Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE YREEMDE.

X.

NAAR HET EINDE.

Hadden de vrienden gemeend of althans geoopt, dat het verblijf in den vreemde Stevens goed zou doen, dat bleek al spoedig niet zoo te zijn. Hij ging in Engeland eer achter-dan vooruit, en toen hij dan ook weer na eenige weken terugkeerde, moest ieder erkennen, niet aan hem te hebben gewonnen, wat eigenHjk "zeggen wou, uw toestand schijnt verergerd.

Dat gevoelde de heef Stevens trouwens zelf ook wel, doch het ontrustte hem niet. Hij kon, thans ten volle de schoone woorden meezeggen: ie we lezen in 2 Cof. 5:1: ant wij weten, zoo ons aardsche huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig, in de hemelen.

Zoo kwam hij dan uit den vreemde terug, wel bewust dat dit zijn laatste reis zou zijn, eer hij de groote begon, waarvan niemand wederkeert. Met bezorgdheid zageit zijn kinderen hoe hij verminderd was. Doch hij sprak: e wil des Heeren geschiede; Hij weet wat goed is en zal 't vrel maken. Soms hoorde men de zieke op zijn legerstede met zachte stem de heerlijke woorden zingen van Ps. 73 : 12 en 13, die in onze berijming luiden:

'k Zal dan gedurig bij U zijn, In al mijn nooden, angst en pijn; U al mijn liefde waardig schatten. Wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten. Gij zult mij leiden door Uw raad, O God, mijn Heil, mijn Toeverlaat; En mij, hiertoe door U bereid, Opnemen in Uw heerlijkheid.

Wien heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog. Op aarde nevens U toch lusten? Niets is er, waar ik in kan rusten. Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart Of bangen nood, mijn vleesch en hart. Zoo zult Gij zijn voor mijn gemoed Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.

Met trouwe zorg en harteüjke liefde werd de vader in zijn ziekte door zijn kinderen omringd, die innig met elkaar verbonden bleven, ook al woonden niet allen meer in het ouderUjke huis. Den vader was dit tot grooten troost en vreugd, te meer als hij bedacht hoe een der kinderen eigenHjk een vreemde was, schoon die het zelf evenmin vermoeden kon als zij die hij broeders en zusters noemde.

«Kinderen», zoo sprak de zieke tot hen meermalen, «gij zijt bedroefd omdat ik waarschijnlijk spoedig heenga, en ook mij kost het veel u te verlaten. Doch de Heere weet wat goed is, en wij scheiden slechts voor een tijd, zoo gij in des Heeren wegen wandelt, g^jk tot mijn blijdschap dusver uw lust was.

„Voor mij zelf zal het heengaan winst zijn. Ik heb in dit leven veel zegeningen mogen genieten. Uw lieve moeder is mij een trouwe steun geweest. Ook leed en smart zijn mij niet gespaard. Maar ten slotte kan ik zeggen: de Heere heeft alles wèl gemaakt. Daar ginds bij Hem zal het echter alles beter zijn dan hier. Ik heb veel van de wereld gezien, meer dan de meesten, maar dit zag ik dat overal de zonde heerscht en de menschen en hun daden bederft. Doch in het land van rust en heerlijkheid zal het anders zijn. Daar woont de zonde niet. Daar zal eeuwige blijdschap zijn op het hoofd dergenen die Christus hebben liefgehad. Daar ga ik heen".

Reeds lang te voren had Stevens bij den dorpsnotaris, met wien hij in vriendschap leefde, zijn laatsten wil of testament doen beschrijven. Thans liet hij zijn vriend bij zich komen.

«Ik zal hier niet lang meer zijn», sprak hij, «en moet u een geheim mededeelen dat nog niemand buiten mij weet. Niet alle kinderen die gij als de mijne kent zijn dit oolc».

De notaris zag den zieke verbaasd aan, en deze vervolgde:

«Zie eens deze papieren in dan zal alles u duideHjk worden." Een der kinderen is een aan-, genomen kind. Dat is gebeurd een paar jaar voor gij hier kwaamt».

De notaris las de stukken door en riep eindelijk verbaasd:

«Alles in orde. Maar hoe is het mogelijk ? Willem uw zoon niet!»

Stevens legde nu uit hoe het daartoe gekomen was en voegde er bij:

«Mijn vrouw en ik hadden afgesproken ons geheim voor allen te bewaren tot Willem groot zou zijn geworden. Maar nog altijd heb ik gezwegen en weet hij niet beter of hij is mijn eigen zoon. Nu hebben, Gode zij dank, de kinderen steeds in vrede en eendracht geleefd, en niemand van hen vermoedt dat onder hen een vreemde is. Thans nu ik ga sterven vind ik het noodig dat zij allen weten hoe het eigenlijk staat.

„Ik zal u, vervolgde de zieke, weldra weer laten roepen. Gij 'hioet er bij zijn, als ik met de kinderen over deze dingen spreek. Intusschen staat dit vast: Gij behoudt alles voor u, tot ik u verlof geef het te vertellen. Daar wij hier' weinig of geen bekenden hadden, heeft indertijd maar een enkele geweten, dat Willem bij ons gebleven-is. En die enkelen zijn reedslang dood of van hier vertrokken. Dit geheim blijft dus onder ons tweeën."

De notaris beloofde zijn vriend gaarne naar diens verzoek te zullen handelen en vertrok.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 oktober 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 oktober 1915

De Heraut | 4 Pagina's