Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Statenoverzetting.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Statenoverzetting.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In moderne kringen wordt men niet moede den lof te zingen voor de nieuwe vertaling van den Bijbel, die de Leidsche professoren ons hebben bezorgd. Wie na dit schitterende product van moderne geleerdheid nog aan den ouden Statenbijbel de voorkeur bleef geven, gold als te achterlijk en bekrompen om nog mee te mogen te praten. Ele Statenoverzeiting was nu oud en verouderd; ze moest in een museum van antiquiteiten worden bijgezet; ze had alle waarde verloren. Op den kansel en op de catechisatie, op school en in het huiselijk gebruik moest de nieuwe overzetting de plaats innemen, die nu drie eeuwen lang de Statenoverzetting had gehad. Zelfs het Bijbelgenootschap leende er zich toe om deze nieuwe vertaling onder zijn volksuitgaven van den Bijbel op te nemen. En de Nieuwe Rotterdammer, die in den laatsten tijd bijzonder rijk is aan kwinkslagen op den Bijbel, meende onlangs een tekst uit deze Leidsche vertaling zelfs aan een boer uit Zuid-Afrika op de lippen te moeten leggen.

Het artikel, dat de heer F. E. Posthumus Mej'jes in de Juli-aflevering van de Gids over deze nieuwe vertaling, inzonderheid die van het Nieuwe Testament, schreef, stemt niet mede in dien hooggestemden lof op het Leidsche product, maar is veeleer de scherpste critiek, die op dgze vertaling dusver werd geleverd. Of de heer Posthumus Meyjes een geloovig man is, die den Bijbel als Gods Woord erkent en liefheeft, blijkt uit dit artikel niet. En evenmin treedt hij op als wetenschappelijk theoloog om van wetenschappelijk standpunt uit critiek te oefenen op het tekst-kritisch resultaat en de philologische juistheid van de vertaling der Leidsche heeren. Hij is alleen een man met een warm hart voor onze Nederlandsche taal, een fijn kenner van onzen taalschat, een keurig proever van wat met ons Nederlandsch taaieigen overeenkomt of niet; en die, juist omdat hij het wonderschoone HoUandsch van onzen Statenbijbel bewondert en liefheeft, er door ontroerd en gesticht wordt, toornt tegen de Leidsche heeren, die met hun schoolmeesterachtige geleerdheid het kostbaarste kleinood van onze taal ons ontrooven willen om ons daarvoor in de plaats te geven een vertaling die, ijoe geleerd en nauwkeurig ze dan zijn moge, uit het oogpunt der taal een jammerlijke mislukking is, een ontwijding en ontluistering van het verhevenste dat we bezitten.

»De taal der Staten-Vertaling is, zegt hij, en dit geldt van Oud als Nieuw Testament, behoudens de gewone vertaalfouten, ja, men zou zeggen: met die fouten, zoo schoon en verheven, en zoo één geworden met ons volksgevoel en nationaal bewustzijn; zij heeft bijna drie eeuwen lang miUioenen zoozeer bekoord en zoovele geslachten zijn zóó innig met haar samengegroeid en hebben haar zóó diep in zich opgenomen, — dat het een waagstuk van de allergevaarlijkste soort moet heeten, die erfenis van drie honderd jaar prijs te geven en den menschen iets aan te bieden, dat beter eu schooner sou zijn". (Wij onderstrepen). Ernstige woorden die ook in onzen kring wel eens mogen beluisterd worden, omdat het haast mode is geworden om met zekere hautaine minachting over onze Statenoverzetting te spreken en te meenen, dat het leveren van een nieuwe overzetting heusch zoo'n heksentoer niet wezen kan, nu de wetenschap immers zooveel nieuw licht heeft verspreid.

Heeft de Leidsche vertaling van Prof. Oort nu inderdaad iets beters geschonken ? De heer Posthumus Meyjes antwoordt: > Hij geeft ons niet denzelfden Bijbel, hij sticht en ontroert ons niet als de Statenvertalers het nu nog na driehonderd jaar vermogen, hij geeft ons in plaats van-het oude niets beters, maar iets minderwaardigs; hij schenkt ons voor poëzie: verstandelijk proza ; voor zielsontroering: redeneering; voor de extase van het geloof: religieuse woorden; voor de verrukking der ziel: eene uiteenzetting; voor de aangrijpende diepten van leed en berouw: vrije-gemeente preeken en voor de hoogste en reinste geloofsvreugde: dictionnaire wijsheid in vrijzinnigen geest".

Goed zal men zeggen, maar die nieuwe vertaling is toch philologisch zuiverder, heeft de vertaalfouten toch weggenomen, staat toch op de hoogte van de wetenschap van onzen tijd. »Wat hebben we, zoo vraagt de heer Posthumus Meyjes als zooveel van al dat (schoone van de Statenvertaling) te loor gaat, aan de accuratesse der lexicologischpreciese, maar onschoone en vlakke, armoedige en laag-bij-de-grondsche overzetting van den wèl onderlegden en geleerden schoolmeester» ? > Duizendmaal liever, gaat hij voort, een Bijbel met onverstaanbare plaatsen en talrijke taalkundige fouten, maar de heilige, gewijde, gedragene, verhevene taal der religieuse emotie, dan de feillooze, geleerde, overal-evenduidelijke, maar nuchtere en vlakke, ondoorvoelde en onschoone schoolmeestersvertaling. Duizendmaal liever den gebrekkigen Dordschen BijBEL dan dit droog-nauwkeurige en verheffinglooze Leidsche studeerkamer-leesboek.

