Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zes-en-dertigste Jaarlijksche Samenkomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zes-en-dertigste Jaarlijksche Samenkomst

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag

gehouden te Rotterdam op 5 en 6 Juli 1916.

Directeuren der Vereeniging hadden ditmaal 1 de Jaarvergadering eaamgeroepen naar Rotterdam, de veelbeschreven groote en drukke koopstad aan de Maas.

Voor de derde maal ging ook thans aan de Jaarvergadering de Wetenschappelijke Samen-\ komst vooraf, waarvan de leiding ditmaal was 1: opgedragen aan Dr. H. H. K u y p e r, die de talrijke aanwezigen welkom heette en daarna de onderwerpen aan de orde stelde, waarover de referaten reeds verschenen zijn.

Dr. G. Ch. Aalders behandelde het onderwerp : Iets over bron7tenafscheiding in den Petitateuch, van welk referaat een kort uittreksel volgt:

Men kan den tegenwoordigen stand van het Pentateuch-'vraagstuk het allerbest kenschetsen met het beeld van een toegevroren rivier, waarvan het ijs weder aan het kruien is geraakt. Tot vóór weinige jaren bestond er in de kringen der Oud-Testamentici een zeldzame eenstemmigheid ten aanzien van het feit dat de 1 Pentateuch, de z.g. vijf boeken van JNIozes, was 1 saamgesteld uit een viertal bronnen, oorspronkelijk zelfstandige geschriften van verschillenden ouderdom, welke achtereenvolgens tot één geheel waren samengesmolten. Algemeen aanvaardde men de bekende Wellhausensche hypothese, waarin zich het resultaat van anderhalve j eeuw scherpzinnige Pentateuch-studie had gekristalliseerd. In het laatste tiental jaren is hierin eene merkbare , verandering gekomen. Eene verandering, welke zich vooral hierdoor kehmerkt, dat aanhangers der kritische school zelve de vier-bronnen-hypothese prijsgeven of althans hare onaantastbaarheid ernstig beginnen te .betwijfelen. Prof. Eerdmans van Leiden b. v. heeft in 1908 publiekelijk zijn vertrouwen in de geldende theorie opgezegd.

Bizonder van belang is de beweging welke zich op gronden van de tekstkritiek tegen de Wellhausensche hypothese heeft gekant (in Engeland vooral Wiener, in Duitschland Dahse). De gangbare Pentateuch-kritiek heeft zich gebaseerd op den Joodschen tekst van het , 0. T., die niet verder teruggaat dan tot de eerste eeuwen van onze jaartelling. Het is echter gebleken dat verschillende gegevens van dezen Joodschen tekst, waarvan de Pentateuch-kritiek zich bij hare bronnenspheiding bedient, tekstkritisch onzeker zijn, met name de afwisseling der namen sGods en »Heere«, waarmede dus de juistheid van heel de brónnenscheiding twijfelachtig wordt. Het gevolg van "een en ander is, dat inderdaad het Pentateuch-vraagstuk ih de kringen der Oud-Testamentici wederom opnieuw een vraagstuk worden gaat. Deze stand van zaken is gunstig voor een pogen om ook onzerzijds dit vraagstuk naar zijn litterair-historischen kant aan-te vatten, niet zoozeer om de Wellhausensche hypothese te bestrijden als wel om ook positief te streven naar eene oplossing van de problemen, waarvoor de menschelijke factor i in den Pentateuch ons stelt. '

