Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Het kindeke”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Het kindeke”

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

[KERSTDAG 1915 En dit zal u het teeken zijn: ij zult het kindeke vinden, in doeken gewonden, en liggende in de kribbe. Luc. 2 : 12.

De roerend schoone afbeeldingen van Maria met het heilig Kindeke, die de Michel Angelo's en Holbeins ons met hun kunstpen seel op 't doek getooverd hebben, geven ons het Kindeke bijna zonder uitzondering anders, wijl reeds iets ouder, dan zooals het in de kribbe te Bethlehem lag. Ze geven ons het Kindeke niet in doeken gewonden en sluimerend in de kribbe, maar door de Moedermaagd op haar arm gedragen, en u aanstarend met een doordringend oog, waaruit een roerend zelfbesef spreekt.

Juist daardoor echter geven deze beeltenissen ons niet dat weer, wat eens te Bethlehem niet alleen Maria en Josef, maar ook de Herders en de Wijzen uit het Oosten bewonderd en genoten hebben.

Vandaar dat dan ook onze Kerstviering zich niet bevredigd gevoelt door wat in het kunstbeeld van een Michel Angelo ons boeit, en daarom het Kindeke zich poogt te verwezenlijken, gelijk het eens, in doeken gewonden, de Herders half toelachte uit de Kribbe.

In de aangrijpend heerlijke beeltenissen van de Moedermaagd met het Kindeke spreekt reeds meer dan de Moedermaagd dat Kindeke u toe, en is het of Maria slechts dienst doet, om u door het bezielend oog van het Kindeke te, laten bekoren.

Doch daaraan zijn we op den Kerstmorgen nog niet toe. Hier is 't als de onnoozelheid waarin het pas geboren Kindeke zich nog voor u terugtrekt. Reeds boeit het u, en spreekt 't u zoo wonderbaar toe, maar 't volle leven komt nog niet uit. Het is een opkomend, maar nog niet uitgekomen leven. En de indruk, dien 't zien op de kribbe bij u achterlaat, komt nog niet uit die kribbe zelve, maar veel meer uit wat de Engelen in Efrata van dit Kindeke zongen, uit wat de Zieners in Israël van het Imanueis-kindeke geprofeteerd hadden, en uit wat de latere historie van onzen Heiland als op zijn ligging in de kribbe terug doet slaan.

Houdt u daarom op uw Kerstfeest aan wat de Kerstmorgen metterdaad in Bethlehem bracht.

Wat daar u boeit is 't eerste ritselen, het voor 't eerst zich roeren van 't Goddelijk leven in het wondere Kindeke van Bethlehem.

De Menschwording van den Zone Gods.

Niet nu pas, niet nu voor 't eerst viel uw Heiland onder den bhk van het menschelijk oog.

Ook bij de Kribbe toch moogt ge niet vergeten, hoe in den Engel des Heeren, bij de eikenbosschen van Mamré, de oudste der patriarchen den komenden Messias reeds in zijn tente ontving, en ontving in zoo tastbare menschelijke gedaante, dat de Engel des Heeren met Abraham en Sarah aanzat en at. Dit nu was van zelf een verschijning van den Heiland in volwassen manlijke gestalte, doch deze verschijning ging voorbij, en toen was de patriarch weer zonder Messias.

Hier daarentegen in de kribbe van Bethlehem is de verschijning verduurzaamd in de Vleeschwording. Het is nu niet meer een aankondiging, of alleen een belofte die ons toekomt, maar volle werkelijkheid en vervulling. Hier is 't niet 't Woord, maar het geboren Kindeke. En de zalige moeder die 't onder haar hart mocht dragen, waakt bij de kribbe van het Kindeke met meer dan engelenzaligheid in de ziel.

Dat Kindeke van Bethlehem komt niet maar tot ons, maar is een stuk van ons eigen leven. Ons bloed draagt het in de aderkens. Het ziet u aan met een menschelijk oog. En bij hef zien op dat Kindeke gist en voelt ge het rijpe rnenschelijke leven en het nog zoo veel rijker Goddelijke leven, dat hier in hemelsche hoogheid vereehigd, achter de raadselachtige, zoo geheimzinnige gedaante van dat wondere Kindeke schuilt.

