Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ziet, Ik heb het ook gezien! spreekt de heere”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ziet, Ik heb het ook gezien! spreekt de heere”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is dan dit Huis, dat naar mijnen naam genoemd is, in uwe oogen eene spelonk der moordenaren? Ziet, Ik heb het ook gezien, spreekt de HEERE. Jeremia 7 : 11.

Er ligt in dit korte zeggen iets dat ontroert. Liefst nemen we het nu niet in 't algemeen, van al onze zonden, van der jeugd aan. Ook in dien zin is het wel volkomen toepasselijk, maar toch, dan grijpt 't niet zoo aan. De tekst bij Jeremia bedoelt 't dan ook anders. Hierin toch wordt 't betuigd van een op zichzelf staande, duidelijk aangewezen zonde. En zoo nü moet ge dit woord des Heeren ook op uzelf toepassen, om er de aangrijpende en ontroerende kracht van op uw conscjentie te voelen uitgaan. „Ik heb 't ook gezien!"

Ook tot een iegelijk onzer toch spreekt de Heere telkens juist evenzoo, als Hij 't hier door Jeremia tot Israel doet.

Als ge in wat zonde ook valt, kan 't zeer verschillend loopen. Het kan zijn, dat ge onder 't zondigen aan uw God eigenlijk niet gedacht hebt, en eerst daarna een maar al te zwak conscientie-verwijt gevoelt, waarover ge dan heen werkt. Maar het kan ook zijn, dat uw zonde uitkomt, en dat uw vader of moeder, een vriend, of ook een vijand, van uw zonde merkt, ener u of lief of heel onlief over onderhoudt. Toch is ook dit nog op verre na 't ontroerende niet, waarvan ons Jeremia hier getuigt. Wat in dit zeggen bij Jeremia op den man af, in dit rechtstreeks u aangrijpend verwijt van uw God tot u spreekt, doelt er op, als ge zelf voelt, dat ge niet enkel meer met uzelf, noch ook alleen met menschen te doen hadt, maar dat ge te doen hadt met den alwetenden God, die zelf in uw innerlijk besef tot u doordrong, en het u, zijn oog in uw oog instralend, aanzeide: tZie, Ik heb 't ook gezien. Gezien hoe ge opnieuw in zonde vervielt, en u weer verzet hebt tegen den wil van uw heiligen God* !

En dit nu is heel iets anders dan uw algemeene belijdenis, dat voor uw God niets verborgen kan blijven, en dat ook heel uw innerlijk leven naakt en geopend ligt voor Hem die u innerlijk kent en doorzoekt.

Zoo in 't algemeen genomen, is 't niets dan een als vanzelf sprekend stuk van uw belijdenis. Natuurlijk, voor uw God kan niets verborgen zijn. Hem is al uw doen "en laten bekend. En als ge in uw morgengebed of in uw avondgebed de bede om vergeving van uw zonde mengt, plgt hieröit nog geenszins, dat ge aan één bepaalde zonde denkt. 'VVat toch is gewoner, dan dat in uw huiselijk of in uw kerkgebed dg bede om vergiffenis opgaat, zonder dat of wie aanbidt of wie meebidt, ook maar een enkele, bepaalde zonde van dien dag indachtig is.

Maar hier, in wat de Heere hier bij Jeremia betuigt, is 't zoo heel anders. Hier is geen sprake van een schuldbesef dat in 't volk opkwam en zich nu uitsprak. En evenmin beluistert ge hier een verwijt van mensch aan mensch over wat hij deed of naliet. Neen, hier is sprake van iets ontroerends, dat in uw verborgen zielsleven tusschen u en uw God, als den Kenner van uw hart, voorviel.

Het is de Heere xelf, die hier in uw conscientie tegen u opkomt, en u innerlijk toespreekt, om 't' u aan te zeggen, hoe Hij er bij geweest is, toen ge weer in uw oude zonde terugvielt, en op nieuw, uw conscientie verkrachtend, tegen den heiligen wil van uw God ingingt.

Dat kon nu zonde van allerlei aard zijn.

