Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkeraadsverkiezingen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkeraadsverkiezingen.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

Pleiten de uitspraken der Apostelen omtrent de positie der vrouw in de gemeente en hetgeen in de Handelingen der Apostelen aangaande de verkiezii g tot het ambt in de Apostolische gemeente ons verhaald wordt, dus veel meer tegen, dan voor de invoering van het vrouwenkiesrecht, hierbij komt, dat aan dat vrouwenkiesrecht ook zeer ernstige practische bezwaren verbonden zijn, waarop we ten slotte nog willen wijzen.

¹) In ons vorig artikel wareii twee zinstorende drukfouten ingeslopen. In de derde kolom tweede alinea staat: «waaraan hij dan met zal deelnemen"; dat moet zijn: »waaraan hij zelf zal deelnemen". En in de derde alinea moet in den laatsten volzin het woord recM vervangen worden door selfde.

Het eerste bezwaar, waarop ook Ds. Knap terecht in de Oude Paden wees, is, dat wanneer men eenmaal aan de vrouw het stemrecht gaat geven, de drang niet zal te weerstaan zijn om haar evenzeer den toegang tot het ambt te ontsluiten. Het is niet toevallig, dat de beide acties, die voor het actieve en voor het passieve kiesrecht der vrouw, steeds isamengaan. Waar heel deze vrou-* wenbeweging uitgaat van de gedachte, dat man en vrouw gelijke rechten moeten hebben, daar spreekt het wel van zelf, dat dit dan niet alleen gelden moet voor het uitbrengen van een stem bij. de verkiezing, maar evenzeer voor het recht om zelf gekozen te worden. Geeft men eenmaal aan deze beweging toe, door ook op kerkelijk gebied de vrouw het kiesrecht te geven, dan moet men er wel toekomen, haar ook het recht te gunnen in het ambt gekozen te worden. In verschillende Kerkgenootschappen in ons land is dit dan ook reeds geschied, en al is het aantal vrouwelijke domine's nu nog gering — vergissen we ons niet, dan is er maar ééne — wanneer de publieke opinie maar eenmaal aan de »vrouw op den kansel" gewend is, dan zullen de vrouwen steeds meer dit ambt gaan

ambieeren. Het teekent, dat nu reeds op de seminaria dezer Kerken het aantal vrouwelijke s> tadenten belangrijk grooter is dan dat der mannelijke.

