort. Zij wandelen, Heer, in 't licht van 't Goddelijk aanschijn voort. Ze zullen in uw naam zich al den dag verblijden*.

Zoo heel anders wordt dan onze existentie. Ons ikje, dat altoos naar voren drong, slinkt dan zoo. Dat onze kleine wereld, welbezien, nog maar al te veel van een kinderkamer heeft, soms zelfs van een speelkamer, beginnen we dan zoo duidelijk te voelen. Heel de wereld om ons heen wordt dan voor ons geestelijk besef zoo klein, en zoo oneindig groot van majesteit staat daarboven, om Gods troon, de heihge sfeer waarin de Serafijnen en Cherubijnen hun »heilig, heilig, heilig!" inzetten. Tegenover en te midden van die Engelen-glorie zetelt dan de Christus aan Gods rechterhand, en alles trekt zich saam in de zalige lichtglanzen, die van God Drieëenig uitstralen.

Zoo schijnt dan die wereld daarboven alles voor ons geworden, en is 't of we zelfin'tniet wegzinken.

En toch is dit wegzinken van ons eigen ik niets dan schijn.

Nauwelijks toch is onze ziel in dat volzalige leven daarboven ingeleid, of in eeuwigen dank ontdekten we, hoe die God Drieëenig in zijn Majesteit, in zijn bijzonderste Voorzienigheid, tot ons als tot zijn kind nadert, geheel persoonlijk tot in het verborgenste van ous zielsleven indringt, voor ons iets eigens wil zijn, zoo als Hij zulks voor niemand anders is. En juist toen we wegzonken in het niet, voelden we als plotseling een nabij-zijn van onzen God, een verborgen omgang met onzen God, een ons bestralen van het Licht van dien God, die ons juist toen we in het niet wegzonken, onder het geklank van Boven deed opleven met een rijkdom van volzalige genieting, zooals we voorheen nimmer hadden gekend.

En dan gaat 't, al is het in de eenzaamheid, in prijs en lof met volle tonen uit: »Gij toch. Gij zijt hun roem, de kracht van hun kracht!" en • voorts wandelt men dan op den weg des eeuwigen levens bij de ongekende zoetheid van het-j licht dat ons uit Gods Vadersoog toestraalt.

Daar voelt dan de wereld niets van. Veeleer spot 't kind der wereld .er mee, gelijk allicht eertijds spot ermee onszelf over de lippen gleed.

Maar nu is 't zielsgenot.

Een bron van kracht en van heiligen wellust, die ons de wateren des heiligen levens doet toevloeien.

En vinden we dan andere kinderen Gods, wien 't evenzoo verging, en mag ziel voor ziel zich ontsluiten, dan is 't vanzelf één accoord van stille aanbidding, waarin 't loflied uitgaat.

Altoos weer die toon der verrukking:

»Hoe zalig is het volk, dat naar uw klanken hoort!

Ze wand'len, Heer, in 't licht van 'tGodd'lijk aanschijn voort;

Ze zullen in uw Naam lich al den dag verblijden;

Uw goedheid straalt hun toe, Uw macht schraagt hen in 't lijden;

Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedoogen.

Maar uw gerechtigheid hen naar uw woord verhoogen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's

„Het bolk hetwelk ’t geklank kent.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's