Het kan zijn, dat ge in koopmanschap of handel u gewend hebt aan niet geheel eerlijke practijken, en hieruit zeker gewin trokt. Het kan zijn, dat ge aan zinnelijke zonde verslaafd •waart geraakt, en er niet meer van af kunt komen. 'Het kan ook wezen, dat ge in een zondige zelfaanbidding van uw eigen ik verdoold waart. Dat ge onlief pleegt te zijn tegenover iemand van uw omgeving, , die u in den weg staat. Het kan wezen, dat ge u vermeit in zondige voorstellingen, die u tot in uw droomen vervolgen. Kortom, er kan sprake zijn van wat men wel eens noemt verborgen Jjoczemzonden of van in 't oog springende zonden. Zoo zelfs kunt ge aan zulk een zonde zijn overgegeven, dat de gewoonte u een tweede natuur is geworden, en ge in 't eind nauwelijks meer voelt, dat het wel ter dage zende is. Eerst was er dan nog wel een spoor van berouw, " maar dat verflauwde meer en meer. En in 't eind waart ge zoo als verwend aan al zulk zondig doen, dat ge mis schien bij ernstigen tegenslag of op uw sterfbed, maar anders heel niet meer bij u zelf gewaar wordt, hoe gij aan die zonde en die zonde aan u vastzit.

Laat een ieder voor zich zelf maar noemen, wat bij hem of haar die'bepaalde zonde is.

Maar soms, nu of dan, komt er dan toch een oogenblik, dat het oog uwer ziel er weer voor opengaat, en dat ge, ge weet zelf niet hoe, op eens weer een sterk gezicht op uw zonde krijgt, zoodat ge uw zonde weer siet, en als door heel uw wezen voelt: Ja, AéX is de eigenlijke kanker die aan mijn ziel knaagt.

Dat is dan een oogenblik, dat u redden kan, een oogenblik waarin God aan uw ziel schudt, om ze in haar zelve te doen opleven.

En dringt nu de genade op zulk een oogenblik diep door, dan overkomt 't ons, dat juist waar we weer vielen, en 't verwijt opkomt, en we ons best doen, om er weer overheen te werken. God de Heere zelf in den tempel van onze ziel binnentreedt, ons met zijn heilig oog o, zoo doordringend aanstaart, en het ons met een stemme van roerend verwijt, maar ook van aangrijpende erbarming influistert: > Z»> , Ik heb 't ook gezien'\ wat ge daar weer deedt of u weer voomaamt.

DaX: ook gezien, spreekt zoo aangrijpend. Het wil toch zeggen: »Gij waart met deze uw zonde weer bezig, en uw oog richtte er zich weer op, maar versta 't nu, dat ook Ik, uw God, 't gezien heb, wat in u opkwam, of wat ge gedaan hebt. Ik ben 't, en Mij, uw God, hebt ge met en door uw zonde gegriefd.

Is dan de zonde nog niet voltooid, dan wordt ze gestuit. Tegen zulk een zelfopenbaring van uw God in, kondt ge uw zonde niet herhalen. Immers, wie dat kon en deed, ware verloren.

Neen, zulk een ontmoeting met uw God in uw zelf bewustzijn, op een bang o«genblik, wanneer de zonde weer bij u voor de deur lag, breekt 't kwade opzet. En dan laat ge af.

Of ook, was de jammerlijke zonde er reeds doop, en hadt ge reeds gezondigd, dan brengt zulk een zeggen van uw God: »Ik heb 't ook gezien", u van zelf op de knieën, CE doet u in een gemeend, in een oprecht, in een in tranen uitvloeiend berouw verzinken. En als dan in dat berouw genade spreekt, dan is dat 't innerlijk doorleefd berouw dat vanzelf nieuwe genade uitlokte.

Dat God uw zonde zag^ en dat gij hiervan weet kunt hebben, is zoo dikwijls het eenige, dat u van uw zonde nog afbrengt en u redt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 februari 1916

De Heraut | 4 Pagina's

„Ziet, Ik heb het ook gezien! spreekt de heere”.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 februari 1916

De Heraut | 4 Pagina's