Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kinderen des Verbonds.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderen des Verbonds.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo bleek uit de Heilige Schrift, hoe nauw het verband is, dat Gods Woord zelf legt tusschen den doop en de genade, die daardoor wordt afgebeeld en verzegeld. Zeker maakt de Schrift tusschen het uitwendige teeken en de beteekende zaak onderscheid. Ze doet dat eenerzijds om af te weren elke gedachte, alsof de Dienaar de geestelijke genade ons zou kunnen schenken. Daarom zegt Johannes de Dooper: »ik doop u wel met water, maar die na.r mij komt, zal u doopen met den Heiligen Geest" (Matth. 3 : 31) en wat Johannes hier van zich zelf getuigt, heeft ook elk Dienaar aangaande zich zelf te belijden. Christus is het alleen, die den inwendigen doop met den Heiligen Geest ons schenkt. En evenzeer doet de Heilige Schrift dit, om elk valsch vertrouwen op het uitwendige teeken bij de hypocrieten af te snijden. Daarom zegt de Apostel Petrus, dat niet de doop, die alleen een uitwendige afwassching is van de vuiligheid des lichaams, maar die de vraag is om een goed geweten tot God door de opstanding van Christus Jezus ons behoudt (I Petrus 3 : 11). Maar waar de Schrift zoo tot afwering van elk misverstand beide, het uitwendige waterbad en de geestelijke genade, die alleen door Christus geschonken en alleen door de geloovigen ontvangen wordt, onderscheidt, bindt ze beide tegelijk zeer nauw saam omdat, gelijk Calvijn het uitdrukte, naar de instelling van Christus het teeken en de beteekende zaak nooit gescheiden mogen worden en Christus aan de zijnen waarlijk schenkt, wat Hij door het uitwendige teeken hun afbeeldt en verzegelt. Zonder dat zou de doop geen sacrament zijn.

Welke nu deze genade is, die door den doop ons beteekend en vezegeld wordt, bleek uit de klare uitspraken der Heilige Schrift, die voor geen tweeërlei uitlegging vatbaar zijn, duidelijk genoeg. Tweeërlei genade wordt door |den Doop ons beteekend en verzegeld: vooreerst de afwassching onzer zonden door Christus' bloed, of zonder beeldspraak, de vergeving van onze schuld om het offer door Christus aan het kruis gebracht; en ten tweede de wedergeboorte door den Heiligen Geest, waardoor we in Christus worden ingelijfd en de vernieuwing des levens deelachtig worden. Beiden weldaden van het genadeverbond, waardoor de toegang tot het Koninkrijk der hemelen ons ontsloten wordt en die onze Catechismus kort samenvat door te zeggen, dat de doop ons afbeeldt en bezegelt de afwassching onzer zonden door Christus' bloed en Geest.

Toch is hiermede de rijke beteekenis van den doop nog niet uitgeput, want onze Gereformeerde Kerk heeft terecht aan den doop nog twee andere beteekenissen verbonden, die evenzeer aan de Heilige Schrift zijn ontleend en waarop ten slotte hier nog moet gewezen worden.

De eerste is, dat de doop ook een teeken en zegel is van onze inlijving in de Christelijke gemeente. Dat dit metterdaad zoo is, blijkt uit hetgeen de Apostel Paulus zegt in I Cor. 12 : 13, waar hij verklaart, dat »wij allen door éénen Geest tot één lichaam gedoopt zijn*. In welken zin dit bedoeld is, kan niet twijfelachtig zijn. Dat hier geen sprake is van de uitwendige Kerk blijkt uit het verband onmiddellijk. De Apostel laat voorafgaan, dat gelijk het lichaam, hoewel het vele leden heeft, maar één lichaam is en al deze leden één lichaam vormen, het zoo ook is met het lichaam van Christus, dat hoewel het uit vele leden bestaat, toch evenzeer maar één lichaam is. Dat hier nu niet Van de uitwendige Kerk, maar van het geestelijk lichaam van Christus sprake is, is dus buiten kijf. Heel het betoog van den Apostel, dat daarna volgt, dat, we als leden van het ééne lichaam van Christus verplicht zijn elkander te helpen en te dienen, wijst' dit uit. Tot bewijs nu van deze eenigheid van de leden van Christus' lichaam beroept de Apostel zich op de beide Sacramenten, die alle geloovigen ontvangen hebben, nl. den Doop en het Avondmaal. Wat het Avondmaal betreft, zegt hij dat wij allen tot éénen Geest gedrenkt zijn, wat, gelijk onze Kantteekenaren zeggen, ziet op den éénen drinkbeker, waaruit we bij het Avondmaal allen drinken en waarin de eenheid van Christus' lichaam uitkomt, gelijk de Apostel in I Cor. 10 : 17 van het brood des Avondmaals zegt: want één brood is het, zoo zijn wij velen één lichaam, dewijl wij allen ééns broods deelachtig worden". En geheel in dien zelfden geest zegt de Apostel nu ook van den Doop, dat wij allen door éénen Geest tot één lichaam gedoopt worden, wat beteekent, gelijk onze Kantteekenaren verklaren, dat wij door den doop, welke het bad der wedergeboorte is, in de gemeente van Christus worden ingelijfd, door den Heiligen Geest, die de Geest der wedergeboorte is. Tot tweemalen toe wordt dus door onze Kantteekenaren met nadruk-er op gewezen, dat deze inlijving in Christus' lichaam geschiedt door de wedergeboori: . Eerst daardoor worden we een lid van Christus' lichaam. En deze wedergeboorte, die door den Heiligen Geest wordt gewerkt, wordt ons nu beteekend en verzegeld door den doop als het bad der wedergeboorte. De inlijving in Christus gemeente, die de doop ons verzegelt, staat dus niet los en op zich zelf naast de wedergeboorte, maar het een vloeit noodzakelijk uit het ander voort. Wie wedergeboren is, is tegelijk een lidmaat van Christus' lichaam. En daarom is de doop, die het bad der wedergeboorte is, ook tegelijk het teeken en zegel van onze inlijving in Christus' gemeente. Gelijk de Psalmdichter in Psalm 87 als profetie van het Sion des nieuwen verbonds voorzegt: ziet, de Filistijn en de Tyriër met den Moor, deze is aldaar geboren en van Sion zal gezegd worden : die en die is daarin geboren; en de Allerhoogste zelf zal hen bevestigen". Om burger van Sion te worden, moet men eerst in Sion geboren zijn.

