Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Een riet, dat ginds en weder bewogen wordt.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een riet, dat ginds en weder bewogen wordt.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als nu de boden van Johannes weggegaan waren, begon hij de scharen van Johannes te zeggen: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat van den wind ginds eri weder bewogen wordt? Lukas 7 : 24.

Het grondverschil tusschen den Dooper en zijn tijdgenooten bestond hierin, dat Johannes muurvast in zijn overtuiging stond, terwijl 't alles om hem heen dobberde en zwalkte, en nu eens voor de ééne overtuiging en dan voor de andere partij koos.-

Er lag dan ook niets vreemds in, dat de tijdgenooten van den Dooper van hem soortge-Ujke voorstelling koesterden, als ze in den regel van hun omgeving hadden opgevat, o, 't Klonk wel bezielend en aangrijpend wat de Dooper uitriep, maar zou 't zoo blijven, zou ook hij straks de ure niet kennen dat hij kenterde, zwak werd en ten deele omsloeg f

Het is nu tegen deze voorstelUng dat Jezus hier op 't krachtigst inging. Neen, zoo was de Dooper niet. Zoo waren wel de overige op den voorgrond tredende mannen van die dagen. Op hem kon men nimmer duurzaam aan. Hoe beslist en fel ze ook soms optraden, niets belette, dat ze, eer de maand verstreek, weer aarzelden eerit, en dan weifelden, en ten slotte omsloegen. En juist dat altoos kenterende, weifelende in hun overtuiging bracht te weeg, dat-er nooit een behéerschende geest van hen uitging. Met wat gretigheid men hun woord ook aanhoorde, hoeveel vuur er ook soms in hun wooird was, dat bezielde en aantrok, men was nooit zekel^ dat ze straks niet weer omsloegen, en dan bestreden wat ze eerst met zooveel vuur en zooveel warmte bepleit hadden. I w o

Er lag dan ook niets vreemds in, dat bij de schare sü ipoedig gelijksoortige opvatting van Johannes den Dooper ingang vond. Natuurlijk maakte zijn imposant optreden indruk. Reeds dat steeds verblijven in de verlaten woestijn, dat zich spenen aan alle weelde des levens, dat moedig sparen van niet een enkel der zoekers die tot hem kwamen, en dat tegenover allen, van wat stand of rang ook, bestraffend en veroordeelend optreden, om een iegelijk te toepen naar het Koninkrijk dat straks zijn intrede zou doen, — het maakte indruk en greep de gemoederen aan. Alleen maar, zou ook Johannes niet straks den tol betalen aan de vlotting der overtuigingen, en zou ten slotte niet öok hij straks uit twijfelzucht varen laten, wat hij eerst met zulk een kracht en klem bepleit had f

Het is nu verzet tegen deze zoo döor en door onjuiste opvatting van Johannes optreden, dat Jezus zich tot roeping stelt.

Johannes de Dooper was een geheel eenige verschijning. Met alle patriarchen en pro-' feten was er toch dusver nog nimmer zulk een verschijning als van Johannes in Israel opgetreden. Jezus betuigt het dan ook aanstonds, dat er dusver nooit zijns gelijke in Israel was gehoord. Johannes de Dooper behoorde zelf tot het nieuwe Koninkrijk dat komende was. Hij stond daardoor boven al zijn voorgangers. Hij leidde als 't ware wat te komen stond in. Hij mocht dan ook niet als de laatste der profeten tot de oude zieners gerekend worden. De Dooper behoorde niet tot het oude Testament, maar zette zelf het nieuwe Koninkrijk in. Nie, mand onder de ouden was ook maar van verre met den Dooper te vergelijken.

Vandaar dan ook, dat in den Dooper niets gevonden werd van dat onzekere, dat aarzelende, dat altoos slingerende dat heel zijn omgeving merkte.

Het was in de dagen toen Jezus optrad, een periode van slingering en onvastheid in heel Israel. Hoogstens enkelen stonden muurvast in hun geloof, en uit dezulken koos Jezus dan ook zijn discipelen, maar hoe bUjkt niettelkens tot onder de twaalven, hoe ook zij op en neder geslingerd werden, en hoe 't Petrus bezielende verdienste was, dat hij, toen 't er op aankwam, in zijn Heiland moedig den Messias beleed, maar zoo dat toch ook hij kort daarop tot verloochening verviel. Er viel op schier niemand te rekenen. Als een golf ging aller overtuiging op en neder. En dit nu had de Dooper, dat al zulk bezwijken hem ten eenenmale vreemd was. Zoo beslist en stellig als 't slechts kon, sprak Jezus het daarom van den Dooper uit, dat wel ook zijn omgeving, maar in geen geval hij zelf behoorde tot de vage en weifelende lieden, die als van den wind her-en derwaarts gedreven werden, om den eenen dag te pleiten voor wat zij den anderen dag toch weer .verwierpen.

