Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De Heere ziet het niet”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Heere ziet het niet”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zeggen: De Heere ziet het niet, en de God Jakobs merkt het niet. Pi. 94 : 7.

Ons diep religieus verval treedt in, zoo 't oogenblik nadert dat We met God niet meer rekenen, en dit verval verergert nog, zoo we stoutweg durven uitspreken, dat God zich niet meer met ons inljiat.

Er kunnen er twee zijn, die in eenzelfde afdoling vervallen en aan eenzelfde zonde zich schuldig maken, en dat het toch in hun beider hart zoo gehafel verschillend staat. De een kan iü zulk een zonde vervallen, maar dat hij toch den strijd in zijn hart voelt, daarover dat hij tegen zijn God in dorst gian, en zulks terwijl de ander, in dezelfde zonde uitglijdend, van strijd tegen zijn God niets, in zijn hart meer merkt. Het kwam bij zulkeen tot verharding.

Op zulk een verharding nu wijst de Psalmist, waar hij den zondaar, te midden van zijn zonde, getuigen laat: »De Heere ziet'het niet, en de God Jacobs merkt het niet." Dan toch wordt het een zondigen met klaar en helder bewustzijn, en verdween alle schaamtegevoel over de begane zonde, ja, ging men zoo driest in zijn zonde te werk, dat men er geen hinder meer in zag, om bij die zonde aan zijn God te denk«n en van zijn God te gewagen, maar met het alles aandurvende, brutale getuigenis, dat God toch op zijn zonde niet'merkte, er geen de minste notitie van nam, en dat zelfis de stoutste zonde geheel buiten de kennis en de wetenschap van den heiligen God toeging.

Men kan de zedelijke kracht missen, om aan een verlokkende zonde weerstand te bieden, zoodat men er feitelijk in vervalt, maar dan toch, tot zelf» onder het zondigen, het oordeel voelen dat zijn God over zijn zondig|> daad uitbrengt. En tot op zekere hoogte kan gezegd, dat dit een nog boozer zonde is, omdat ze met klaar bewustzijn tegen .het Goddelijk vermaan begonnen werd. Alleen maar, men bleef dan toch met zijn God rekenen, , en men-gevoelde het oordeel, dat van den heiligen God over zijn zondige daad uitging.

Maar wat de Psalmist hier verfoeit, draagt een geheel ander karakter. Hierin toch is sprake van een zondigen, dat op 't stoutst en het erferlijkst tegen God ingaat, en dan, in plaats van sch«amte en zelfaanklacht te kennen, er zich op beroemt, dat bij zulk brutaalweg zondigen geen oogenblik zelfs met den Heilige behoeft gerekend te worden.

Immers: »De Heere ziet het niet, en merkt het niet." Onze zonde gaat geheel buiten Hem om.

In 't gemeene leven spreken we daarbij van * 't schaamteloos zondigen. Zoolang de schaamte ons nog bijblijft, ligt hierin zielsbehoud. Niet in dien zin, alsof ook wie aan zijn God verbonden bMjft, niet in bange zonde zou kunnen vervallen. Zelfs de Schrift leert ons dit wel . anders. Maar 't maakt zoo hemelsbreed verschil, of we, in wat zonde ook uitgüjdend, er geen verwijt over in ons hart gevoelen, dan wel of we de aanklacht en het verwijt op 't oogenblik zelf in ons hart waarnemen.

Wel is er, zoo we de schaamte nog.iennen, iets dubbel hards in 't feit, dat we desniettemin aan de zondige neijing toegeven, en zoo schier schaamteloos den strijd met onzen God aanbonden, maar de band die ons aan onzen God bindt, blijft dan toch trekken.

We gevoelen dan nog ten volle, dat die band er is en 'trekt, en niet alleen op 't oogenblik szelf van onze zonde, maar sterker nog daarna, bij het terugdenken aan wat we misdreven, voelen wc de pijn van het zelfverwijt. Wij gingen tegen onzen God in, en onze God gaat daarom tegen ons in. 'Vandaar de aangrijpende zielestrijd, en die strijd kan niet tot ruste komen, en ook niet beslist worden, tenzij 't tot volledige schuldbelijdenis kwam, wij ons diep voor onzen God vernederden, en Hij als .van omhoog de reddende hand weer naar ons uitstak.