De richting waarin zulk een positief onderzoek zich zal hebben te bewegen wordt allereerst bepaald door datgene, wat bij eenige opmerkzame beschouwing van den Pentateuch het eerst in het oog springt. Dit is, dat de Pentateuch, als een .geschiedwerk loopende over een tijdruimte van in elk geval verscheidene eeuwen, naar analogie van andere boeken der Schrift (Koningen, Kronieken, Lukas), met gebruikmaking van onderscheidene bronnen moet zijn samengesteld. »Bronnen" wordt hier dan niet gebruikt in den zin van de Pentateuchkritiek, maar in den gewonen bibliographischen zin van het woord. Deze bronnen zullen, hoewel mondelinge traditie niet uitgesloten is, allereerst als schriftelijk zijn te denken, en ten deele letterlijk zijn gecopieerd, ten deele in meer vrije bewerking zijn opgenomen. Door dit gebn ik van bronnen zullen onderscheiden litterarische eigenaardigheden van den Pentateuch, verschillen in taal en' stijl, conceptie en toon van sommige stukken, werkelijke doubletten, enz. kunnen worden verklaard. Vele bezwaren tegen de eenheid van den Pentateuch ingebracht, zullen op deze wijze kunnen verdwijnen. Deze beschouwing heeft het voordeel, dat zij zich aansluit bij het getuigenis der traditie in den Pentateuch zelf, en derhalve de autoriteit van Gods Woord niet aanrandt, gelijk de gangbare Pentateuchkritiek doet, alsmede dat zij meer overeenkomt met de ons bekend methoden van geschiedschrijvei s in de antieke Oostersche cultuurwereld. De algemeene verbreiding van het spijkerschrift geeft grond voor het vermoeden, dat men in het oude Oosten gewend moet geweest zijn aan eene eerbiediging van den litterairen eigendom, waartoe de aard van het daarbij gebruikte. materiaal aanleiding gaf, die weinig strookt met de litteraire willekeur I ritMmi»iiiiirilr«iiiiiiliit««iiaii1«-'iiiii, W»iimiwt< «rti-«iriin»MWii> aiMai^^ welke volgens de Pentateuch-kritiek in Israël zou hebben geheerscht. In Egypte werden de koningsannalen door een daarvoor bestemd ambtenaar van dag tot dag bijgehouden. Is het niet waarschijnlijk dat ook van Israels uittocht op eene soortgelijke wijze dag aan dag door Mozes of van Mozes' wege de gedenkwaardighedeii aan de vergetelheid zullen zijn ontrukt ? Daarbij zal tot de schatten die Israel uit Egypte medevoerde, zonder twijfel ook eene litteraire nalatenschap der vaderen hebben gehoord. Ziedaar de bronnen, die voor de samenstelling van den Pentateuch hebben gediend.

Geeft nu de Pentateuch, dit is eene verder te beantwoorden vraag, ook eenige aanwijzing aangaande den persoon door wién en den tijd waarin dgze samenstelling heeft plaatsgegrepen? De auteur wordt door den Penjateuch zelf niet genoemd. Wel maakt bij gewag van eene schriftelijke werkzaamheid van Mozes die op gedeelten daarvan betrekking heeft, en leert dat de daarin vervatte wetten en de op deze wetten gegronde vermaningen van Mozes afkomstig zijn, maar daarmede wordt het litteraire auteurschap van den , Pentateuch als zoodanig nog niet voor Mozes gevindiceerd. Integendeel bevat de Pentateuch een aantal feitelijke gegevens die er toe leiden om dit litteraire auteurschap aan Mozes te ontzeggen. Ten eerste treffen wij verschillende uitdrukkingen, namen en zinsneden aan die eerst uit den tijd na Mozes kunnen dagteekenen, b.v. Gen. 36 : 31 »eer een koning regeerde over de kinderen Israels*. Dit kan eerst geschreven zijn nadat het koningschap in Israël was opgekomen. Verder wordt van Mozes steeds in den derden persoon gesproken op een zoodanige wijze als hij het zelf bezwaarlijk kan gedaan hebben, b.v. Ex. 11 : 3: ook was de man Mozes zeer groot in Egypteland voor de oogen van Pharao's knechten en voor de oogen des volks«, of Num. 12 : 3: Doch de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle menschen, die op den aardbodem waren*. Zulk een zelfroem is moeilijk bij Mozes denkbaar. Zeker niet van Mozes is eindelijk Deut. 34, het verhaal v^n zijn dood. Maar wordt niet door het O. T. en vooral door het N. T. de Mozaïsche redactie van den Pentateuch geëischt ? Neen, want waar verder in het O. T. het wetboek van Mozes wordt genoemd, is dat niet zonder meer gelijk te stellen met den Pentateuch, en deze term doelt bovendien niet op den litterairen auteur, maar op de uitvaardigende autoriteit, en wat het N. T. betreft, dé term »Mozes en de Profeten* dient uitsluitend om de H. S. des O. T. te' citeeren met den naam waaronder deze algemeen bekend stond, en de plaatsen : ivaar overigens Mozes bepaald als zegsman wordt aangehaald, zijn alle genomen uit wetten of profetieën, waarvan de Pentateuch zelf verklaart dat deze van Mozes afkomstig zijn. In strijd met het getuigenis des N.T. komt wel, wie de door den Pentateuch aan Mozes in den inond gelegde wetten en woorden voor niet Mozaïsch houdt, maar niet wie het litteraire auteursschap van den Pentateuch zelf aan Mozes ontzegt.

