Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Elk student soldaat, - ook de theoloog.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Elk student soldaat, - ook de theoloog.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI. (Slot.)

Hoewel we het recht van den Staat om de theologische studenten tot den krijgsdienst op te roepen, zoolang ze althans nog niet in den dienst van Christus als Koning der Kerk staan, erkennen, volgt daaruit nog niet, dat de Staat van dit recht gebruik moet maken. Het geldt hier een practisch vraagstuk, waarbij evenzeer vóór ais tf'gen kan worden gepleit. Bestond de vrijstelling der theologen in ons vaderland niet, dan is het de vraag, of we voor deze vrijstelling een lans zouden hebben gebroken. Maar nu ze van meet af bestaan heeft, is het 5e vraag, of het wenschelijk is haar af te schaffen. Naar het ons voorkomt, zijn de redenen„die voor deze afschaffing aangevoerd kunnen worden, niet zoo afdoerïde, als de voorstanders van algemeenen dienstplicht ook der theologen, wel willen doen voorkomen.

Het argument aan de weerbaarheid van ons land ontleend, heeft, gelijk we .hebben aangetoond, al zeer weinig om 't lijf. Indien in geval van oorlog de gevechtswaarde van ons leger ook maar op eenigszins beduidende wijze versterkt zou worden door de theologische studenten tot den krijgsdienst te 'verplichten, zou hierin zeker een sterk motief liggen om dienstplicht ook voor hen in te voeren. Maar nu hiervan geen sprake is. mdat de winst, die deze dienstplicht der b heologen voor het effectief van ons leger l ou opleveren, zoo uitermate gering is, kan eker niet gezegd worden, dat de Staat n het belang van 's lands defensie dezen o ienstplicht zou moeten invoeren. En waar iienstplicht niet alleen voor de studie dezer heologen een ernstige belemmering zou g wezen, maar ook voor de Kerk met het oog op de vervulling haref vacatures en den nood aan predikanten geen geringe bezwaren zou opleveren in tijden van mobilisatie of oorlog, daar zou eer veel er voor pleiten, dat de Staat in het welbegrepen belang der bevolking, die van haar religieuse verzorging toch niet verstoken raag blijven, de theologen van dezen dienstplicht vrijstelde. Het uiterst geringe voordeel, dat het leger van dezen dienstplicht zou hebben, weegt niet op tegeti de nadeden, 'die daaruit voor de Kerk zouden Voortvloeien.

Ook de zedelijke argumenten voor den dieristplicht der theologen aangevoerd, schijnen ons niet afdoende te wezen. Het argument aan de vaderlandsliefde ontleend, dat ieder weerbaar burger verplicht is om in tijden van gevaar zijn land te verdedigen, schijnt sterker dan h't !n werkelijkheid is. "Toen tot voor korten, lijd geleden broederdienst reden tot vrijstelling was, heeft niemand er een gebrek aan vaderlandsliefde in gezien, wanneer iemand op dien grond vrijstelling van den militieplicht verzocht. En waarom de theologen, wanneer ze van deze vrijstelling gebruik maken, dan wel van gebrek aan vaderlandsliefde zouden moeten bescnuldigd worden, is niet wel in te zien. Uit hetgeen in het algemeen zedelijke verplichting is, volgt nog niet, dat ieder dezen plicht behoeft te volbrengen. Voor de toekomst der natie is het zeker van belang, dat de burgers in het huwelijk treden en kinderen krijgen, en ons Huwelijksformulier verklaart zelfs, dat ieder, die de gave der onthouding niet heeft, verplicht is in het huwelijk te treden. Maar al legt. God de Heere den mensch den plicht op > zich te vermenigvuldigen en de aarde te bevolken*, daaruit volgt nog niet, dat uit hooger motief het • huwelijk. in een bepaald geval niet mag nagelaten worden. En zoo is het ook hier. Indien het niet-dienen der theologen voor de defensieve kracht van het land ernstig bezwaar opleverde, zou de zaak allicht anders te beoordeelen zijn. Maar nu dit niet kan gezegd worden, en het louter gaat om zekeren algemeenen zedelijken plicht van de burgerij om haar land te verdedigen, kan daaruit niet worden afgeleid, dat elke theoloog soldaat zou moeten worden. Veroordeelen zullen we geen enkel theoloog, die van de vrijstelling geen gebruik maakt en uit liefde voor het vaderland zich oefent. Maar evenmin kan uit zedelijk oogpunt veroordeeld worden, wie niet uit lafhartigheid en evenmin uit gebrek aan vaderlandsliefde, maar ter wille van het ambt in Christus Kerk, waartoe hij zich geroepen voelde, alles mijdt, wat de bereiking van dat doel zou kunnen belemmeren.

