Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Wandelt als kinderen des lichts”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wandelt als kinderen des lichts”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere; wandelt als kinderen des lichts. Efeze V: 8.

Nogmaals over dezen zelfden tekst.

Het licht en de duisternis zijn twee machten, die tegenover elkander staan. Het Scheppingsverhaal begint met 't ons alles als in duisternis overkleed voor te stellen, maar aanstonds daagt door het Scheppingswoord in die duisternis de zoo eenige glans van het licht. ïDuisternis was op den afgrond, maar God sprak: daar zij licht en het was licht." Eu niet anders was het in de geestelijke schepping en herschepping. Wie nog in de zonde bleven zijn de kinderen der duisternis, maar wie ten leven verkoren en geroepen zijn, treden van de ure hunner toebrenging af op als kinderen des lichts, om dan nu ook als kinderen des lichts te wandelen. Met name de apostel Johannes legt er in zijn eersten Zendbrief zoo vollen nadruk op : »Dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben, dat God een licht is en gansch geen duisternis in Hem is". Maar hier volgt dan ook uit: ilndien wij zeggen, dat wij gemeenschap met God hebben, en wij toch in de duisternis wandelen, zoo liegen wij en doen de waarheid niet". Doch dan ook omgekeerd: »indien wij in het licht wandelen, gelijk God in 't licht is, zoo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijnen Zoon, reinigt ons van alle zonden”.

Hieraan sluit zich dan ook de apostel Paulus aan, waar hij aan de Kerk van Efeze schrijft: > Gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere; wandelt dan nu ook als kinderen des lichts, en hebt geen gemeenschap met de onvruchbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer”.

Nu wordt de diepgaande tegenstelling tusschen het licht en de duisternis in het natuurlijke leven steeds levendig bii ons gehouden door de tegenstelling van den dag en den nacht, van den morgen en den avond. En dit te meer waar de duur van beide niet steeds gelijk blijft, maar bestendig afwisselt, en zulk een geheel ander karakter aanneemt in den. somberen, donkeren wintertijd, dan in de rijke, nauwelijks verduisterde verschijning van de natuur, vooral bij volle maanlicht, in den zomer.

Zoo zijn in de natuur twee levenstoestanden, waaraan we gewend raken. De één als de dag kort, de nacht lang is, en de duisternis de overmacht heeft; en de ander in den zomer, als de maan schier wegschuilt, en het daglicht heel 't etmaal beglanst, zoodat het leven in het licht schier regel is geworden.

Toch blijft in het natuurlijke leven de afwisseling aanhouden, en keert telkens de donkerheid terug, doch ge ervaart het zoo maar niet op geestelijk erf.

Hier is de overgang uit de duisternis in het licht op eenmaal beslissend.

Wie op geestelijk terrein door het licht gegrepen en bezield werd, moet de duisternis geheel van zich werpen, en zijn leuze blijft wat de apostel hier aan de geloovigen in Efeze toeriep : »Gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Christus, wandelt dan nu ook ah kinderen des lichts.”

Toch blijft hier onderscheid heerschen.

Juist zij die wandelen in het Ucht, kennen toch een verborgenheid, die zich van den lichtglans des uitwendigcn levens geheel afzondert, en daarom een verborgenheid in God zoeken, die 't licht niet prijs geeft, eer het licht nog inniger verstaan en kennen leert, maar met dat al aan het licht, dat ons van buiten toestraalt, zich onttrekt.

Reeds in het gebed komt dit uit.

Waar Jezus het Onze Vader op 't harte bindt, zegt hij er uitdrukkelijk bij, dat we ons voor het bidden van het Onze Vader in onze binnenkamer zullen terug trekken, van de wereld zullen afzonderen, en met onzen God alleen in de eenzaamheid, als itt een mysterie, onze bede tot God zullen opzenden.

En dit nu is 't, waariran elk innig en tceder 'bidder het diepe mysterie verstaat.

De ellendeling dig in het verborgene de zondige wereld zoekt, doelt op gewenschte kans, om iu het eenzame en stille zich aan zijn zonden over te geven. Een eenzaamheid die dan straks zich weer verloochent, en gemeenzaamheid zoekt, als het de vrouw is die met den man, of de man die met de vrouw op booze zonde loert en uitgaat.

En zoo is 't op alle manier. Waar diefstal en roof het hart beloert en trekt, zoekt wat op misdaad uitgaat, eveneens de verborgenheid en mijdt het licht. En komt 't tot de uitvoering van het onheilig bedoelen, ^ dan is 't nogmaals de donkerheid van den nacht die aantrekt. Al wat op roof en diefstal uitgaat, heeft de nacht lief boven den dag.

Over het algemeen kan dan ook gezegd, dat wie in verborgen zonden wandelt, en op verborgen zonden bedacht is, den nacht boven den dag lief heeft, en in 't zijn van kind des lichts niets ontwaart dat hem aantrekt. Juist de donkerheid is de atmosfeer die hij zoekt, en waarin hij zich sterk gevoelt.

