Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Eikeboomen der gerechtigheid”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Eikeboomen der gerechtigheid”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om den treurigen Sions te beschikken, dat hun gegeven worde sieriad voor asch, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor eenen^benauwden geest; opdat lij genaamd worden-eikeboomen der gerechtigheid, eeneplantinge des Heeren, opdat Hij verheerlijkt worde. Jesaja 61 : 3.

De apostel Johannes drong er sterk op aan, dat jongelingen, wier aard het is sterk te zijn, ook geestelijk niet wankelen zouden, maar met vasten tred zich van der jeugd af op het pad des geloofs zouden voortbewegen. Iets waar niet ernstig genoeg op kan worden aangedrongen, daar de wereld ons zoo telkens verleidt, om in onze boezemzonden terug te vallen.

Geheel ditzelfde bindt ook de profetie van Jesaja ons op 't hart, als de geestelijke steun dien de Christus aan zijn geloovigen biedt, in Jesaja 61 gezegd wordt, dat heerlijke^te zullen bewerken, dat de geloovigen reeds hier op aarde zijn mogen »eikeboomen der gerechtigheid".

De Christus belijdt dan, dat de Vader hem gezonden heeft, om te verbinden de gebrokenen van hart, om aan de gevangenen vrijheid uit te roepen, om alle treurigen te troosten, en hun te beschikken, dat hun gegeven worde sieraad voor asch, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest, en dat 't hierdoor bereikt moge worden, dat de verlosten genaamd mogen worden eikeboomen der gerechtigheid^ en een plantinge des Heeren, opdat Hij verheerlijkt worde".

Hierin nu spreekt zich dételfde bezielende gedachte uit, die we bij den apostel Johannes terugvonden. Het voegt ons Christenen niet, zwak en waggelend onzen gang in het geloofsleven voort te zetten.' Geestelijk sterk te zijn, is de roeping, die van Godswege tot ons komt. Reeds van jeugdigen leeftijd af moet dit geestelijk sUrk zijn in ons 'openbaar worden. En gelijk onder de boomen, van het woud de eikebeornea in krachtsbetoon uitmunten i), zoo ook moeten de kinderen Gods, reeds van hun jongelingsjaren af, eengeestelijke krachtbetoonen, die, al moge ze som» geschokt worden^toch aanstonds zich zelve herwint, en sterk in God blijkt te zijn.

Hiermede wordt er op gewezen, dat er gedurig tweeërlei gang in het geloofsleven openbaar wordt, een slappe en een cordate, en dat steeds opnieuw"" deze slappe gang-gewraakt en bestreden moet worden, om 't volk Gods telkens opnieuw naar wat-in den eikeboom ligt uitgedrukt, terug te roepen.

Niet alle tijden zijn hierin gelijk. Lange perioden kunnen er in het Christelijk leven intreden, dat , slapheid van geest het geloovige volk ontsiert, zoodat er van een cordaat optredend geloof ter nauwernood sprake is. Doch dan naderen weer tijden van druk en vervolging, die 't volk des Heeren wakker schudden uit den zondeslaap, en de sterkte) de kracht, die in een bezielend geloof schuilt, heerlijk doen uitkomen. In de slappe periode is het de wilg die ons 't beeld van Gods kind vertoont; doch breekt er weer een periode van bezielende geestkracht aan, dan komt weer de eikeboom der gerechtigheid, en is het de geestelijke sterkte die reeds van jongs af zich in de geloovige kringen openbaart.

Het wordt dan één jubeltoon in de heilige kringen, ' die door Christus bezield zijn. Sieraad voor asch, vreugdeolie voor treurigheid> en het gewaad des lofs voor een benauwden geest. Zoo kan het niet alleen zijn, doch zoo is 't van zelf^ als d© geloofsband die ons aan Christus verbindt, maar krachtig genoeg door trekt en ons saamleven met onzen Heiland zijn innig karakter herwint.

Een eikeboom heeft immers juist dit heerlijke, dat zijn groei wél langzaam, maar kerngezond is, dat elke bot uit den stam met innige kracht uitspruit, dat storm noch onweder den stam neerslaat, en dat in den eikeboom zich een planting openbaart, die de jaren tart en steeds winnen blijft in gelijkmatige' ontwikkeling van innerlijke kracht.

