Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. J. HOOGENBIRK, DE KOOPMANSDOCHTER. Nijkerk, G. F. Callenbach.

De heer vertellen. HOOGENBIRK verstaat de kunst van vertellen.

Dit blijkt zoowel uit wat hij voor kinderen ais uit wat hij voor groote menschen geschreven heeft.

Zijn jongste boek, dat hier voor mij ligt, behoort, evenals het meerendeel zijner werken, tot de laatste kategorie.

In het VOORBERICHT doet , hij duidelijk uitkomen, dat DË KOOPMANSDOCHTER niet voor kinderen is bestemd.

De schrijver vertelt er in van FLORE DE GROOT, de dochter van een amsterdamschen koopman uit het begin der 19e eeuw en van een fransche actrice, met wie hij, tijdens zijn verblijf te PARIJS, was getrouwd.

De liefde voor het tooneel zit FLORE in 't bloed.

Het kind heeft haar moeder nauwelijks gekend en wordt door haar vader in al de weelde, die zijn rijkdom hem veroorlooft, opgevoed en ook verwend. Als zij nog maar een meisje van tien jaar is, neemt hij haar mee naar de comedie op het JLeidscheplein, waar zij, — het is in 1805 — Mevrouw WATTIEB ziet spelen en dan zoo onder den indruk komt, dat zij in zwijm valt.

Eenige jaren later toont FLORE, bij een, ten e huize van haar vader gegeven liefhebberijcomedietje waarin zij de hoofdrol vervult, dat l aan haar liefde voor het tooneel zich. ook, als c erfgoed van haar moeder-, een niet geringe aanleg m voor de tooneelkunst paart.

Vader DE GROOT, die het bovenal om »defWgheid" te doen is, wil er echter niet van weten, dat zijn dochter actrice zal worden.

Zonder dat hij er echter van weet, brengt FLORE nu en dan bezoeken op het LEIDSCHEPLEIN, waar zij, onder andere menschen van het tooneel, ook een jongen acteur uit BRUSSEL leert kennen, met wien zij komt tot, zooals de heer HOOGENBIRK schrijft, ïwat de wereld een liaison noemt".

Maar dan nadert een keerpunt in het leven van deze koopmansdochter.

Wij zijn nu in 1811 en door de tijdsomstandigheden is de koopman DE GROOT plotseling geruïneerd.

Vader en dochter trekken dan in vrij berooiden toestand naar den HAAG, waar de eerste spoedig sterft.

FLORE wordt onderwijzeresje in het Fransch; raakt onder invloed van den REVEIL; en bij het G vertalen van een Sermon > van een der Zwitser-d sche Reveil-mannen" over LE BONHEUR REEL gd komt zij tot bekeering.

En dan is het uit met haar liefde voor het tooneel.

De schrijver vertelt ons verder, hoe zij een tijdje in Frankrijk vertoeft bij familie van haar moeder; weer - naar Holland terugkeert, en ten slotte trouwt met een Franschman, die zendeling wilde worden, maar dit plan om gezondheidsreden moest opgeven en zich dan met zijn jonge vrouw op een klein landgoed bij ARNHEM vestigt.

In de laatste alinea van zijn schrijft de heer HOOGENBIRK:

»Er zijn redenen waarom ik dit boek, naar ik meen, een voor-onzen tijd raag heeten. Moge dat bij de lezing openbaar worden".

Bij de lezing nu is mij openbaar geworden, dat de heer HOOGENBIRK, iets wat ik trouwens wel eenigszins vermoedde; geen vriend van het tooneel is.

En als ik het wèl begrijp, is dan ook onder de redenen die hem DE KOOP.MANSDOCHTER 'n »boek voor onzen tijd" doen achten, de voornaamste déze, dat ket de strekking heeft tooneelbezoek tegen te gaan.

Om het daartoe te doen strekken gebruikt de schrijver in zijn boek twee middelen.

In de omlijsting van FLORE'S levensbeschrijving tëekent hij eerst het leven van enkele Nederlandsche tooneelspelers uit de eerste helft van de I9e eeuw en van vroeger. Zoo vlecht hij in zijn vertelling een heele levensbescjirij ving van den acteur ANDRIES SNOEK en doorloopend weet hij er Mevrouw ZIESENIS-V.'ATTIER in te pas te brengen. Van deze tooneelmenschen valt geen en wordt dan ook geen »chronique scandaleuse" gegeven. Alleen wordt er lang bij stilgestaan, dat de eens zoo gevierde actrice WATTIER haar laatste levensjaren vereenzaamd en vergeten doorbracht. Blijkbaar heeft de scjirijver gevoeld, dat met zijn lezers een blik te gunnen in het leven van deze «fatsoenlijke* hollandsche tooneelspelers uit vroeger tijd, voor het doel, waartoe zijn boek vooral strekken moest, nog niet zoW'heel veel is uitgericht.