Dat Kindeke in die kribbe is metterdaad nog geheel kindeke. 't Kent zijn moeder nog niet. Het tuurt en staart met zoekend oog in de vreemde wereld waarin het zal ingaan. Al 't Goddehjke dat er achter schuilt, is nog niet doorgedrongen in een klaar menschelijk bewustzijn. Het is er, het schuilt er achter, maar het openbaart zich nog niet. En hierin juist spreekt de volheid der ontferming, dat het de Zone Gods was die in die kindergestalte zich zelf vernederde, om u te zoeken en te zaligen.

Er is hier het omgekeerde. Als ge anders bij de wieg staat, voelt gij u als volwassene zooveel machtiger dan 't wicht dat uit die wieg u toelacht. Hier daarentegen voelt gij uzelf als wegzinken bij de verborgen Majesteit van dat Kindeke, waarop ge in aanbidding staart.

Zoo 't rnenschelijke nog tot den kleinst mogelijken vorm herleid, en daarachter al het Goddelijk groote schuilend.

Alle jammer voor nu en eeuwig kwam ons toe door de scheur, die onze val in zonde tusschen God en ons door zonde vergiftigd hart trok. We konden nog bidden en om ontferming smeeken, en onze God kon ons nog naderen in het woord dat Hij ons toesprak. Maar de wezenlijke band dier eenheid trok en bond niet meer, omdat die scheur ons in 't leven zelf afscheidde van onzen God. Maar zie hier nu dat Kindeke in de Kribbe.

Hier is een wezenlijk menschelijk kindeke, een kindeke zoo als eens menschen kindeke is. Zoo als 't daar in de Kribbe nederligt, u nog niet anders dan wat menschelijk \t vertoonend; u terug doende denken aan hel kindeke dat uw God u zelf in uw eigen gezin gaf; ja, u doende inleven als in 't oogenbhk toen ge zelf eens nog sprakeloos en nog gedachteloos door uw eigen moeder in de wiegwerdt nedergelegd; ja zóó in ongerepten zin een menschelijk kindeke, gelijk, dat noch de Herders noch de Wijzen er iets anders dan een menschelijk kindeke in ontdekken konden. En nu moogt gij., in het verleden terug, op dit Kinieken turen met de volle wetenschap, dat in dit kindeken uw God zelf tot u komt; dat de scheur tusschen uw God en uw menschzijn hersteld is; en dat in dit heilig Kindeke de zalige gemeenschap met uw God eens weer in den rijksten omvang en dan voor eeuwig zal genoten worden.

En om u dit nu teeder en heerlijk te doen gevoelen, verschijnt in Bethlehem niet op eens de gestalte van den Leeraar en Wonderdoener, niet de volwassen gestalte van den man, en ook niet de Man van Smarte, die straks aan het Kruis zal worden genageld, maar een Kindeke.

En wel een Kindeke dat schier om uw hulp vraagt, of 's menschen hand 't verzorgen en moederliefde 't beveiligen mocht.

En wat vooral in Bethlehem u zoo aantrekt, er glinstert uit die Kribbe u geen majesteit en geen heerlijkheid tegen die u afstoot en als terugwerpt, maar een heerhjkheid die bijna in kinderlijke onschuld zich omnevelt.

Bij Sinai's ontsluiering van Gods Majesteit schrikt ge terug en grijpt u ontzetting aan, maar hier bij de Kribbe voelt ge u oij dat wondere Kindeke als thuis, en ge^ beidt, wat er straks uit dat Kindeke worden zal.

Een Kindeke u van God gegeven, of gij zelf straks u als een kindeke van uw God in uw Heiland gevoelen moeht.

Dr, A. K.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 december 1915

De Heraut | 4 Pagina's

„Het kindeke”

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 december 1915

De Heraut | 4 Pagina's