En de heer Posthumus Meyjes bewees dit niet alleen, maar toont het ook iian, door geheele pericopen uit het Nieuwe Testament in de oude Statenvertaling en de nieuwe Leidsche vertaling naast elkander te stellen, de verschillen aan te wijzen, en te laten zien, welk vandalisme door deze nieuwe vertaling is gepleegd aan het schoonste taai-monument dat we bezitten. Elke uitdrukking wordt op een goudschaal gewogen ; en telkens blijkt weer hoe wonderschoon van klank en rythme, hoe verheven en eerbiedig onze Statenvertaling is en des te scherper steekt daartegenover af de nieuwe vertaling^ platvloersch, ongeestelijk, taalbedervend als ze is, soms grenzende aan het profane. Neem bijv. het slot van I Cor. 13, > dat triomphale slotaccoord van de met steeds stijgende verheffing en glorie gezongene hymne der liefde», zooals de heer Posthumus Meyjes het noemt, in onze Statenoverzetting: de liefde vergaat nimmermeer, en leg daarnaast v^^at de Leidsche vertaling ervoor in de plaats geeft: de »liefde houdt nooit op». »Dat klinkt, zegt de heer Posthumus Meyjes„als de laatste bekkenslag van het tromgeroffel in een kermistent". En 't voorbeeld, dat we kozen, is heusch niet een der ergste.

Trouwens, de heer Posthumus Meyjes staat met zijn oordeel niet alleen. Ook in den kring der modernen zelf begint men toch allengs in te zien, dat men in - zijn bewondering te ver is gegaan. De bekende heer Bakels, die een nieuwe uitgave van het Nieuwe Testament voor het volk bewerkte, kwam nog pas in de Hervorming verklaren, dat hij bij eiken herdruk van zijn Nieuwe Testament meer terugkeerde naar de oude Statenoverzetting, niet alleen omdat de taal van onzen Statenbijbel zoo schoon is, maar omdat zijn taalgevoel hem zeide, dat de schijnbaar accurate vertaling van de Leidsche overzetting toch niet juist de bedoeling van het oorspronkelijke weergaf en in ons HoUandsch een verkeerde voorstelling opwekte. Zelfs de bekende bede uit het Onze Vader: Geef ons heden ons dagelijksch brood, had hij — trots alle bedenkingen die van geleerde zijde tegen het woord dagelijksch waren ingebracht — weer in zijn ouden vorm hersteld.

Het is misschien niet overbodig op deze getuigenissen te wijzen, nu het vraagstuk van een herziening van de Statenoverzetting ook in onze Kerken aan de orde is gesteld, en de jongste Synode een Commissie benoemd heeft om over dit vraagstuk advies uit te brengen. De Leidsche vertaling, die trots al den arbeid der geleerden en misschien juist daarom een totale mislukking is gebleken, moge een baken in zee zijn. Ze mag als schoölmeestersvertaling onberispelijk wezen, ze geeft ons niet het Woord Gods in de levende taal van ons volk weer, zooals de Statenoverzetting dit doet.

Met het oog op de vraag, hoc een herziening van de Statenvertaling zou moeten geschieden, mogen we ten slotte nog wel de aandacht vestigen op twee uitspraken van den heer Posthumus Meyjes, waarmede we van harte instemmen.

In de eerste plaats rijst de vraag, of het gewenscht is een geheel nieuwe overzetting te geven, dan wel dat men met zooveel mogelijk behoud van de Statenoverzetting enkele fouten verbeteren zal. De ''heer Posthumus Meyjes geeft daarop dit antwoord : »Wat Prof. Ort dan had moeten doen ? De Statenvertaling laten hetgeen zij is : een monument van de uitnemendste schoonheid; en dan gewapend met een diep besef van de onvergelijkelijke waarde van het geheel de subtiele werktuigen zijner wetenschap hanteeren om in stille bescheidenheid en met van ontroering bevende vingeren te trachten de kleine onvolmaaktheden te verhelpen, die de groote meester in zijn werk mocht hebben overgelaten.

En niet minder belangrijk is de tweede vraag, die evenzeer onder geleerden besproken wordt, of bij een nieuwe vertaling het gewenscht is, waar het Nieuwe Testament geschreven is niet in het deftige Grieksch, maar in de gewone omgangstaal van het volk, dit ook we.er te geven in onze vertaling. De heer Posthumus Meyjes wil hier niets van weten, en wat hij opmerkt, is zeker niet onjuist: > A1 moge de taal van het Nieuwe Testament een soort volksdialect wezen, een Grieksch dat even weinig gelijkt op het Attisch als de taal van Brederoo op die van Hooft, dan is dit nog geen reden er de wijding die ze nu eenmaal terecht gekregen heeft, aan te ontnemen, door haar over te brengen in het alledaagsche en nuchtere Hollandsch onzer burgerklasse. Men zou haar dan evengoed en misschien nog beter kunnen overzetten in het Jordaansch, Haarlemmerdijksch of Kattenburgsch.

Er zou van het standpunt van hem, die in den Bijbel Gods Woord eert, natuurlijk nog veel meer over deze quaesties te zeggen zijn. Maar het is goed, dat ook het getuigenis eens beluisterd wordt van een man, die niet uit piëteit voor Gods Woord, maar uit piëteit voor onze Nederlandsche taal opkomt tegen hetgeen door de nieuwere vertalers van de Schrift wordt voorgestaan als wetenschappelijken eisch en bij hun vertaalarbeid tot namelooze schade voor de Heilige Schrift in practijk wordt gebracht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Onze Statenoverzetting.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1915

De Heraut | 4 Pagina's