Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Om het gevoelen van Prof. Fabius ten volle recht te laten wedervaren, ook waar we meenen. van zijn opvatting te moeten verschillen, zij er in de eerste plaats op gewezen, dat hij volstrekt niet in separatistischen lin de eigen Kerk — waartoe hij behoort — als de eenige ware Kerk beschouwt. Ook al handhaaft hij beslist, dat het kerkelijk instituut niet van menschelijke vinding is, maar een Xloddelijke ordening, toch, zoo laat hij er op volgen, sluit dit Goddelijk karakter van het instituut niet uithet erkennen van de pluriformiteit der Kerk (blz. 35). Wel maakt hij daarbij uitdrukkelijk de restrictie, dat deze verschillende instituten niet als »gleichberechtigt" naast elkander mogen worden gesteld, maar toch aanvaardt hij deze pluriformiteit in zooverre ook minder zuivere Kerken als Kerk zijn te erkennen en dienvolgens hun doop, mits op Schriftuurlijke wijze bediend, moet worden aangenomen; en in de tweede plaats in deze beteekenis, dat 's Heeren weg niet schijnt te wezen om in deze bedeeling alle Christenen tot de meest zuivere Kerk te brengen (blz. 86). Waarbij hij be­ ' paaldelijk naar de Kerk van Ron\e verwijst.

Maar al moet die pluriformiteit worden, toch, meent hij, kan dit Jiiet aanstonds op het (anti-) Hervormde erkend Kerkgenootschap worden toegepast. De grond, waarom dit z. i. niet kan, is dan cdat dit Genootschap niet vertegenwoordigt eene der belijdenissen, waarin de Christenheid is uiteengegaan, > Het bedoelde^ Kerkgenootschap», zegt hij, kan toch moeilijk gezegd worden eenige belijdenis te hebben. Nadat de belijdenis der Gereformeerde Kerken in een deugdelijk opgesloten kelder was neêrgele^, is, als het ware, daarboven het Genootsmap opgetrokken. En omdat die belijdenis in den kelder van het Genootschap ligt, kan toch moeilijk gezegd worden, dat zij de belijdenis van h? t Genootschap is. Ja, uitdrukkelijk en herhaaldelijk is zelfs verklaard, nadat de Gereformeerde Kerken zich van het Genootschap hadden losgemaakt, dat dit eene volkskerk is in dien zin, dat wat in het l^ven des volks gist en woelt, in dat Genootschap tot uiting kan of moet komen» (blz. 91).

Het ontbreken van een vaste belijdenis is echter niet de eenige grond, dien Prof. Fabius voor zijne bewering aanvoert. Hij wijst op blz. 92 in een noot op hetgeen ^rof. Bavinck in zijne Dogmatiek als kenmerken van de valsche Kerk aangeeft en laat hier dan op volgen : »nu kan zeker niet gezegd worden dat het' (anti) Hervormde Genootschap als zoodanig de hoofdwaarheden-des Christendoms vasthoudt; ja kan moeilijk ontkend worden, dat dit aan zich zelf en deszelfs ordinantiën meer macht en autoriteit toeschrijft dan aan Gods Woord".

Bedoelde Prof. Fabius dit nu, alleen van het instituut der Synodale organisatie als zoodanig en maakt hij daarbij onderscheid tusschen deze > hiërarchische macht van het ongeloof" en de »plaatselijke Kerken", waarin het, zich heeft opgeworpen, zooals Prof. Bavinck in zijn Dogmatiek doet, zoo zouden we daartegen minder bezwaar hebben. Maar blijkbaar is "dit de bedoeling van Prof. Fabius niét^iMisschien ware te zeggen, iaat hij volgen, dat op enkele> plaatsen, waar de strijd tusschen de Synodale organisatie niet doordrong, 'nog steeds de Gereformeerde Kerk onder die organisatie zucht. Zoo mén echter neemt de plaatsen, waar het Genootschap gescheiden is van en antithetisch staat tegenover de Gereformeerde Kerk, zou men, zoo vraagt hij, kunnen volhouden, dat de aldaar bestaande Genootschapsafdeeling no^ Kerk is? " (blz. 93). Niet of hier nog Kerkenziin, die alsGereformeerde Kerken kunnen geiden is dus, volgens Prof. Fabius, de vraag, maar of zulke ïafdeelingen" van het Hervormd Genootschap nog op den naam van »Kerk"aanspraak kunnen maken. En dat Prof. Fabius deze' vraag alleen steltom haar in ontkennehden zin te beantwoorden, is duidelijk genoeg. Hij zelf zegt toch, dat hetgeen aan de vaste kenmerken van wateene Kerk is, niet voldoet, niet als Kerk kan erkend worden (blz. 92) en toont dan aan, dat deze vaste kenmerken bij de > Hervormde Kerk" of het anti-Hervormde Genootschap ontbreken.

Nu raakt deze vraag natuurlijk niet alleen een juridische beschouwing of een theoretische quaestie, maar zooals Prof. Fabius zelf opmerkt, ligt in de vraag of het (anti-) Hervormde Genootschap als Kerk te erkennen is, veel meer besloten. Zoolang er nog een Kerk is, zij het ook een minder zuivere Kerk, kan volgens Prof. Fabius op dien grond de doop in deze Kerk bediend — mits op Schriftuurlijke wijze, — nog ais een Christelijke doop erkend worden. Waaruit natuurlijk volgt, dat wanneer men te doen heeft niet met een minder zuivere Kerk, maar met Geriootschap, dat geen Kerk is, de doop ook niet meer als Christelijke doop kan worden aangenomen. Ieder, die uit de Hervormde Kerk tot ons overkwam, zou dus opnieuw gedoopt moeten worden. Al spreekt Prof. Fabius deze consequentie niet uit, ze ligt in zijn betoog opgesloten. Want waar men geen Kerk meer erkent, daar kan, althans op Protestantsch standpunt, ook geen doop meer erkend worden. De doop in de-Roomsche Kerk bediend met al de superstitiën daaraan verbonden, zou dus nog als een ware Christelijke doop dodr ons erkend-worden, maar, de doop door een rechtzinnig predikant' in de Hervormde Kerk op Schriftuurlijke wijze bediend, niet. Want de doop in een schijnkerk bediend is een schijn-doop.

Daarop doelden we, toen we.schreven, dat uit het standpunt van Prof. Fabius consequenties voortvloeiden, die we niet gaarne voor onze rekening zouden nemen en die, ook door onze Gereformeerde Kerken gelukkig nooit aanvaard zijn. Wel zijn er vroeger in de Christelijk Gereformeerde Kerk enkelen geweest, die eiken doop in de Hervormde Kerk bediend, als een schijndoop verwierpen en ieder, die uit de Hervormde Ker^D-overkwam, daarom wilden herdoopen, maar dat waren uitzonderingen, en de Christelijk Gereformeerde Kerk als zoodanig heeft, evenals de Gereformeerde w w e v Kerken than», den doop in de Hervormde Kerk bediend, erkend, mits deze op Schriftuurlijke wijze werd bediend.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's