Doch al staat hierin nu het kind van God tegen die onheilige wereld over, toch is dit het opmerkelijke, dat ook het kind van God er als vanzelf toe gedrongen wordt, om juist als kind des lichts zekere verborgenheid te zoeken, en zóó te zoeken, dat hij de gemeenschap met het rijke publieke leven hierbij mijdt.

Wie betuigen mag, dat hij, ali van God begenadigd, metterdaad in het licht wandelen wil, moet niet zelden, juist om dit hoogere licht te ontwaren, zich in de verborgenheid terugtrekken. Hoe vreemd 't ook klinke, het wandelen in het Ucht is gemeenlijk alleen mogelijk, zoo we het gemeene licht van het leven der wereld opgeven, en de gemeenschap met onzen God zoeken, die alleen in 't stille donker van zijn verborgen omgang te erlangen is.

Die twee staan dan ook lijnrecht tegenover elkander.

Er is een zoeken van de duisternis om zijn zondig bedoelen te volvoeren, en zoó doet het kmd der wereld. Het zijn de geheime gesprekken die hem 't meest boeien en toelachen. Het zijn de uren van nacht en donkerheid, waarin hij 't onbeschaamdst zijn-hartstocht botviert. Het licht lokt hem niet, maar hindert hem. En het weggluipen en wegsluipen in de verborgenheid, vooral in de verborgenheid van 't donker, is wat hem aantrekt.

De gewone burger zweeft tusschen beiden. Ook hij kent wel gesprekken en innigheden des levens, waaraan ook hij de voorkeur geeft in 't donker. Maar in den regel zoekt hij het openbare, het van allen kant toehchtende, het wandelen in het dagelijksch licht.

Maar zoo staat het niet met wie door God in inniger mysterie werd ingeleid. Wie toch de gemeenschap met zijn God in Christus op inniger wijze kennen leerde, merkt gedurig hoe juist het licht der wereld zijn gemeenschap met zijn God benevelt, en hoe hij tot die zalige gemeenschap met zijn God dan eerst kan doordringen, zoo het venster dat op de wereld uitziet, voor hem gesloten wordt, en zoo daarentegen al klaarder de bKk hem gegund wordt in de ver borgenheid van Gods mysterie.

Het sluiten van het oog bij ons bidden is hiervan het meest sprekende teeken. Dit drukt toch uit, hoe we voelen dat de gemeenschap met onzen God niet te bereiken is, zoo we niet de gemeenschap met de wereld om ons heen prijsgeven.

Tot op zekere hoogte kan men dan ook zeggen, dat het een omgekeerde orde wordt, zoodra we dieper op 't heilige ingaan.

Wat we om 't heiUge te genieten allereerst hebben te doen, is, dat we verzaken de verborgenheid van de zondige donkerheid. Niet de nacht maar de klare dag moet ons den regel aangeven voor onze gewone levensgedraging. In dit normale leven toch is de allesbeheerschende tegenstelling, dat het kmd der zonde het duister van de nachtelijke ure zoekt, en daarentegen het kind van God niet anders beoogt dan te wandelen in het licht des daags.

Maar spreekt zich dit in onzen gewonen levensgang eenmaal klaarlij k uit, dan volgt daarop een tweede regel des levens, die schijnbaar vlak in 't tegendeel omslaat, en ons maant, om de verborgenheid niet te mijden, maar te zoeken, en niet te rusten, eer we in die stille verborgenheid de steeds inniger gemeenschap met onzen God gevonden hebben.

Eenerzijds alzoo leidt ons de heilige regel: Mijdt, als kinderen des lichts, de verborgenheid en laat uw leven en wandel in het volle licht zijn. Maar hier staat vlak tegenover de mystieke regel, die ons lokt en noodt, om uit het openbare leven, en uit anderer bijzijn, ons terug te trekken, in de verborgen eenzaamheid de mystieke zelfontdekking te zoeken, en alzoo juist in het ons afscheiden van heel de wereld, en in het ons ecniglijk aan onzen God aansluiten, het zalige van de gemeenschap met den Heilige te zoeken.

In het normale leven is de eere in onzen publieken wandel, en voor Gods kind de eere in het mijden van de donkerheid en van wat de nacht in den mensch bederft.

Maar omgekeerd staat het in 't geestelijk leven.

In dit leven toch is 't juist de verborgenheid, waarin het zaligste genoten wordt, en is '.t omgekeerd de drukte en de veelbezigheid van het gewone leven, die ons van de gemeenschap van onzen God afsnijdt.

En daarom, wandel in het licht waar de verborgenheid u tot zonde zou verleiden. Maar omgekeerd, verlies u in de mystieke verborgenheid van uw God, waar 't uw ziel om de inniger gemeenschap met uw God te doen is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1918

De Heraut | 4 Pagina's

„Wandelt als kinderen des lichts”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 juni 1918

De Heraut | 4 Pagina's