Nu zegge men niet, dat dit gevaar voor onze Kerken niet bestaat, want dat, onder ons, allen het er over eens zijn, dat Gods Woord h«t optreden in het ambt aan de vrouw verbiedt. Beginselen werken door, en wie eenmaal een verkeerd beginsel heeft aangenomen, wordt door de drijfkracht van dit beginsel steeds verder meegesleept ook daarheen, waar bij aanvankelijk niet wilde uitkomen. Gaat men van het beginsel uit, dat in de gemeente geen onderscheid mag gemaakt worden tusschen man en vrouw, en de vrouw daarom het kiesrecht moet hebben, dan kan men aan de consequentie niet ontkomen, dat voor de vrouw dan ook de toegang tot bet ambt moet opengesteld worden. Daarbij komt, dat wanneer men met de klare en duidelqke uitspraken van de Schrift, dat de vrouw geen leer-ambt en geen regeer-ambt in de Kerk mag ven.'ullen, geee rekening meent te moeten houden, er altoos voorbeelden en argumenten genoeg in de Schrift te vinden zijn, om aan te toonen, , dat de Apostel dit verbod ook volstrekt niet zoo absoluut bedoelt en het optreden van de vrouw in bet ambt veeleer "begunstigt dan~> verbiedt. Elke ketter heeft immers zijn letter, Men begint dan met te bepleiten, dat het zoo wenscheiijk zou wezen de vrouw tot het diakenambt toe te laten, omdat de vrouw met haar warm en medelijdend hart zoo bij voorkeur geschikt is, om é\t ambt der barmhartigheid te bekleeden. Merkt ge hiertegen op. dat de Apostelen bij de verkiezing der diakenen te Jeruzalem gezegd hebben: ziet dan om, broeders, naar zeven mannen uit u< (Hand. 6 : 3) en hier van vrouwelijke diakenen geen sprake is, dan wijst men er u op, dat dit alleen geldt voor de gemeente te Jeruzalem, maar dat in de andere gemeenten wel degelijk vrouwelijke diakenen geweest zijn, zooals daaruit blijkt, dat Phoebe een diakones der gemeente te Kenchré«n wordt genoemd (Rom, 16 : 1, 2), en dat de Apostel Paulus in I Tim. 3 : 11 en in I Tim. 5 : 9 en v.v. zelfs uitv^oerige voorschriften geeft, hoe deze > diakonessen< zullen gekozen worden. Heeft men zoo het diakenambt voor de vrouw veroverd, dan zal men er voor gaan pleiten, dat voor de vrouw ook de kansel moet worden opengesteld. Werpt ge tegen, dat de Apostel in I Cor. 14:34 en I Tim. 2:12 dit publiek optreden van de vrouw in de gemeente om te leeren en te spreken, uitdrukkelijk verbiedt, dan zal men u duidelijk maken, dat dit verbod volstrekt niet zoo absoluut mag worden opgevat en alleen maar geldt voor de gewone vrouwen, maar niet voor degenen, éx^ bijzondere gaven ontvangen hebben. In het Oude Testament vindt men immers meermalen gewag gemaakt van vroietveltjke profeien^ di& opcnlïjk zijn opgetreden om het volk te leeren, zooafs Sfirjanï (Ex. 15 : 20) Debora (Richt. 4 : 4) Hulda (il Kon. 22 : 14) de vrouw van Jesaja (Jes. 8 : 3) Xoadja (Xeh. 6 : 14) en Anna (Luc. 2 : 36). Ook in de Nieuwe Testamentische gemeenten traden vrouwen op om te profeteeren; de Apostel Paulus vermeldt zelf, dat te Corinthe vrouwen waren die »baden en profeteerden* ([ Cor. 11 : 6) en al keurde hij af, dat zij dit ongesluierd deden, het profeteeren zelf verbiedt hij haar niet. In de Handelingen der Apostelen wordt verhaald van de vier dochters van Philippus den Evangelist, die maagden waren en profeteerden (Hand. 21:9). En wat nog sterker hiervoor pleit, is dat de Apostel Petrus op den Pinksterdag in de uitstorting van den Heiligen Geest de vervuiling ziet van de belofte door Joel gegeven, dat »God nu zijnen Geest zou uitgieten op alle vleesch en dat dientengevolge niet alleen de zonen, maar ook de dochteren zouden profeteeren^ (Hand. 2 : 17). Deze gave der profetie, die dus ook aan de vrouw gegeven werd, stelt de Apostel Paulus onder ai de gaven of charismata door den Heiligen Geest aan de Gemeente geschonken, het hoogste (I Corr 14:1 en v.v.) en degenen, die deze gave ontvangen hadden, worden in rangorde zelfs boven de herders en leeraren gesteld (Ef. 4:11). Indien deze rijke gave nu aan de vrouw geschonken werd, en zij door deze gave te gebruiken, de gemeente stichten en opbouwen kon in het geloof, waarom zou men dan de vrouw thans niet toelaten te leeren, wanneet zij daarvoor de gave ontvangen heeft? En is zoo de toegang tot het leerambt haar ontsloten, waarom zou men haar dan ook het laatste ambt, dat overblijft, het regeerambt, niet toevertrouwen? Dat de .^postel in I Tim. 2 : 12 uitdrukkelijk aan de vrouw nie»-alleen het leer-, maar ook het regeerambt in de gemeente verbiedt, heeft, wanneer men het leerambt voor de vrouw openstelt, natuurlijk geen zin meer. Het leerambt sluit toch het regeerambt in, en wie in staat is predikant te worden kan evengoed ouderling zijn. Was Debora niet een > richteresc onder Israel en was dit richterambt dan geen regeerambt? Daarbij komt, dat voor de invoering van een vrouwelijk presbjteraat vooral met het oog op het huisbezoek onder de vrouwen, zooveel te zeggen valt. Een vrouwelijke ouderling kan immers zooveel beter dan een mannelijke de geestelijke nooden en behoeften van de vrouwen verstaan en haar geestelijke leiding geven. Ook de bezwaren, die aan het bezoek door mannen bij alleen wonende vrouwen verbonden zijn, zouden dan vanzelf komen weg te vallen, want men kan daarvoor dan vrouwelijke ouderlingen gebruiken. In een Hervormde gemeente heeft de predikant zijn vrouw dan ook reeds tot > eerelid< van den Kerkeraad laten benoemen en gaat dit „eerelid" geregeld mee om huisbezoek te doen. Indien men vrouwelijke predikanten heeft, waarom zou men dan geen vrouwelijke ouderlingen hebben?

