Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. LuTHER HERDACHT IN 1917. Leiden. Buurman en De Kier.

Deze ons onlangs toegezonden brochure van slechts even 15 bladzijden ontleent mêe haar waarde aan de omstandigheid, dat zij geschreven is door twee onzer Ministers van Staat, DR. A. KuYPER en JHR. MR. A. F. DE SAVOKNIN LOHMAN.

DR. KUYPER schrijft op 3 pagina's over het bekende LuTHER-woord, op den Rijksdag te WORMS »HIER STA nc. IK KAN NIET ANDERS. GOD HELPE MIJ.”

De, door sommigen bestreden historiciteit van dit woord handhavend, wijst hij er op hoe niet in de 95 stellingen van WITTENBERG uit 1517, maar veeleer in deze conscientiekreet van 1521, ide taal sprak, die ons bij het hooren van Luthers naam nog altoos 't diepst ontroert.”

En verder, dat hierdoor J LUTHER de man van de vrijheid de» geestes voor alle eeuw en alle volk is geworden, en schuldig eenzijdig zou staan, die, wijl hij Calvinist is, deze boven alles uitgaande eere aan Luther ontzeggen wilde.”

MR. DE SAVORNIN LOHMAN geeft op even 4 pagina's een bevestigend antwoord op de vraag: HAD LUTHER, R. C. PRIESTER, RECHT ZICH TE VERZETTEN TEGEN KERKELIJK MACHTSMISBRUIK EN PAUSELIJKE MACHT?

Hij toont daarbij aan, dat LUTHER zich dus verzette jniet omdat hij aan eigen inzicht het hoogste gezag toekende, maar omdat hij den diepsten eerbied koesterde voor de Goddelijke Openbaring in de Heilige Schrift.”

Dat LUTHER, »de kracht heeft gevonden om, in overeenstemming met de door de Christelijke Kerk zelf beleden Waarheid, zich te verzetten tegen hetgeen de geestelijkheid daarvoor in zijn oogen in de plaats had gesteld. Hij deed dus niets dat van zijn standpunt, als zoon der Kerk, of van het standpunt der Kerk zelve onrechtmatig was, maar juist wat van dat standpunt zï)n plicht was. Hij was dus in zijn recht”

Ongetwijfeld kan iemand, ook al erkent hij Gods Woord als hoogste autoriteit, uit besef van' eigen feilbaarheid buigen voor een geestelijke autoriteit, die hij, zij het ook beneden die der Heilige Schrift, toch hooger stelt dan eigen inzichten; maar dan moet zulk een autoriteit allereerst, waar het een gewetensvraag geldt, zich uitsluitend door middelen van geestelijken aard kunnen legimiteeren. Dit nu deed de Kerk niet.”

2. Dr. K. DIJK, Dienaar des Woords te 's Gravenhage, GEEN DAGERAAD. Predikatie over Jesaja 8 r 21—22. Te Rijswijk (Z.-H.jbij H. J. Spruijt. 1918

en Ds. A. BROUWER JZN., predikant der Gereormeerde Kerk van Zwartsluis, EENE ERNSTIGE EDREIGING. Leerrede over Jesaja 8 .-21. Uitgegeen door P. van Essen en Zoon, Molenaarsgraaf.

Het moge al waar zijn, dat, zooals Dr. DIJK chrijft, sdoor anderen voor tijdreden en geleenheidspreeken voldoende gezorgd is", toch is et het doen drukken dezer twee preeken geen verbodig werk gedaan.

Beide zijn uit dat 8ste hoofdstuk van Jesaja etwelk ons verplaatst in de dagen van Juda's koning Achaz.

DIJK greep naar de vier laatste. BROUWER enkel aar het 21ste vers en daardoor biedt de eerste meer veelheid dan de tweede.

Beide predikers toonden echter hun homiletische vaardigheid. De een door in het slotwoord van.vers 20: tgeen dageraad'\ de eenheid in de veelheid te vinden, de ander door in het slot van vs. 21: tdan xal hij vloeken op zijn Koning en zijn God" als »het niet naar voren treden der verootmoediging maar het naar buiten treden der verhardingi, in verband met het begin, de uitwerking te^zien van het tuchtmiddel Gods, dat de profeet aankondigt.