Minder gemakkelijk is het daarentegen in te zien, waarom ook de tweede beteekenis, die onze Gereformeerde Kerk aan den doop hecht, nl. dat de doop het teeken en zegel is van onze aanneming tot kinderen van God, uit den doop zelf voortvloeit, aangezien de Heilige Schrift geen rechtstreeksche uitspraak bevat, waarin deze

aanneming tot kinderen Gods met zoo vele woorden met den doop in verband gebracht wordt Toch kan er wel geen twijfel over bestaan, dat onze Gereformeerde Kerk volkomen terecht ook deze weldaad met den doop zeer nauw verbonden heeft, wanneer zij bijv. in haar Doopsformulier God dankt, dat »Hij ons tot Zijne kinderen heeft aangenomen en ons dat met den Heiligen Doop bezegelt en bekrachtigt*. Vooreerst toch is het onmogelijk, dat we door Christus' bloed gewasschen en door den Heiligen Geest tot lidmaten van Christus zouden gemaakt zijn, wanneer daaraan niet vooraf was gegaan de aanneming tot het kindschap Gods. Deze aanneming tot het kindschap. Gods is toch, gelijk Calvijn terecht opmerkt, de grondweldaad, waarop al deze andere weldaden rusten. Van God den 'Vader immers gaat het werk der genade uit, doordat Hij ons naar Zijn eeuwig welbehagen tot Zijne kinderen aanneemt. Door den Zoon werden we dan gewasschen van onze zonden door Zijn bloed. En door den Heiligen Geest werden we daarna wedergeboren en in Christus' lichaam ingelijfd. Dit drievoudig snoer kan niet verbroken worden. Het werk van den Vader, van den Zoon en van den Heiligen Geest mag daarom nooit van elkaar gescheiden worden. Indien de H. Schrift èn het wasschen van onze zonden door het bloed van Christus èn de wedergeboorte door den Heiligen Geest met den doop in verband brengt, dan kan ook de aanneming tot kinderen door God den Vader, die daaraan voorafgaat, niet van den doop worden gescheiden. Immers, en dit is - de-diepste Schriftuurlijke grond voor deze Gereformeerde opvatting van den doop, we worden gedoopt, niet alleen in den naam des Zoons en des Heiligen Geestes, maar eveneens en zelfs in de eerste plaats in den naam des Vaders. Door den doop worden we dus in waarachtige gemeenschap gebracht met God den Vader, zooals Hij zich geopenbaard heeft tot onze zaligheid, en deze gemeenschap is geen andere, dan dat Hij onze Vader om Christus' wil wil zijn en ons tot Zijne kinderen aanneemt. Daarom zegt ons Doopsformulier, dat wanneer we in den naam des Vaders gedoopt worden. God de Vader ons betuigt en verzegelt, dat Hij ons tot Zijne kinderen en erfgenamen aanneemt en daarom van alle goed ons verzorgen en alle kwaad van ons weren of ten onzen beste keeren wil.

Hiermede is de beteekenis van den doop, naar we meenen, volledig uiteengezet. Het zal thans verstaan worden, waarom die beteekenis niet juister kon worden weergegeven dan door het korte woord, waarmede Christus het bevel gaf om te doopen: »doop hen in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes«. In deze woorden ligt alles opgesloten, èn de aanneming tot kinderen Gods, èn de afwassching door Christus bloed èn de wedergeboorte door den Heiligen Geest, waardoor we, Jn Christus' lichaam worden iingelijfd. En de vraag blijft thans alleen nog over, hoe we dit bij den doop onzer kinderen hebben te verstaan.

- DR. H. H. K.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 december 1915

De Heraut | 4 Pagina's

De kinderen des Verbonds.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 december 1915

De Heraut | 4 Pagina's