Zoo zijn er, wanneer men de klare en duidelijke uitspraken van de Schrift, dat de vrouw in de gemeente niet mag leeren en geen heerschappij mag voeren over den man, op zij zetten en krachteloos wil maken, altoos schijngronden en uitvluchten genoeg te vinden. Hierop uitvoerig in te gaan, zou buiten ons bestek liggen. We handelen niet over de vraag, of de vrouw ook voor het ambt verkozen mag worden, maar of ze aan de verkiezing van het ambt deel mag nemen. Ons doel was alleen om te laten zien, hoe voorzichtig men moet wezen, door aan de vrouw het kiesrecht te geven, de eerste schrede te zetten op een weg, die consequent er toe leiden zou, dat voor de vrouw ook het ambt zou worden opengesteld ¹).

¹) Alleen «ndat een onzer lezers ons inlichting verzoekt omtrent de teksten, waarop men zrch beroept, om de vrouw ook tot het kerkelijk ambt te kxezcn, zullen we in deze noot kott aangeven, waaiom het beroep op deze teksten niet opgaat. Cnnstus heeft, to«Q hij zgne Apostelen aanstelde en ce zeventig discipelen uitzond, daarvoor geen vrouwen gekozen (üoe*"el er discipelionen genoeg waren, die hem dienden) maar alleen mannen. iJat nu moet reeds voor ons beslissend wezen, want indien ook de vrouw aanspraak had, om in het ambt op te treden, zou Christus niet aldus hebben gehandeld. Ook de Apostelen hebben, overgifigen tot het aanstellen van een '"eawea Apostel, WE het inToeren ïaa het diakonaai voor de verzorging der armen, en toen zij in de ver schillende gemeenten presbyters aanstelden, daarvoor aUeen mannen gekozen. Wanneer men hiertegen opmerki, dat in het Jvieuwe Testament ook vrouwen optreden om te {..rbfeteeten, zoo bewijst d.t nog geenszins dat deze vrouwen een ambt vervui'jen ot' dat üit profeeien openlgk in de gemeente geschiedde. L»e profetie kan met een ambt verbonden worden, zooals de Schrift dan oos spreekt van Aposielen en Profeten, maar op zi h zelt is de profcue geen ambt, maar een charisma, een bgzondere gave des Heiligen Geestes, zooals het spreken in vreemde talen, het genezen van kracfcen enz. Aangezien - leze charismata thans met meer bestaan. Kan daaruit dus nooit een gevolgtrekking voor het optreden der vrouw in onze dagen gemaakt worden. Bovendien voigt uit het bezit van deze gave der profetie, ook door de vrouw, nog volstrekt niet, dat de vrouw daarom open ijk m de gemeeüteo mocht leeren oiprofeteerén. Waar in de gemeente van Connthe eenige vrouwen waren, die ait deden, komt de Apostel Paulus hiertegen juist op en verbiedt dit. Hg zegt, dat in alle gemeenten der heiligen (want volgens de nieuwere uitleggers behoort het slot van 1 Cor, 14 : 34 bij het volgende vers genomen te worden) als regel gold, dat de vrouwen in de gemeente niet spraken maar zwegen, en hij dit ook aan de vrouwen te Corinthe gebiedt. Tegen deze zoo besliste uitspraak van den Apostel kan Eatuurhjk niet aangevoerd worden, dat de Apostel in dezen zelfden brief in hfdst. 