Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De zonde ligt aan de deur”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De zonde ligt aan de deur”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is er niet, indien gij weldoet, verhooging? en zoo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijne begeerte is tocli tot u, en gij zult over hem heerschen. . Genesis 4 ; 7.

Ons meuschelijk hart voert een in zichzelf afgesloten leven. Een leven dat naar beneden tot in de nieren zich verdiept, dit naar boven in onze hersenen zichzelf bewust wordt, en door wilskracht naar buiten kan uitstralen, maar dat toch op zichzelf als in een eigen verblijf of op een eigen troon zijn zetel heeft; en die woon-' stede, die zetel, is ons menschelijk hart. In dat hart doorlevL-n we een eigen béstaa, n, in dat hart leeft ons ik^ en in dat hart is ons bestaan en onze toekomst zoo afgesloten, dat we als op geheimzinnige wijze een eigen, afgezonderd bestaan doorleven van vóór onze geboorte, alle de dagen onzes levens op aarde door, en na ons sterven van eeuwigheid tot eeuwigheid bij God of in den poel des verdert's.

Ons mystiek bestaan is niet in wat we spreken of doen of bezitten, maar in dat opgesloten, afgesloten en verborgen o/is self, waar ons /'k uit getuigt 011 dat God alleen kent. Lees en herlees 't in Psalm 139 maar: »Mijn gebeente was voor ii niet verborgen, toen ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben? .

Noem nu die plaats daarbinnen, waarin uw, fk huist, uw woonstede, uw tempel, uw innerlijk huis, of hoe ge wilt, toch keert altijd de voorstelling terug, dat er twee dingen zijn.: ten eerste gij, uw ik, uw persoon, of hoe ge uzelf noemen wilt, en in de tweede plaats een tente, een woonstede, of hoe ge het pleegt te heeten, waarin uw ik zijn verblijf heeft. Ge kunt dan wel van zül en lichaam spreken, en zeggen dat uw ik uw ziel is, en dat het 't lichaam is, waarin dat ik huist, doch dit gaat niet diep genoeg. Ook altoos als ge uw lichaam u wegdenkt, is er nog in uw ziel te»t> nderschei4en tusschen die ziel als de woonstede van uw J^^^^^^ «^', dat in die ziel woont.

Zóö nu genomen zijn er aan die woonstede, aan dat huis, Avaarin uw ik stil verborgen woont, twee deuren, waardoor dit uw ik mei wat daar buiten ligt, gemeenschap kan erlangen. Üe eerste van die twee deuren ontsluit zich hefliglijk naar Boven, naar uw God, en die andere opent de gemeenschap met een 'onheilige geestenwereld, waarover de heerschappij bij Satan berust, en van Satan naar u uitgaat.

Zal 't nu "goed met u zijn, dau moet. die eerste deur^ die aan Gods heilige gemeenschap den toegang tot uw hart ontsluit, bij dagen en bij nachten openstaan, maar moet aaii de andere zijde die tweede deur^ die aanhetbooze, demonische en zondige toegang tot uw hart verleent, steeds gesloten blijven, en wel zóó gesloten, dat slot en grendel niet meer te verschuiven zijn.

Aan dezen hoogen eisch voldoet nu echter de gesteldheid in 's menschen hart gemeenlijk niet.

Het verschilt natuurlijk, al naar gelang ge met «en gansch ongèloovige, dan. wel piet een kind van God te doen hebt; maar zelfs in dit laatste geval is de toestand gedurig zóó, dat de deur die den toegang van God tot uw hart ontsluit, wel niet geheel afgesloten is, maar toch maar al te dikwijls met een floers omhangen blijft, zoodat de gemeenschap van uw ziel met uw God slechts spaarzamelijk doorwerkt. In zijn genade doet uw God dan telkens die deur wat wijder open, zoodat uw ziel zich tot uw God kan opheffen, en uw God tot uw ziel kan naderen. Maar toch, geheel open zal die deur in uw ziel eerst hiernamaals zijn, als ge niet meer als in een duisteren spiegel zult zien, maar als van aangezicht tot aangezicht. Herlees 't maar in 1 Corinthe XIII.

Maar hoe sta.at 't nu met die tweede deur, die niet den toegang van uw ziel naar Boven, naar uw God, maar naar beneden tot in de demonische diepte ontsluit '

Die deur was in de ure der schepping bijna Jiermetisch gestoten, en het was onze-val, dat 't Satan gelukte, met behulp van Eva's begeerjucht, deze keld'erdeur, als we ons zoo-mogen uitdrukken, als op een riggel open te schuiven.