Maar ook in de partitie komtde homiletische aardigheid dezer twee predikers uit. DR. DIJK telt als thema: GEEN DAGERAAD en geeft dan op: »waarin deze ellende haar oorzaak vindt, estaat, en alleen eindigen kan.c Ds. BROUWEK ntwikkelt uit zijn tekst: »het tuchtmiddel, zwaar etuchdgd, maar niet verteederd.

Ook de analogie tusschen het volk van Juda en tijde van ACHAZ en de volkeren van onzen ijd, zoowel het onze als de thans oorlogvoceeden, wordt in beide leerreden klaar en duielijk in het licht gesteld.

DIJK'S preek is > de synthetische homilie", aar in elk onderdeel verklaring en toepassing aamgaan, die van BROUWER geeft eerst de ver laring in haar geheel en daarna de toepassing. n beide zorgvuldige exegese en een zich, naar e behoeften van de hoorders, voegende appliatie.

Twee, ook uit een oogpunt van taal, wèl gelaagde gelegenheidspreeken. Bijzonder geschikt oor de Leeskerk.

En zoo zijn deze twee preeken weer bewijende teekenen, dat de gereformeerde prediking ang niet beneden peil staat.

3. E. J. ROTHUIZEN, architect te Arnhem. NZ& KERKGEBOUWEN. De technische boekhanel — Arnhem 1918.

Wie naar het doel van dit vlugschrift van 2 bladzijden vraagt, vindt reeds op den omslag en antwoord. Daar toch staat vlak onder den itel: JEen brochure geschreven met het doel om eer belangstelling op te wekken voor de archiectuur van en de symboliek in het gereformeerde erkgebouw.

Aan den heer ROTHUIZEN zelf komt dit antoord echter niet, althans niet genoegzaam, beredigend voor. Zijn INLEIDING toch begint: Menigeen zal zich het eerste oogenbUk afvragen: Waarvoor is deze brochure geschreven ? " Maar als de vraag daar gesteld wordt, krijgt de lezer heel geen antwoord, doch slechts de mede-l deeling: dat men, »zoo gewend is aan den kouden, nuchteren — veelal zielloozen — bouw der Gereformeerde Kerken”.

In de tweede alinea lees ik, en het doet mij , denken aan den tijd toen ik als jongen mijn schoolmeester met verheffing van stem hoorde spreken —/«Nogmaals dus de vraag: Waarom werd deze brochure geschreven”?

Nu komt een antwoord. Een antwoord, »dat", zooals de geachte Schrijver zegt, reeds in het algemeen is gegeven" en waarmee niet onwaarschijnlijk bedoeld is wat op den omslag vlak onder den titel staat, doch waarvan hij hier zegt: »het kan juister worden gedefinieerd”.

De heer ROTHUIZEN schijnt zonderlinge begrippen te hebben op het stuk van definiëeren; Want wie definieert nu min juist als hij het juister kan doen ? Dan, hoe dit zij, het volgens den Schrijver hier juister dan op den omslag gedefinieerde antwoord luidt: »Er is in onze (d.w.z. Gereformeerde) Kerken voor de symboliek tot op heden geen plaats" en helaas ««veinig achitekten, die de symboliek goed begrijpen". Tot die weinigen behoort echter de architect te Arnhem E. J. ROTHUIZEN en uit het alsnü juister gedefinieerd antv/oord begrijpt inen, dat het doel van zijn brochure is, de groote meerderheid zijner vakgenooten goed te doen begtijpen wat zij tot op heden niet goed begrepen. Iets waar dan tevens zijn kerkgenooten, onder-wie ook maar «weinig zijn die voor symboliek iets voelen"., hun voordeel mee kunnen doen. Ten overvloede schrijft hij op het einde van zijn tweede alinea: »Waar het absoluul gemis aan symboliek onzen meesten kerkgebouwen aankleeft, meen ik dan ook goed te doen, een lans te breken voor gedeeltelijken terugkeer naar vroegeren kerkbouw voorzoover de symboliek betreft, doch niet wat de architektuur aangaat”.