11 VS. 5 toch, zonder dit af te keuren, htt feit vermeldt, dat de vr u*en «badenen profeteerden*. Vooreerst is het nog volstrekt niet zeker, dat de Apostel hiermede bedoelt het openlijk profeteeren in de gemeente; reeds Calvijn wees er op, en ook de nieuwere uitleggers zgn het hierin met Calvgn eens, dat aangezien de Apostel in i Cor. 14 '' - 35 het openlijk profeteeren in de gemeente verbiedt, hier geaoeld moet zijn op het profeteeren in den kring van het gezin of in wat wg zouden noemen een gezelschap. Maar ook al ware dit niet zoo, uit het feit, dat de .4postel in l Cor. 11 : 5 van dit profeteeren der vrouw gewag maakt, zonder dit af te keuren, voigt niet, dai üe Apostel het goedkeurde. In dit hoofdstuk was niet üe vraag van de profetie, maar van het al of niet gesluierd zijn van de vrouw aan de orde. uaarom keurde de Apostel hier alleen af, dat de vrouw bad of profeteerde met ongedekten hoofde. Eerst in hoofdstuk 14 spreekt de Apostel over de profetie zelve, geeft daarvoor uitvoerige regelen en hier spreekt hij uit, dat de vrouw aan deze openJgke {.rofetie in de gemeente niet actief deel mag nemen. En wat eindelijk de vraag betreft, of de vrouw niet tot het diakenambt mag verkozen worden, zoo staat de zaak hier eenigszins an ers, omdat het verbod, dat de vrouw niet mag leeren, geen heerschappg mag oefenen over den man en met profeteeren mag, op dit ambt geen betrekking heeft, daar dit ambt een ambt van barmhartigheid en dienende liefde is. Ongetwijfeld zgn er dan ook •sei. aanduidingen in het Nieuwe Testament, dat er vrouwen waren, die in dezen dienst de diakenen ter huipe stonden jvennoedeiijk doelt de apostel daarop, wanneer hg Phoebe een dienares der gemeente te Kenchreën noemt dn het oorspronkelijke wordt hier het woord diaèonos gebruikt en ziet daarop ook hetgeen in 1 Tim. 5 : 9 en v.v. wordt gezegd, o»-er htt verkiezen van weduwen, die 60 jaar oud moesten zijn. Calvgn drong dan ook in zgn Commentaar op Rom. 15 : 1 me nadruk er op aan, dat deze «dienste weder in de Kerken hersteld zou worden. Het Convent te Wezel sloot zich daarfag aan, en in enkele gemeenten, o.a. te Amsterdam werden dan ook van meet af diakonessen gekozen, "Sie naast de diakenen optraden om loor weezen te zorgen enz. Maar terecht is steeds door onze Kerken geoordeeld, dat al konden deze «diafconessen» in den dienst der barmhartigheid hulpe bieden aan de diakenen, daarbij toch geen sprake kan wezen van. een amètelgke bediening doorde •zjraurw. De Schrift maakt duidelijk onder scheid tusschen de eigenlijke diakenen, waarvoor alieen mannen verkozen werden, en deze vrouwen, éX^ alleen als »behulpsels< dienst deden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Kerkeraadsverkiezingen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 februari 1918

De Heraut | 4 Pagina's