Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Zegelwet plaatst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zegelwet plaatst

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 15 Februari 1918.

De Zegelwet plaatst ook onze Kerken voor enkele lastige quaesies, in hoeverre kerkelijke stukkeh aan dit zegelrecht onderworpen zijn. Nu zijn de bepalingen dezer wet zeker niet alle even duidelijk geformuleerd, en in tal van gevallen weten zelfs de Rijksontvangers niet uit te maken, of het zegelrecht' al dan niet verschuldigd is. Er zal ook bij deze wet allengs een practijk zich moeten vormen, doordat in twijfelachtige gevallen hetzij door den Minister hetzij door den rechter, die de boete oplegt, beslissingen worden gegeven. Inlusschen honde men wel in het oog, dat de boete, die bij overtreding dezer wet opgelegd wordt, vrij hoog is. Wie een stuk onderteekend, waarvoor zegelrecht verschuldigd is, maar waarop het zegel ontbreekt, moet /100 betalen; Cn wie zulk een stuk in ontvangst neemt en niet bij den ontvanger binnen een maand aangeeft, dat het zegel ontbrak, vervalt \fx dezelfde boete. De bepalingen zijn dus zeer streng, en het is daarom wel van belang, dat onze-Kerkeraden, Commissies van Beheer, 'Classicale en Synodale Correspondenten, die collecten ontvangen en daarvoor bewijzen afgeven, zich nauwkeurig rekenschap geven, in hoeverre de van hen uitgaande stukken aan het zegelrecht onderworpen zijn. Het best zal men wel doen met het advies van de Rijksontvangers in te winnen.-Slechts enkele algemeene wenken kunnen we hier geven.

Volgens Art. 23 der Zegelwet zijn aan het zegelrecht onderworpen »alle andere niet elders in deze wet gfcnoemde stukken, opgemaakt tot bewij? .an privaat-rechterlijke overeenkomsten, handelingen, verbintenissen eti verklaringen." De vraag, in hoeverre de ^^w^/j^rzV/" hieronder valt, hangt daarvan af, of in den beroepsbrief zelf het tractement of de daarbij verbonden emolumenten en het pensioen vvorden gestipuleerd. Indien dit geschiedt, dan zal de beroepsbrief gezegeld moeten worden. Wel zijn de arbeidscontracten van het zegelrecht vrijgesteld, maar althans in den vorm, waarin de beroepsbrie ven gesteld worden, kan men niet zeggen, dat zij als een arbeids-contract kunnen beschouwd worden, want een contract draagt altoos den vorm van een wedferzijdsche overeenkomst, terwijl een beroepsbrief geen overeenkomst is, maar een verklaring van den Kerkeraad. Een contract moet altoos door twee partijen geteekeftd wor^ien, terwijl een beroepsbrief alleen door den Kerkeraad wordt g«'wekend.

Natuurlijk kan een beroepsbrief wel zoo ingericht worden, dat er een contract uit ontstaat, maar het komt mij om meer dan eene reden voo? , dat het niet wenschelijk is dit te doen. Het beste'doet men met in den beroepsbrief geen verklaring omtrent het tractement enz. op te nemen, maar, zooals dit in het concept, dat achter de uitgave der Kerkenorde te vinden is, wordt aangegeven, deze bepalingen op een afzonüerlijk stuk aan den beroepsbrief toe te voegen. Dit stuk moet dan gezegeld worden. Heel veel kosten brengt dit ook niet mede. Volgens Art. 28 alinea 3 moet voor zulke stukken een gezegeld papier gebruikt worden van ten minste vijftig cent. Op een gezegeld stuk van vijftig cent kan deze tracte-^ mentsbepaling gemakkelijk worden overgeschreven, en de kosten zijn te gering om niet liever deze uitgave te doen, dan het gevaar van eene boete van/100 telpopen. Ook de .predikanten, die zulk een beroepsbrief ontvangen, mogen hier wel om denken, daar zij, wanneer een ongezegeld stuk door h-en in ontvangst wordt genomen, zelf in den boete zouden kunnen vervallen.

Wat de uitbetaling van het tractement betreft, zoo is het natuurlijk zeer gewenscht, ^ dat de Kerkeraad of Commissie van Beheer daarvoor telkens een quitantie vraagt, hetzij ' deze som maandelijks of per drie maanden wordt uitbetaald. Deze quitanties behoeven niet alle gezegeld te zijn. Volgens Art. 36 alinea 4 is het voldoende, wanneer de eerste quitantie van het jaarlijks uit te keeren salaris ge.^egeld is, mits dan op de quitanties maar duidelijk staat, dat het bedrag telkens vordt uitgekeerd als mindering op het jaarlijksch salaris; de andere quitanties voor datzelfde jaar zijn dan van het zegelrecht vrij. Het zegelrecht van zulk een quintantie bedraagt vijf cent.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1918

De Heraut | 4 Pagina's

De Zegelwet plaatst

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1918

De Heraut | 4 Pagina's