Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ieestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ieestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

NOG IN DEN BAND VAN VOORHEEN. Uitgave van het Studentencorps aan de Vrije Universiteit, 1917. De Corpscomraissie, die zich met de uitgave van dit boekje heeft belast, zegt ia een WOORD VOORAF, dat het Corps, in zijn drang om DR. KtTYPER op zijn tachtigsten verjaardag te huldigen, dit meende te moeten doen door hem te verzoeken, een persoonlijk, bemoedigend en aansporend woord te schrijven voor de leerlingen der VRIJJE UNIVERSITEIT, opdat aldus de band tusschen hen en den Stichter dier Universiteit opnieuw zou aangehaald.

Aan dit verzoek werd gehoor gegeven.

In een manuscript: NOG IN DEN BAND VAN VOORHEEN, was het gevraagde woord weldra vastgelegd en in het bezit der Commissie gesteld. Toen vond deze in Ds. T. FERWERDA van Amsterdam, die, bij zijn studie voor het candidaats-examen in de letteren en voor dat in de theologie, ook de lessen van PROF. KUYPEE had gevolgd, den man geschikt en bereidwillig, om uit eigen ervaring voor de tegenwoordige siudenten-generatie, welke daar alfeen maar vanhooren-zeggen van weet, DR. KUYPER als academisch docent te teekenen. Bij wijze van hors d'oeuvre zette dé Commissie FEKWERDA'S opstel: PROFESSOR KUVPER vóór wat de hoofd-schotel is.

Deze corps-uitgd-ve, typographisch verdienstelijk, voorzien van den corps-stempel en opgedragen aan zijne Excellentie DR. KUYPER, oudhoogleeraar aan de VEIJE UNIVERSITEIT, Eerelid van het Studentencorps »Njl Desperandum Deo Duce", met tegenover deze dedicatie zijn portret, — is niet in den handel.

Reden te meer om, ter kenschetsing van den band, die nog bestaat tusschen den oud-hoogleeraar en hen, die op heden aan onze V. U. studeeren, er hier iets uit mede te deelen.

Vergeleek ik zooeven DE. FERWERDA'S opstel met 'n hors d'oeuvre, het derde der vergelijking zat 'm daarbij allerminst in het overtollige, maar zeer bepaald in het den lees-honger prikkelende naar wat verder geboden wordt.

FERWERDA herdenkt in zijn: PROFESSOE KUYPER den veelzijdige, als akademisch docent.

Als akademisch docent uit de jaren 189S—1901 > het laatste bedrijf van diens prófessoriaal leven", waarvan hij, FERWERDA zelf, nog een der toeschouwers en toehoorders is geweest. En bij zijn scherpe visie op menschen en dingen, die hem als student reeds eigen was, zijn nog onverzwakt vermogen om vroeger ontvangen indrukken te reproduceeren, en zijn niet geringe vaardigheid om in woorden te beelden, herdenkt hij den hoogleeraar KUYPER, in het milieu der toenmalige VRIJE UNIVERSITEIT ZÓO, dat deze ten voeten uit, als docent in de theologische en de litterarische Faculteit voor den lezer komt te staan.

Ten voeten uit.

Want, al is daarin ook één trek niet aangebracht: a „KUYPER als professor m het HEBREEÜWSCH" en wel zóó, dat zijn studenten op het propaedeutisch-examen, de, in mijn studenten-tijd, nooitvertoonde kunst, machtig waren, van uit 'n Hoila!ndschen Bijbel verzen in de taal van het O. T. over te zetten, —dit peccatuum omissionis wordt ruim vergoed door de beelding van «professor KUYPER als docent in sde AESTHETIKA en de NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE", als «docent in de HOMILITIEK en in de GEREFORMEERDE DOGMATIEK". En het voor ons mooie van FERWERDA'S plastiek is, dat het hem, niet anders dan toen ISRAELS onzen RUTGERS schilderde, gelukt is den bezielden en beziélenden Calvinist KUYPER in den eminenten docent te doen uitkomeri.