Van die ure af werd het nu de groote worsteling in ons leven, of die tweede deur dicht zou blijven dan wel open zou gaan.

Ze kon beiden. Werkte er een krachtig geloof in ons binnenste, dan belette de grendel op die deur allen toegang. Maar ook, schoof ons zondig neigen er dien grendel af, en poogden we die deur op een kier te zetten, zoodat we er doorheen konden gluren, dan beproefde Satan of één zijner demonen er onmiddellijk de booze klauw tusschen te klemmen, en was onze zonde gewis.

Dit nu drukte Jehovah in wat hij Kaïn vermaande en waarschuwde, aldus uitj dat al i» die tweede deur voor het oogenblik nog dicht, de dénion toch achter die deur ligt te loeren; en dat, zoo" we uit zondige nieuwsgierigheid die deur ook maar even op een reet zetten, die demon er aanstonds doorheensluipt, zich op ons werpt, en ons overmant.

En dit nu is het wat uitgedrukt ligt in dat zoo aangrijpende zeggen: »De zonde ligt bij u aan de deurl« .

Dit nu was zoo bij Kaïn, en het is er evenzoo mede bij elk onzer, tot aan ons sterven toe. Het is zoo bij. de kinderen der wereld, die met voorliefde die deur telkens opendoen, om den beminnelijken demon keer op keer binnen te laten, maar het is evenzoo bij den geloovige, die eiken morgen en eiken avond bidt, of God hem toch van dien loerenden demon mocht verlossen. En het verschil tusschen het kind der wereld en het kind van God is alléén maar, dat het kind der wereld er lust in heeft, die deur van zijn hart naar dien boozen kant gedurig open te zetten, en dat daarentegen het kind van God in den regel bij die deur de wacht houdtj en slechts af en toe de onheilige onvoorzichtigheid begaat, ohi aan Satan een kans tot insluipen te geven.

De zondige trek die hierbij in 't spel komt, is volstrekt niet bij allen eender. Dat verschilt naar ieders aanleg en karakter. Er zijn innig vrome, zedelijk brave personen, die alle overige demonen schuwen, maar die, helaas, 't gif van den hoogmoed in zich opnamen, en nu door den, demon van den trots en van de zelfverheffing belemmerd worden. Anderen kunnen van het geld niet afblijven, 't Goud is hun te machtig. En als er, al gaat 't dan ook niet zoo heel eerlijk toe, te winnen of grof te verdienen valt, dan kunnen ze aan de verleiding geen weerstand bieden, en laten ze de zonde door dien demon binnen. Een derde neigt tot vleeschelijke zonde, en voor hem ligt de zonde aan de deur in den demon der schandèlijkheid. Een vierde is aan drank verslaafd. Een vijfde aan de ijdelheid der behaagzucht in kleeding of optreden. Kortom, ieder heeft zijn eigen zondige neiging, en, naar uw zondige neiging is, komt de daarbij passende demon aan de deur van uw hart ritselen, en zoo als ge ook maar even die deur opent; , sluipt liij er door biniien.

Hierbij hangt er nu maar alles van af, welk innerlijk bestaan we leiden. Is't, nu ja: Zondigen mogen we niet, en de demon mag niet binnengelaten, maar de prikkeling van dien demon is toch zoo verleidelijk, dan gaat telkens die booze deur even open, en gaat tegelijk de deur naar üoven weer voor ons dicht. Zoo was het bij Kaïn, en toen dit bij Kaïn de eerste maal voorkwam, teekende zich in Kaïn geheel ditzelfde af, wat daarna in elk onzer gedurig zou opkomen. Wat de Heere toen deed om Kaïn er van af te houden, was alzoo de opheffing van een schild, dat ons allen ten goede moet komen.

Uoo als het bij Kaïn was, zoo ook staat 't keer op keer bij elk onzer. Er werkt telkens ook in ons een zondige trek, en als die booze trek weer werken gaat, ligt aanstonds de zonde weer aan de deur om bij ons binnen te sluipen.

En dan is 't maar de vraag, of we naar Satan of naar 't Onze 'Vader luisteren. Immers wie dan bidden kan: Verlos mij van den Booze en leid mij niet in verzoeking! die is gered.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's

„De zonde ligt aan de deur”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's