Hoe ver na Mozes moet. worden teruggegaan, hangt van de dateering der z.g. post-Mosaica af In elk geval niet verder dan het begin van den koningstijd, misschien niet verder zelfs dan den, tijd na de verovering van Kanaan door Jozua.

Ten slotte moet dan worden getracht de gebruikte bronnen eenigszins verder te bepalen en te dateeren. Het hoofdbestanddeel zijn natuurlijk de Mozaïsche wetten, welke óf door dezen zelf zijn op schrift gebracht óf die hij op schrift heeft laten brengen. In de tfweede plaats komen de historische gebeurtenissen uit j den tijd van Mozes, die zooal niet door Mozes zelf, dan toch door zijne tijdgenooten op initiatief 1 en onder toezicht van Mozes zijn opgeteekend. Er zijn in de derde plaats ook vóór-Mozaïsche bronnen, de bronnen voor de aan Mozes voorafgaande eeuwen ; de Jacobspreuken Gen. 49 b.v. zijn zeer zeker' schriftelijk overgeleverd. Als na-Mozaïsche bronnen zijn aan te merken het Boek van de Oorlogen des' Heeren, geciteerd in Num. 21 : 17 v.v. en het verhaal van Mozes' dood. Volledigheid en volstrekte zekerheid zal intusschen ook bij het nauwkeurigste détail-onderzoek in dezen wel niet te bereiken zijn. Doch hierin kunnen wij gemakkelijk berusten. Hoofdvraag is ten slotte 4mmers niet: oe ontstond de Pentateuch, maar wat is de inhoud van het Woord Gods dat ons in en door den Pentateuch geboden wordt?

Het referaat lokte een breede en levendige bespreking uit, waaraan deelnamen de heeren Prof. Dr. C. van Gelderen, Dr. van Es, Prof. Dr. R. H. Woltjer, Prof. Dr. F. W. Grosheide, Prof. Dr. Sillevis Smitt, Ds. Prinsen en Prof. Dr. H. H. Kuyper, waarna Dr. Aalders diende van repliek.

De Voorzitter bracht den referent een woord van dank en sloot daarna de morgenvergadering.

Het onderwerp door Prof. M r. P. A. Diepenhorst behandeld, luidde: Het Kapitalisme. De hoogleeraar vatte aan het slot van zijn referaat de herinnering aan enkele hoofdgedachten aldus samen.

De beduidenis van het Kapitalisme is verre 'overschat. Onder invloed van de marxistische leer is dit begrip onnatuurlijk toegespitst, terwijl toch het wezen der bestaande orde door de aanduiding „kapitalistisch" geenszins wordt gepeild. De kentering in de houding van het sociahsme wijst op de onjuiste waardschatting va: n het kapitahsme.

Voorts is verwerpelijk de scherpe tegenstelling getrokken tusschen heden en verleden. Ongetwijfeld heeft de hooge, vlucht der techniek, de veranderde ideeënrichting, de rijkere differentiatie aan het huidig economisch leven eene veel meer gecompliceerde • gestalte gegeven die afwijkt van wat vroeger bestond, maar niettemin is „kapitaUstisch" het passend epitheton ook voor vroegere perioden. Voor zoover dan toch de tegenwoordige phase als bij uitstek kapitahstisch wordt betiteld, wijl kapitaalbezit ondernemerswerkzaamheid verdringt, moet tegen de geringschatting van de ondernemersfunctie worden gewaarschuwd. En eindelijk behoort tegenover het nauw verband, tusschen Calvinisme en kapitalisme gelegd, op het schril contrast tusschen calvinistisch beginsel en menigen trek in onze maatschappelijke orde de opmerkzaamheid te worden gericht.