De Dooper werd daarom door den Christus gekenmerkt als een eenig rotsvast man; die niet wist van een her-en derwaarts bewogen worden als de wind des daags. Dit rotsvaste kwam in alles bij hem uit. Hij verliet daarom stad en dorp en ging eenzaam vertoeven in de woestijn, die tusschen Jerusalem en de Jordaanlag. Zelfs zijn kleeding was er naar, want hij zocht geen pracbtgewaad, waaruit de weelde sprak, maar eeniglijk een haren kleed, dat hij omsloeg. Johannes zocht het schoon, zocht de weelde der wereld niet. Hij meed veeleer al wat in het leven der wereld boeien kon, en stelde zich buiten die wereld in woonplaats, kring en levenswijs. Blijkbaar had hij zelfs vrcezc, dat misschien de wereld ook hem verleiden |mocht, om aan haar genot en haar weelde zijn roeping op te offeren. En daarom, boven de werelQweelde gaf hij aan 't omdolen in de woestijn de voorkeur. En zoo kende hij geïn ander bedoelen. , dan om in die vereenzaamde woestijn de nabijheid van zijn God te zoeken.

En wat nu sprak hieruit anders, dan dat Johannes zoo diep gevoeld had, wat alle eeuwen door ons menschelijk saamleven verzwakt heeft, en wat als van nature gelegen is in onze onvastheid van innerlijk bestaan, in het op en neer gaan van ons zielsbewustzijn, in het nu eens sterk voor het heilige roepen, en dan weer afdolen, soms zelfs zoo bitter bang dat het tot een vallen in zonde konfit, gelijk 't in David en Petrus zoo jammerlijk uitkwam.

Wat toen zoo was, is nog zoo.

Al mogen er nog zeer enkele stoelvaste geloovigen zijn, ze zijn o, loo weinigen en zoo sober in het aantal, en in der meesten levensontwikkeling stuit ge bovendien telken» weer op die zwakheden, op die zwenkingen, op die slingeringen, die u juist precies datzelfde betreuren doen wat Jezus hier aanduidt als een geslingerd worden ginds en weder, alsof de wind des daags en niet wij zelven onze levenskeus en onzen levensgang bepaalden.

Het beeld van 't riet, dat Jezi|| bezigde. Zoo aangrijpend, en toch zoo sprekeiSd !

Dat was toen zoo, en het is nóg zoo, en niet anders elders dan in ons eigen l^md.

Rijke jaren, kleine tusschenpoozen hebben ook wij in onze kringen gekend, dat de geloovigen door hun geloof als geharnast waren, en kloek en dapper, wat 't ook kostte, voor de zaak huns Heeren--uitkwamen. Maar hoe afgedoold is men ook ten onzent niet, nu die periode nauwelijks een dertig jaren achter ons ligt, van die toenmalige verhoudingen en toestanden. Niet alleen dat duizenden en duizenden er nauwelijks iets meer voor voelen, maar wat sterker is, ze neigen er - zelfs toe om wat toen geschiedde om te zetten in een lichtgetint historie-beeld, en er hun eigen lichte fantasie voor in de plaats te schuiven. - -^

En geheel ditzelfde ziet ge gedurig in elks persoonlijk leven plaats grijpen.

Ge zult een vooraanstaand man, een toonaangevende vrouw kennen, die soms de broederen bezielde. Doch niet lang daarna, of ëie zelfde man of vrouw raakt ingezonken, komt in andere verhoudingen en slaat feitelijk geheel om. Hoe menige man niet die gehuwd was met een cordate, bezielende vrouw, en toen dapper medestreed en voor de eere Gods geen.offer te groot achtte. Maar nu stierf die vrouw, en niet lang daarna, of diezelfde man "huwde een vrouw van geheel ander type, en zienderoogen zonk in dien ijveraar van voorheen de moed en de bezieling in, en niet lang meer of er viel van den ouden gloed geen vonk meer in hem te bespeuren. En zoo is 't telkens. In jonger jaren heeft iemand geijverd voor zijn Heiland, en niet anders gedacht of hij zou tot aan zijn sterven toe bij Jezus leven En toch, ontmoet ge later dienzelfden dweper op vijftigjarigen leeftijd, dan is 't vaak al bij hem ingezonken en verdoofd, en van den ouden gloed ontwaart ge geen afschijnsel meer.

En dan zijn er weer, bij wie het slingerend om en om gaat. Telkens weer de eene maal arm voor den Heiland opkomend en tot eikel poffering bereid, maar dan weer hun eigen I ik. meetsnoer voor hun optreden; vooral vrouwen wier geestestint ge bij de drie, vier jaren wisselen zaagt.

Altoos een op en neder gaan.

Een nu ginds en dan weer herwaarts geslingerd worden.

Hun Heiland niet loslatend, o, neen, maar nu eens vast in zijn arm geklemd, en dan weer dolend van hem af en om hem heen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1918

De Heraut | 4 Pagina's

„Een riet, dat ginds en weder bewogen wordt.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1918

De Heraut | 4 Pagina's