Het gaat dus in de brochure om wat de schrijver hoogst eigenaardig noemt, shet onze meeste kerkgebouwen aanklevende gemis aan symboliek, " Wel vermoedend, , dat zijn lezers door die ietwat zonderlinge samenkoppeling aanklevend gemis aan symboliek 6r nog niet goed achter zullen zijn wat hij bedoelt, liet hij midden op het overigens blanke blad tegenover zijn INLEIDING, afdrukken deze sententie:

Ons bedehuis het symbool zijn hier boven. moet het portaal, van het Vaderhuis

Of dit, wat denken doet aan hetgeen eens de symboliek van Israel's tabernakel in de woestijn en zijn tempel te Jerusalem was, naar de meening van die weinigen onder de kerkgenooten des heeren ROTHUIZEX »die iets voelen voor" en die weinigen ouder zijn vakgenooten »die goed begrijpen wat de svmboliek is", — ook de symboliek van onze bedehuizen moet zijn, waag ik te betwijfelen. Dan hoe dit nu zij, omtrent hetgeen de heer ROIHUIZDN bedoelt met de symboliek en met »een lans breken voor gedeeltelijke terugkeer naar vroegere opvatting voorzoover de symboliek betreft, " zijn wij nu niet meer in - het onzekere.

Wanneer hij daarop, zooals ik reeds vertelde, dan laat volgen: „doch niet, wat de architectuur betreft", dan begrijp ik, uit het zinsverband, daar zooveel van, dat hij geen lans wil breken voor, „ook maar gedeeltelijken terugkeer naar vroegere opvatting van kerkbouw op het stuk van architektuur^., en dus zooal geen lans breken, dan toch „belangstelling wekken" wil voor een hetzij dan geheelen of gedeeltelijken voortgang in 7iieuwe opvatting van kerkbouw op het stuk van architektuur.

Het begin van de derde alinea der INLEIDING brengt mij echter weer totaal van de wijs. Daar toch staat me niet meer of minder dan de verbijsterende bewering: »Het is nu eenmaal een niet te loochenen feit, dat op alle-gebied der kunst de sociaal-democraten ons voorgaan”.

Eerst op p. 24 ben ik, door de noot aan den voet dier bladzijde waarin de schrijver van DR. BERLAGE, de(n) > moderne(n) bouwkunstenaarphilosooi'" zegt »hij is sociaal-democraat", er zoo'n beetje achter gekomen waar hij met het begin van deze derde alinea op p. 3 heen wil. De beoordeeling van dit boekje laat ik liever over aan »de architecten die de symboliek goed begrijpen" en die, al zijn dat volgens den heer ROTHUIZEN dan ook «helaas maar weinigen", we ook onder ons nog wel hebben.

Maar al zullen zijn kerkgenooten, ook die weinigen volgens hem, welke «voor symboliek iets voelen", zich, evenals ik, van beoordeeling liever onthouden, toch kan ik ze het lezen van ONZE KERKGEBOUWEN wel aanraden. Al was 't maar alleen om «het beknopt resumé over de Godshuizen in den loop der historie" (p. 5—22.) Want wel acht ik daarmee aan te toonen, dat «van oudsher aan deze bouwwerken een bijzondere zorg werd besteed", —-vrij overbodig. En ook komt het mij, van gereformeerd standpunt gezien, ietwat bedenkelijk voor, de afgodstempels van Egypte, Assyrië en Indië, die der Grieken en Romeinen en de Moskeeën der Mohammedanen, mèt den tempel van Salomo, de oud-Christelijke, de Byzantijnsche, de Romaansche, Gothische en Renaissance kerken, onder den ëénen naam «Godshuizen" saam te vatten. Maar zoo het een als het ander neemt niet weg, dat wij, leeken op het gebied van architektuur, uit dit «beknopt resume" door een vakman als de heer ROTHUIZEN gegeven, zeker een en ander kunnen leeren.

Mag ik weer aan H.H. uitgevers verzoeken, gedurende de maanden Juli en Augustus boeken en tijdschriften, ter beoordeeling in de HEEAUT, niet aan mij, maar aan het REDACTIEBUREEL te zenden?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1918

De Heraut | 4 Pagina's