Dit laatste niet in dien.zin, alsof de christelijke levensbeschouwing eischt principieel verzet tegen de kapitalistische productiewijze. Een opgewekt pogen om door hervormingen oneffenheden te verzachten, moet gepaard gaan met dankbaarheid voor menigen zegen, dien het huidig economisch systeem afwerpt. Onderscheidene feil ontsiert dan ook het optreden dergenen, die, in de kapitalistische productiewijze ziende de bron der ellende, het streven naar socialisatie der voortbrengingsmiddelen christenplicht achten en het „weg met het kapitalisme" als leuze aanheffen.

Zoodanige leuze miskent de lessen der historie.

Ons productiestelsel is de vrucht van' eene eeuwenlange historische ontwikkeling, resultaat van diep gewortelde geestelijke en stoffelijke invloeden. Ontelbare aanvallen met afwsselend .wapentuig zijn tegen dat gebouw gericht, doch het blijft staan, onwrikbaar vast.

Telkens werd gewaagd van verschijnselen, die het kapitalisme onverbiddelijk zouden doen ineenstorten — maar de »Klidderadatsch« bleef uit. Van concentratie en accumulatie bleken overspannen verwachtingen te worden gekoesterp. Vooral werden groote dingen gehoopt van de trusts en kartels als »die apokalyptischen Reiter, welche beim Untergang des sündigen kapitalistischen Babel erscheinen und die Expropriation der Expropriateurs durch das soziale Zukunftsreich einleiten". Maar het gebied waarop deze óndernemersbonden kunnen werken, is beperkt en dat zij eene nieuwe orde zouden inluiden, .wordt door niets bewezen. Verkeerde praktijken dezer organisaties kunnen wel is waar tot zoodanige uitbuiting leiden, dat de overname van sommige ondernemingen voor den staat plicht is; ook kan de loop der dingen met zich brengen, dat hier en daar aan de uitbreiding van het gemeentebedrijf moet worden gedacht.-Dat alles echter beduidt niet een aanslag op het kapitalisme.

In onze dagen wordt wederom op nieuwen grond de ondergang van het kapitalisme voorspeld. Onder de werkingen van den wereldkrijg wordt bovenaan geplaatst de doodelijke invloed, die van hem op de kapitalistische productiewijze zal uitgaan. Jaffé hééft in verschillende geschriften aan die gedachte voedsel gegeven en PI en ge heeft in zijn boek lySg tmd igz^f. Die symbolischen Jahre in der Geschichte des politischen Geistes nog veel beslister dat overweldigende keerpunt in de economische geschiedenis voorspeld. Tegenspraak bleef niet achterwege en zij berust op soliederen grond dan de stellingen, waartegen zij zich richt. Naast de miskenning van de historie moet in de leuze, die wij wraakten, evenzeer worden afgekeurd het verkeerd beroep op de Heilige Schrift, want voor de stelling dat hier de particuliere eigendom der voortbrengingsmiddelen wordt veroordeeld, is geen afdoende grond aangevoerd.

En eindelijk strijdt dergelijk anathema tegen het kapitalisme met den geest van Gods Woord. Dat leert höe zondige belangentegenstellingen in elk maatschappelijk systeem den vrede zullen verstoren, hoe het wereldgebeuren veel sterker dan door stoffelijke bezitsverhoudingen beheerscht wordt door geestelijke invloeden. Wie bestrijding van de kapitalistische productiewijze maakt tot grondslag van partijformatie, tot het centraal-dogma van zijn denken en werken, leeft in de materialistische sfeer, welke van het hedendaagsch socialisme het kenmerk is — en tegen dat materialisme staat onverbiddelijk Gods getuigenis.

Aan de bespreking namen deel de heeren Dr. A. A. van Schelven, Ds. Koffijberg, Dr. A, Brummelkamp, Mr. H. W. Hovy, en Mr. R. van Maare, waarna Prof. Diepenhorst repliceerde.

De voorzitter sloot met een woord van dank aan referenten en hen, die aan de bespreking hadden deelgenomen, deze wetenschappelijke samenkomst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juli 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Zes-en-dertigste Jaarlijksche Samenkomst

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juli 1916

De Heraut | 4 Pagina's