Zoo nu moet en zoo kan het ook in ons geloofsleven zijn, en het is een kranke ontaarding, indien voor die zeldzame, zichzelf gelijkblijvende kracht, bij zoo tal va» geloovigen slappe werkelijkheid, gedurige terugval in zonde, en telkens zich herhalende uitglijding in *ïteê komt.

Vooral de boezemzonde is het, die hier telkens de kracht van den eikeboom breekt, en het geloof wankelen doet.

Die boezemzonde wordt^ffdan allengs een hebbelijkheid die men verontschuldigt, en die wel bestreden maar toch niet losgelaten wordt, en het is hierdoor dat de vaste aard en het gezonde karakter van het geloof in ons ondermijnd wordt. Uitwendig handhaaft men dan wel den vromen schijn, maar uit alles blijkt toch, dat de dege veerkracht van het geloof gebroken is, en dat men wel met den kring der geloovigen büjft rnedegaan, maar toch achteraankomt, en een zwakheid in zijn geestelijke figuur vertoont, die gedurig doet uitglijden en de bezieling mist, om anderen voor het geloof te winnen.

¹)Wel is er terecht gewezen, dat wat hier eikeboom heet, niet nauwkeurig genoeg de soort uitdrukt die Jesaja op 't oog had, maar toch gaat met het gewègen van een andere boomsoort de kracht van de uitdrukking geheel te loor.

Het zijn de stille zonden, die in 't verborgen voortwoekeren, en wel verheeld en bedekt worden, maar toch saam degen groei tegenhouden, en de kerngezondheid van 't geloof in vage lauwheid doen wankelen. Zoo machtig heerscht dan zulk een verborgen boezemzonde vaak over Gods kind, dat, hoe hij er ook tegen strijd^ het giftige kwaad tot aan zijn sterven voortduurt, en de frissche, bloeiende kracht van 't kerngezond geloof zoo goed als nimmer genoten is. 't Bangste waarvan dan is, dat-men ten slotte zicK gaat , inbeelden, dat zulk een afdolen irv heimelijke boezemzonde een natuurlijk verschijnsel is, dat zich aan het geloof paart, en k o w e nooit 'principieel wordt overwonnen. Tot zelfs in de prediking wordt dit doffe nabloeien van de booze zonde maar al te dikwijls als een natuurlijk verschijnsel voorgesteld. Én als men dan beluistert wat in, de kringen der geloovigen vaak over de zwakheid des geloofs o, zoo breed wordt uitgemeten, dan ontvangt ge telkens opnieuw den indruk, dat de eikeboomen der gerechtigheid almeer uit de gaarde des geloofs verdwijnen.

Het is die geestelijk zwakke waanvoorstelling, die dan ook niet ernstig genoeg onder de Christenen kan worden bestreden. Ongetwijfeld is er lankmoedigheid bij onzen God en kunnen we er nooit genoeg voor danken, dat er een genade is, die zich ten slotte ook naar den afgedoolde uitstrekt, om zijn onverzoend geloof nog voor het sterven in zuiverheid te verkeeren. Maar geheel onwaarachtig is de voorstelling, alsof zoo de geloofsgang ten slotte bij elk kind van God zou moeten worden. Zij 't al dat God deze wilgen nog spaart en begenadigt, toch zijn niet zij 't, in wie de heerlijkheid des Geestes zich openbaart.

Het moet in de gemeente des Heeren veeleer omgekeerd wezen. De eikeboom der gerechtigheid moet zet en regel zijn, en de slapheid der dolende geesten nooit anders dan hooge uitzondering. Yast moet de planting, diep doorgedrongen de wortel, recht en krachtig opgeschoten de stam zijn, en gelijk de eik onder alle opschietend geboomte zich majestueus verheft, zoo ook moet het geloof kracht en heilige persoonlijkheid kweeken, om Gods kinderen gestadig te doen groeien en bloeien tot Gods eer. Wat de apostel Johannes van de kerngezonden geloofsontwikkeling in den jongen man betuigt, moet alle jaren des levens in de geloovigen, zonder tusscheiipoozen, doorgaan. Het moeteen geestelijke groei zijn, gelijk in den stam van den eikeboom de natuur over alle hindernis triomfeert. Steeds krachtiger, steeds rijker moet d, e geestelijke ontwikkeling zich vertoonen. En door afscheiding van het kreupelhout dat opduikt en straks weer verdort en wegsterft, moet, als in den stam van den eikeboom, de heerlijkheid van 't geloof opbloeien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's

„Eikeboomen der gerechtigheid”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's