Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op onze Kerkenorde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op onze Kerkenorde.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV. ,

Vraagt men of de gierigheid dan toch niet volgens de Heilige 'Schrift een ergerlijke zonde is en of de Kerkeraad dan niet geroepen is om deze zonde mét de censuur tegen te ga^n, ja of ook ons Avondmaalsformulier 'niet uitdrukkelijk de gierigaards noemt onder degenen, die een ergerlijk leven leiden en die daarom van het Avondmaal zich hebben te onthouden dan móet hierop geantwoord worden, dat wat de Schrift met deze gierigheid bedoelt, toch iets anders is dan wat wij daaronder verstaan, en daarom ook de teksten, waarop Ds. Jansen zich beroept, niet rechtstreeks op dit geval slaan. Bij ons beteekent gierigheid inhaligheid, het niet willen uitgeven van geld zelfs niet voor de noodzakelijke dingen, de vrekzucht. Maar in de taal der Schrift omvat het v«el meer; het is daar de hebzucht, de hartstocht om rijk te willen worden, ' de brandende begeerte om schatten te ver zamelen, de dorst naar geld, niet zoozeer om het op te potten, zooals de vrek doet, maar omdat men een dienaar van den Mammon is en op het geld zijn vertrou wen stelt. Zoo verklaart de Apostel het zelf juist in den tekst, waarnaar Ds. Jansen verwijst, n.l. in I Tim. 6 : 9; want hij zegt hier eerst, dat degenen, die rijk willen worden in vele verzoekingen vallen en laat er dan op volgen, dat de geldgierigheid, d.w.z. de geldzucht, een wortel is van alle kwaad en dat daardoor sommigen zijn afgedwaald van het geloof (vs. 10). Niet alleen, dat het woord, door den Apostel hier in 't oorspronkelijk gebruikt (philarguria) aanduidt, dat hier niet ons «gierigheid" is bedoeld, maar dit blijkt ook daaruit duielijk, dat deze gierigheid in den zin van inhaligheid of schrielheid in het geven, niet gezegd kan worden een wortel van alle kwaad te zijn en dat deze gierigheid ook niet de oorzaak is, dat iemand, afdwaalt van het geloof, d.w.z. zijn Christelijk geloof verzaakt en weer tot het heidendom terugkeert. Er zijn ook onder de zeer orthodoxe Christenen, die nooit van het geloof afdwalen, maar al te velen, die zeer vasthoudend aan het geld zijn en die de heilige kunst om met blijmoedigheid te geven, nooit geleerd hebben. Het beroep op dezen tekst gaat daarom niet op. Wat de Apostel met deze geldgierigheid bedoelt, is niet de inhaligheid, maar de begeerte om rijk te willen worden, en die begeerte is zeker een wortel van alle kwaad, zooals men maar al.te zeer ook in onze dagen ziet, en zij is het, die sommigen van het geloof geheel doet afdwalen. Daarom noemt de Apostel deze gierigheid een afgodendienst (Col. 3 : 6) omdat wie aan deze zonde lijdt, het geld tot een afgod maakt, en daarom verklaart hij, dat zulk een gierigaard het Koninkrijk der hemelen niet beërven kan (1 Cor. 6:10, Gal. 5 : 5). We zeggen dit niet, om daarmede de zonde van schrielheid in het geven aan de Kerk en de armen te verontschuldigen, maar wel om er op te wijzen, dat men met een beroep op zulke Schriftuurplaatsen om deze zonde te bestrijden, voorzichtig moet wezen. ïGierigaards" in den zin, dien de Schrift aan dit woord hecht, behoeven volstrekt 'nog niet altoos menschen te zijn, die inhalig zijn of niets willen geven voor een goed doel; er zijn onder deze geldzuchtigen, deze dienaars van den Mammon, genoeg, die op elke lijst voor liefdadige doeleinden teekenen, aan den armen weldoen en bij hun dood legaten aan de Kerk vermaken, wanneer hun naam maar als «weldoener" genoemd wordt. Geldgierigheid is de zonde van het Amerikaansche volk, waar de dollar als God Almachtig aangebeden w: rdt, en waar is men milder m het geven voor Kerk, School, armen en philantropische doeleinden dan in Amerika?