Den Calvinist, die als meester zijn discipelen voor het Calvinisme - den Daniels-durf om, als het moest, desnoods alleen te staan, wist bij te brengen; hen verstoutte tot het vaste voornemen als belijders van de Gereformeerde Waarheid het leven in te gaan, en in dat leven die Waarheid al meer en in tegenstelling met wat tegen haar ingaat te doen kennen.

’n Gedachte aan »durf« zooals SANKEY van zijn standpunt, uitzong in zijn Jied eens dooi KUYPER zelf geciteerd en door FERWEEDA als motto boven zijn opstel gezet: ,

Dare to be a Daniel! dare to stand alone I Dare to have a purpose Jirm ! dare to make it known.

Tegenover dit opstel eeu portret van Professor KUYPER nog staande in ai de volheid van zijiv mannelijke kracht.

En nu de hoofdschotel.

NOG IN DEN BAND VAN VOORHEEN.

Het stuk van Prof. KUYPER zelf.

»Het was mij zulk verrassing*.

Dus begint het.

En dan schrijft de oud-leeraar, dat hij zestien jaren lang, van 1908, toen hij Minister werd, tot 1917 van de Vrije Universiteit afgestorven, niet anders dacht dan dat ook het gevoel voor zijn persoon en studie in—Amsterdam allengs afstierf.

Maar toen, een week voor 29 October, kwam de verrassing.

Een Commissie kwam DR. KUYPER, ~ namens alle leerlingen en oud-leerlingen, als blijk, »dat er van vergeten-zijn nog geen sprake was; dal er veeleer nog trekkende sympathie in den breeden kring voortleefde» — toen 't plan voorstellen om in aandenken van den 29sten October, zijn iachtigsten geboortedag, een kunstiaam in het Hospitium aan te brengen en in dat kunstraam door bevoegde kunsthand een herinnering af te beelden aan wat voor hem de Vrije Universiteit geweest was, en wat hij voor haar had mogen zijn.

En naast dit verzoek om het toen reeds in schets gebrachte Gedenkraara als algemeen huldeblijk te willen accepteeren, kwam toen ook het hiervóór door mij reeds vermeld verzoek om te schrijven een »bemoedigend en aansporend» woord.

Uit dit alles bleek, dat de band tusschen de leerlingen der Vrije Universiteit en haar Stichter nog allerminst was verbroken, al had dan ook feöert 1901, toen Dr. Kuyper haar verliet, verslapping van dien band wel eens gedreigd.

Doelde het verzoek der Corps-Commissie op sterking van dien band, het voldoen aan dat veizoek in het schrijven vaïi NOG IN DHNBAND VAN VOORHEEN is, als een opniew aanhalen van dien batid, door middel van KUYPEES bemoedigend en aansporend woord bedoeld; wil als zoodanig ook bezien.

En dit woord is voor de tegenwoordige studentengeneratie bemoedigend.

Het spreekt van het verleden, toen voor straks een dertig jaren de Vrije Universiteit, sdoor onze mannen, aangedreven door heilig enthousiasme tot kloek en doortastend optreden», werd gesticht.

Maar DR. KUYPER, de kenner der historie, weet maar al te goed hoe zulk een periode van drijvend enthousiasme niet van duur is.

En ook hier »ligt die eerste periode reeds lang achter ons; en in de tweede periode waarin wij thans verkeeren, is bij de jongeren veelal zelfs vergeten, wat in de eerste periode bezielde als het echte schoon.«

»Zoo ging 't steeds met wat het leven geestelijk beroerde en door die beroering verrijking gaf.«

En wat nu de jongeren betreft. Dr. KUYPER, de kenner van menschelijk zieleleven, weet maar al te goed, ook uit eigen ervaring, »hoe juist de studentenjaren onvast maken en er toe neigen, om van de stalen beginselen naar de scheppingen van 't spelend vernuft over te glijden.«

Zachtmoedig wijl begrijpend, maar daarom dan ook bemoedigend, schrijft hij: »Uitnemend goed bleef ik begrijpen, dat in de studentenwereld de geestelijke gevyaarwordingen vaak ver­ J schillen en verdonkeren. Daar heeft een nietstudeerende jonge man, en zoo ook de jonge vrouw, veelal minder last van, daar ze minder diep in de mijn afdalen, maar wie als student vanzelf tot dieptr graven genoodzaakt wordt, komt met zooveel meer dat afleidt en aftrekt, in aanraking.«