Ook het tweede argument, dat in deze vrijstelling der theologt: een onbillijke bevoorrechting van een bepaalde groep der studenten zou schuilen, schijnt ons niet geheel juist. Onbillijk zou deze bevoorrechting alleen dan wezen, wanneer er geen grond van deze uitzondering bestond. Nu willen we er niet den nadruk op leggen, dat een student, die zich aan de theologie wijdt, een offer brengen moet, - ..dat van geen ander student wordt gevraagd. Onder alle maatschappelijke betrekkingen, waartoe de studie den weg opent, is er geene die zoo hooge eischen stelt en tegelijk zoo karig bezoldigd wordt, als dat van den Dienaar des Woords. Er behoort dan ook in onze dagen wel veel zelfopoffering toe om dit ambt te kiezen, en hoeveel studenten in de andere faculteiten bereid zouden wezen ter wille van dit ééne privilegie, dat de theologen dan genieten, de offers te brengen die van de theologen gevraagd worden, staat te bezien. Maar al ook al laten we die argumentum ad hominem rusten, het is.duidelijk, dat deze vrijstelling aan de theologen geschonken wordt niet als een bijzonder privilegie voor hun persoon, maar met het oog op het amèt, dat zij straks te vervullen hebben. En indien er nu geen onbillijkheid in schuilt, dat van al degenen, die gestudeerd hebben, alleen de predikanten van den dienstplicht worden vrijgesteld, dan kan het ook niet onbillijk heeten, dat degenen, die voor dit ambt zich voorbereiden, deze zelfde vrijstelling ontvangen.

Ernstiger weegt het. laatste argument, dat vooral door Ds. Hagen, onzen vcldprediker, in het Gereformeerd Theologisch Tijdschrift is aangevoerd, dat dienstplicht der theologen èn voor hen zelf èn vQor het leger zeer wenschelijk zou wezen. Voor hen zelf, omdat ze daardoor met het volk in aanraking komen, menschenkennis opdoen, hooren wat er ook in die kringen omgaat, die voor de kerk weinig voelen, en zoo een uitjiemende practische leerschool doorloopen. En evenzoo voor het leger, omdat de karneraadschappelijke omgang van deze theologen met de soldaten bij dezen menig bezwaar tegen de predikanten zou wegnemen en ze het zedelijk element in het leger konden sterken, terwijl in geval van oorlog ze ook voor de religieuze "behoeften der soldaten konden zorgen. In dat opzicht kon er ook voor den Staat een belang in steken, om de theologen te laten dienen, en zou althans van de zijde der theologen zelf dezen dienstplicht eer gewenscht dan gemeden moeten worden. Het gewicht van deze argumenten . ontkennen we niet, ook al staat daartegenover, gelijk we reeds een vorig maal hebben opgemerkt, dat het dienen in het leger vooral voor zwakke karakters een groot gevaar van verleiding mee­ brengt, niet het minst omdat bij deze theologen allicht de neiging zou kunnen opkomen om nu juist eens te toonen, dat al zijn ze theologisch student, ze meer op dit student dan op het . theoloog den nadruk leggen. Hierbij komt, dat hetzelfde argument evenzeer zou kunnen aangevoerd worden voor den dienstplicht der predikanten, want de ervaring in dezen oorlog opgedaan, zoowel in Frankrijk als in Italië, waar de geestelijken dienen als soldaat, heeft wel getoond, hoe de moed, door deze geestelijken betoond, menig vooroordeel tegen den priesterstand heeft doen wegvallen en uitnemend, heeft gewerkt voor de religieuse behoeften der soldaten. Toch heeft men tot dusverre in onze kringen op dien' practischeri grond niet vóór den dienstplicht der predikanten geijverd, maar integendeel op grond van het ambt dat zij bekleeden, of wegens het belang der Kerk, vrijstelling van den militiedienSt voor hen gevraagd'. En al staat de zaak van een theologisch student zeker niet geheel gelijk met die van een predikant, die een ambt in Christus Kerk-bekleedt, toch blijkt uit het aangehaalde voorbeeld wel, dat deze practische grond hier niet jUeen den doorslag geven mag.

Een geheel andere vraag is, of wanneer er oorlog kwam, het niet gewenscht zou wezen, dat de theologen, zij het dan in dienst der ambulance, mede hun dienst aan het vaderland aanboden, of zelfs wettelijk daartoe - verplicht konden worden. Deze vrakg raakt echter niet hetgeen thans in geding was. Het ging om den gewonen dienstplicht ook tot de theologen uit te strekken. En hoewel we dit op zich zelf uit principieel oogpunt niet ongeoorloofd zouden achteii, meenen we toch, dat deze maatregel uit practische overwegingen geen aanbeveling zou verdienen. Voor de defensiekracht van ons leger heeft deze dienstplicht der theologen geen noemenswaard belang. En wat de zedelijke en practische argumenten betreft, die men voor en tegen dezen dienstplicht heeft aangevoerd, schijnt de schaal ons nog althans meer naar het tegen, dan naar het vóór over te hellen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Elk student soldaat, - ook de theoloog.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1915

De Heraut | 4 Pagina's