Oordeelt men nu, dat de Kerkeraad geroepen is tegen die zonde van gierigheid, in den zin der Schrift genomen, metj de censuur te moeten optreden, omdat het een ergerlijke zonde ^is en de zielen, die in de strikken dezer zonde gevangen zitten, gered moeten worden van het verderf dat haar wacht, dan'hebben we op zichzelf hiertegen geen bezwaar, maar dan moet dit ook geschieden niet alleen en niet in de eerste plaats, wanneer die zonde zich openbaart in ^chrielheid in het geven voor de Kerk of de armen, maar evenzeer, wanneer de Kerkeraad merkt, dat iemand's leven geheel opgaat in den hartstocht om rijk te willen worden; wanneer hij daartoe in zijn handel of bedrijf middelen gebruikt, die den toets van Gods Woord niet kunnen doxarstaan; wanneer hij als patroon zijn arbeiders in hun'^loon verkort of te zwaren arbeid van hen eischt; wanneer hij zijn gezinsleven verwaarloost en de geestelijke belangen van zijn ziel opoffert om het stoffelijk goed dezer aarde te winnen. Want dit alles bedoelt de Schrift, wanneer ze voor deze zonde van gierigheid of geldzucht ons waarschuwt in de eerste plaats. Maar wanneer de Kerkeraad zulke Mammondienaars ongemoeid laat, en de tucht alleen dan zou gebruiken wanneer iemand voor de Kerk niets of niet genoeg gaf, dan zou de indruk worden gegeven, alsof niet het belang der ziel, die dreigt verloren te gaan, maar veel meer het eigen belang der Kerk, die door dezen vorm van gierigheid schade lijdt, het motief van deze censuur zoii wezen.

Het is om dit drietal redenen, dat wij een dergelijke, censuur meenen te moeten ontraden. Vooreerst kan de Kerkeraad niet constateeren, waar de gaven aan de Kerk ook in de collecten gegeven worden, hoeveel iemand voor de Kerk bijdraagt. In de tweede plaats toont het voorbeeld van Paulus ons, zooals Calvijn terecht opmerkt, dat men liever met vermaningen dan met strenge eischen tegen zulke onwilligen moeten optreden. En .in de derde plaats is met de zonde van geldgierigheid in de Schrift iets anders bedoeld dan de schrielheid, waarop Ds. Jansen het oog heeft.

Hiermede eindigen we deze critiek op de Toelichting, die Ds. Jansen op de Kerkenorde gaf, niet omdat dit viertal bedenkingen de eenige zijn, die we op de dusver verschenen afleveringen hebben, maar omdat we niet op elke slak zout willen leggen en we ook niet te veel van het geduld onzer lezers mogen vergen.

Dat we deze opmerkingen maakten, was allerminst om dit werk van Ds. Jansen af te keuren als niét betrouwbaar. We waardeeren den ijver, die uit deze studie spreekt; 'over 't algemeen genomen zijn wij het met de beginselen, door hem bepleit, van harte eens, en de vorm, waarin hij zijn Toelichting gaf, is niet stroef wetenschappelijk, maar maakt de lectuur gemakkelijk. Op zichzelf hebben we dan ook geen bezwaar om deze Toelichting aan onze Kerken aan te bevelen. Maar wel wilden we door deze critiek Ds. Jansen op enkele onjuistheden wijzen en degenen, die deze Toelichting gebruiken, waarschuwen om dit met oordeel des onderscheid te doen. Met belangstelling zien we de verdere voortzetting van dezen arbeid tegemoet, en we hopen, dat Ds. Jansen deze Toelichting voltooien mag.

Ten slotte deelen we nog gaarne op verzoek van Ds. Jansen mede, dat zijn opmerking over de vertaling van het woord ambt door munus in de Middelburgsche Kerkenorde, niet ontleend was aan het boek van Ds. Doekes, aangezien wat hij schreef, reeds gedrukt was vóór dit boek verscheen en hij met de strekking van Ds. Doekes' betoog ook allerminst medegaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juli 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Toelichting op onze Kerkenorde.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juli 1918

De Heraut | 4 Pagina's