Zoo kan hij dan óok schrijven: »Daarom is het mij in 't minst niet vreemd, er op in te leven, hoe ook onder de studenten der Vrije Universiteit zoo ligt een gissen en raden kan opkomen, dat met het Calvinisme niet overweg kan, en er daarom langs alli riei sluipwegen aan zocht te ontkomen.«

En tot een zeer sterke bemoediging wordt zijn woord wanneer hij, na van zijn »wel eens beklemmende zorge te hebben gesproken, dat de trouw aan het Calvinisme bij niet zoo weinigen van onze studenten van de Vrije Universiteit aan het lief en langzaam verloopen was, zonder dat de hoogleeraren er altoos de hoogere bezieling in konden wakker houden, » — eenige regels verder zegt: »Vrees kende ik niet; want ik wist, dat tenslotte al dit wankele en zwakke individualisme uidoopt op bittere teleurstelling.«

Vrees kende hij niet.

Daarom is ook voor de toekomst van onze Vrije Universiteit niet te vreezen ; ook niet al waren en zijn er onder haar Studenten, die met het Calvinisme nog niet overweg kunnen.

En te meer nog geen vrees nu, tot blijde verrassing van den Stichter dier Universiteit, n de hera betoonde sympathie harer studenten zoo duidelijk bleek, dat »de vonk van het laaier icht slechts maar even behoefde op te glanzen, m weer de oude bezieling te doen opleven, en e innerlijke gebondenheid aan het Calvinistisch deaal weder te doen opgloren".

Dan, bleek toen, dat de Studenten der Vrije h niversiteit en Prof. KUYPER nóg staan in oen band van voorheen, zijn zoo bemoedigend woord at hij tot hen richt, is een niet minder aanporend.

En onder de lezing daarvan dacht ik telkens an het: Dare to be a Daniel\ maar ook aan KUYPERS'S, ons Ouderen zoo diep in den ziel gezonken oratie: IJZER EN LEEM.

Wanneer hij toch hier in zijn NOG IN DEN BAND VAN VOOEHEEN Schrijft over den prikkel van soms zeer sterke verleiding, welke opkomt uit de aanraking met andere jongelui, die er in roernen dat ze ethisch, en ten deele zelfs halfmodern zijn, — dan zie ik "daarin een prikkel tot het dare to stand alone.

En niet anders kan ik het zien wanneer DR. KUYPER aan onze studenten schrijft > dat al het Ethische zoo van zelf, eer men er op bedacht is, de ziel laat doorvloeien, alle vastheid losweekt, fci.eiijk niets duurzaams tot stand brengt en gedurig zekere neiging verraadt, om het Modernisme tegen te lonken.«

Dan, niet alleen klinkt uit dit woord een aansporing tot nalaten, maar ook tot doen op. Een opwekking tot een, zij het ook zonder represtinatie en eenvormigheid, — »terug naar CALVIJN !» terug naar VOETIUS !

Blij verrast toen de tachtigjarige zag, »dat onder de jonge studenten nog niet weinigen zijn, die, wat maar al te vaak bij den student van gereformeerden huize eerst op mannelijken leeftijd volgt, nu reeds op hun jonge jaren met het oppervlakkig gissen en raden van de Etischen gebroken hebben, en uit volle overtuiging op CALVIJN en 'VOETIUS teruggingen», — schrijft hij op het einde van dit zijn bemoedigend en aansporend woord: »De verfomfaaiïng van ons principieel optreden waarin de tegenstander reeds genieten ging, bleek zelfbedrog te zijn.«

Het Studentencorps aan onze VRIJE UNIVER­ SITEIT kan dankbaar en voldaan zijn met de wijze waarop aan het, door zijn Commissie bij Prof. KUYPER overgebracht verzoek, gevolg is gegeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Ieestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 januari 1918

De Heraut | 4 Pagina's