Daarom zocht en vond hij ook een ietwat krachtiger werkend middel, en wel door FLORE, als zij bij haar familie in Frankrijk is, kennis te doen nemen van de Gedenkschriften der fransche actrice SOPHIE ARNAIJLD, die ten tijde van Lodewijk XV leefde. Hier krijgt de lezer, ook in verband met het leven van DE POMPADOUR, en de andere maitressen des konings, een en ander, doch laat mij er terstond bijvoegen, — wat van een schrijver als de heer HOOGENBIRK ook niet anders te verwachten was, —alles zeer spaarzamelijk en allerminst prikkelend, te hooren over onzedelijke toestanden in het leven van Fransche tooneelmenschen uit de 18e eeuw.

En bij die gelegenheid legt hij FLORE dan ook opmerkingen in den mond als die welke zij maakt naar aanleiding van het zeggen van haar neef: „Ge moet niet te sterk spreken, nicht, er zijn ook onder de tooneelspelers zeer brave lieden; werkelijk".

En zij dan: > Dat weet ik, maar toch blijf ik gelooven, dat wie in het tooneelspel opgaat te beklagen is. Speelt hij zelf, dan leeft hij in een schijnwereld; ziet hij anderen spelen, dan leert de ervaring, dat niet de kunst, maar de prikkeling van gevoel en zinnen ten sjotte bij de meesten hoofdzaak wordt".

Met een blik in het leven van een actrice als p deze SOPHIE ARNAULD, en opmerkingen als die E van FLORE DE GROOT, is zeker voor het doel b waarmee DE KOOPMANSDOCHTER voornamelijk mg geschreven is, iets meer uitterichten. Maar, wij r leven nu eenmaal niet in het FRANKRIJK van Wnt LODEWIJK XV, en zonder meer, ik ben er vrij zeker op, zou de lezing van DE KOOPMANS­ DOCHTER niet , van tooneelbezoek terughouden.

Niet in het boek zelf, maar eerst met het NASCHRIFT doet de heer HOOGENBIRK dan ook wat ik zou willen noemen een raken slag.

Hij vertelt daar, dat toen zijn boek reeds geschreven was, hem een driestar in DE STANDAARD van Maart 1915 onder de oogen kwam.

Het is die bekende driestar waarbovei! zeer terecht i Schandelijk" staat en waarin RÖSSING'S verslag en scherpe veroordeeling van het liederlijke tooneelstuk de ^De Ooimaar is dood" werd overgenomen.

Met het oog op dergelijke stukken is tooneelbezoek zeker te ontraden en algeheele onthouding te verstaan.

Het is er mee als met bioscoop-bezoek.

Maar ook afgezien daarvan zijn er, en dat niet alleen door gereformeerde moralisten, tegen het beroep van tooneelspeler en in verband daarmee tegen tooneel-bezoek bezwaren ingebracht, wier vermelding ik in HOOGENBIRKS boek tot mijn verwondering mis.

Noemde ik hierboven de strekking, tooneelbezoek tegen te gaan, de voornaamste reden waarom de schrijver zijn KOOPMANSDOCHTER seen boek voor onzen tijd" acht, een andere reden meen ik te vinden in wat hij^ op p. 134, naar aanleiding van FLORE'S bekeering, zegt over het REVEIL. Daar toch lees ik: »Men was toen in de eerste dagen'van het door God zoo rijk, ook vóór ons volk gezegend Reveil, waarvan we thans de vruchten plukken, al verachten sommigen., die dat toch ook doen, nu dtvazelijk den boom".

De cursiveering is van mij.

Als. ik mij niet sterk vergis, meen ik ook te weten aan welk adres deze door mij gecursiveerde woorden gericht zijn.

Is mijn vermoeden juist, dan kan ik den geachten schrijver van DE KOOPMANSDOCHTËR verzekeren, dat onder ons. Gereformeerden, die «verachters van den boom" niet moeten gezocht en dat onze waardeering van den REVEIL zeker niet nderdoet voor die welke, blijkens zijn OUDERE IJDGENOOTEN, mijn leermeester ALLARD PIERSON er voor had.

DE KOOPMANSDOCHTER, allesbehalve kinderektuur, is met dit al een ernstig, goed bedoeld, hristelijk boek, hetwelk door jeugdigeen oudere enschen, ook omdat er zoo prettig in verteld ordt, met smaak zal worden gelezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1915

De Heraut | 4 Pagina's