Feitelijk komt het dan ook neer op een van God verkorene, die zondigt, en een in zijn zonde ondergaanden wereldling. ,

Wel geeft ons Christelijk saÉ.mleven, gelijk het door den doop is ingeleid, als regel aan elk opgroeiend kind een gevoel van ontzag en eerbied voor zijn God. Tot zelfs de kleur op het gelaat toont, hoe een kind dat zich aan een leugen schuldig maakte, hierover zelfverwijt gevoelt.

Doch dit alles komt eeniglijk voort uit onze Christelijke saimleving en opvoeding, en heeft geen wortel in de ziel. Die, wortel in de ziel komt eerst, als het God belieft de ziel aan te grijpen en het begin van wedergeboorte in de ziel te doen inwerken.

Is het hier nu toe gekomen, dan trekt de Geest des Heeren bij elke uitglijding en bij .elke zelfverblinding, ja, bij elk toegeven aan. de "zondige aandrift in de zondigende ziel, op 't oogenblik zelf, dat de zonde doorbrak, ons uit die inzinking weer naar boven. En al doet dat pijn, en al kwetst het ons innerlijk bestaan, toch ligt dan juist hierin onze redding. De Heere laat ons dan niet los. "Veeleer dringt Hij juist op zulke oogenblikken verwijtend en ons met schaamte vervullend op ons innerlijk wezen in. Het genot van de zonde wordt op 't eigen oogenblik gebroken. God komt in zijn heiligheid tegenover ons staan, en Hij laat ons niet los, eer de zonde beleden is, en weer met innerlijk gekrenkte ziel de vergiflfenis en de verzoening van onzen God ons toekwam.

Het gaat daij wel hard toe, omdat we met onze bezoedelde ziel als tegen Gods heiligheid inwrongen, en een strijd opwekten, die onzen God, in zijn teedere liefde voor zijn verkoreia kind, beleedigt; maar de uitkomst is dan toch altoos terugkeer van den heiligen vrede. Eerst stiet God ons om onze zonde af, maar in 't eind is 't toch altoos weer de Vaderlijke liefde die 't afgedoolde kind terugwon.

Maar juist hiervan' bespeurt ge bij den Godverzakenden zondaar niets. Sleet eenmaal de kinderlijke teederheid in de prille jeugd uit, dan wordt 't bij zulk een afgedoolde steeds meer een zich van zijn God vervreemden. Hij voelt geen inspraak die van zijn God tot in zijn hart uitgaat. Hij spreekt nog wel van den Almachtige. Tot zelfs in het ruw-weg vloeken «it zich dat gewagen van zijn God nog; maar de eerbied verdween. Het besef in zijn hart, dat hij' met den levenden God te rekenen heeft, verzwakte al meer en sleet ten leste geheel uit. En is men dan eenmaal in 't moeilijke leven ingetreden, dan neemt die God-verwerping zoo niets ontziende vormen "aan, dat 't ten slotte op een hoonen van onzen God en op spottaal neerkomt.

Dit tegen God ingaande neemt dan verschillende vormen aan.

Het kan dan uitloopen op een ruw hoonen vanden Heilige en een brutaalweg uit zonde in zonde overglijden.

Maar ’t kan even vaak in meer zelfbedwang heil zoeken. Dan neemt zulk ongeloof den vorm van hooge wetenschap en edeler wijsheid aan. Men laat dan 't rekenen met God aan de eenvoudige schare over, en, zich zelf te hoc^.achtend, om met dezulken uitte glijden, vervreemttt men zich ten slotte geheel van den Heilige, om eindelijk om te dolen in de verzinningen van eigen wijsheid.

Zoo gaat 't dan van tweeërlei kant tegen den Almachtige in. Er is de ruwe uiting van het ongeloof, dat neerkomt op vloek en spot, maar er is ook de fijne , en beschaafde loochening van den Heilige, die kracht zoekt in geestelijke zelfverheffing, en, na God op z^de te hebben gezet, zelf van achteren als ware mea zelf God, komt opduiken, om in zelfvergoding eigen glorie te zoeken.

Zoo dolen dan spotter en wijsgeer saam van den levenden God af, en alleen de geroepene ten leven keert dosr de zelfbeschaming tot zijn God terug.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's

„De Heere ziet het niet”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's