Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Wederom alles tot één te vergaderen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wederom alles tot één te vergaderen.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om in de bedeeling van de volheid der tijden wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide dat in den hemel is, en dat op de aarde is. Efeze 1:10.

Ware in geheel' de Schepping, van meet af, en aldoor, ten volle beantwoord aan Gods heilige bedoeling, dan zou, eeuw in, eeuw uit, iu alle schepsel, in hemel en op aarde, de gelukkigste harmonie vereend zijn gebleven.

Nu het anders toeging, en eerst in de Engelenwereld daarboven, en straks riaarna in de menschenwereld hier beneden, , de afval van God doorging, zoodat Satan scheen te triomfeeren, heeft het Gode behaagd, zijn oorspronkelijk plan met zijn schepping toch door te zetten, en heeft Hij in den Christus den Redder en Zaligmaker besteld, die 't ten slotte alles weder aan Gods heilig bestel zou doen beantwoorden.

Eeuwen zouden verloopen, eer de ure daarvoor intrad, maar eens zou toch in Bethlehem de volheid der tijden dagen, en trad die bedeeling eenmaal in, dan zou de reddende uitkomst zijn, dat de Almachtige in Christus alles weder tot één vergaderde, beide dat in den hemel en dat op de aarde is. Er zou dan ten slotte geen afval meer onder de Engelen zijn, de reeds gestorvene geloovigen zouden in het Vaderhuis de Voleinding afwachten, en door Jezus wederkomst zou de nieuwe aarde onder den nieuwen hemel worden ingeluid en ingewijd, en zoo zou in 't eind de eeuwige gelukzaligheid ingaan.

Gelijk het nu in den hemel en op aarde lag, was het alles verdeeld en gescheiden, maar dan zou ten slotte de ure intreden, die de heerlijke eenheid van geheel Gods Scheppiiïg, in «zalige harmonie, zou doen uitkomen.

Uiteraard kon eerst in de Voleinding de volle verwerkelijking hiervan intreden, maar inzetten zou de rijke harmonie toch reeds met de komst van den Christus tot deze aarde. De uitverkorenen waren dan nog wel gedeeld. De vroeger ontslapenen zouden vooralsnog hun woonstede in het Vaderhuis hebben, de vooralsnog niet gestorvenen zouden nog op deze aarde verwijlen, en zij die eerst later stonden geboren te worden, zouden nog schuilen in hun voorge^acht; maar Bethlehem en "Golgotha zouden dan toch reeds bij aanvang de heerlijke vrucht dragen, dat in deze volheid der tijden, waarin de Christus geboren werd, en stierf, en opstond, en opvoer ten hemel, als tot één zouden vergaderd worden de uitverkorenen, die nog in 't Vaderhuis toefden, en de uitverkoren die nog op aarde verwijlden, zoodat, gelijk de Apostel naar de Kerk van Efese schrijft, in Christus weer alle gezaligden bijeen zouden vergaderd zijn, zoowel zij die reeds ten hemel waren ingegaan, als diegenen die nog op aarde vertoefden. En dit nu wordt in vs. 10 van het eerste Kapittel aldus door' hem uitgedrulft, dat het Gods welbehagen was, »om in de bedeeling van de volheid der tijden wederom alles tot één te vergaderen, beide dat in den hemel en dat op de aarde is."

Dat hierbij ook op de Engelen kon gedoeld zijn, zij hierbij in het midden gelaten. Waarschijnlijk is 't niet. Van de gevallen Engelen wordt toch niet in de Schrift vermeld, " dat ze door den Middelaar van 't verderf verlost zijn en vergiffenis van schuld zouden bekomen. De val die in 't Engelenheir uitbrak, is een volstr-ekte afval geweest. De gevallen engel is op 't zelfde oogenblik dat ^ij van God afviel, een duivel of demon geworden. En al getuigt de Schrift ons herhaaldelijk, dat de Christus ook hoofd der heilig gebleven engelen is, nooit en nimmer wordt ook maar 't minste uhzicht geopend, dat een engel, die afviel van iijn God, straks met zijn Schepper weer zou kunnen verzoend worden. Al mocht 't derhalve, zijn, dat de apostel in dat 10e vers, met te spreken van wat »in den hemel is, " niet enkel het oog had op de verkorenen in het Vaderhuis, doch evenzoo op de Cherubs en Serafijnen, toch treden deze hier niet (^ den voorgrond, en richt zich de uitdrukking »die in den hemel zijn", rechtstreeks en allereerst op de verkorenen in het Vaderhuis, juist zooals de nevenuitdrukking: > dat op de aarde is", niet anders doelen kan dan op de geloovigen hier beneden die door den Gezalfde van Bethlehem en Golgotha zijn gered.

Er is toch in dit vers geen sprake van wat de Christus bij zijn wederkomst in de ure der Voleinding zou volbrengen., doch omgekeerd van wat gevolg zou zijn van zijn geboorte op deze aarde en van wat hij op deze aarde als het Lam Gods volbrengen en ondergaan zou.

Met hen die op deze aarde zijn, kunnen dus niet anders bedoeld zijn dan de geloovigen die nog niet in den dood zijn ingegaan, en met wat in den hemel is, kan eeniglijk verwezen worden naar de geloovigen, die reeds in het Vaderhuis zijn ingegaan. E h l

Let er nu intusschen wel op, dat er niet staat, dat de Heere allen dezen weer in Christus bijeen zal vergaderen, maar dat er gelezen wordt: alles. Gods bestel was, oin in de volheid der tijden alles weder bijeen te vergaderen.

Er wordt alzoo niet gedoeld op de enkele personen, op de persoonlijke uitverkorenen, en op de uitverkorene individuen, maar deze allen saam worden als één samenhangend geheel genomen. De Christus is in de volheid der tijden verschenen, om alles weder bijeen te vergaderen wat nog op aarde en wat reeds in den hemel is.

Hiefmede nu kan niet anders bedoeld zijn, dan wat we zouden kunnen noemen het verkoren en gezaligde deel ' van het menschelijk geslacht. Dit geslacht toch vormt niet slechts een optelsom van enkele personen, maar is geschapen in onderling verband, als één geheel, als een samenhangende verschijning, gelijk deze ingedeeld is in gezinnen, geslachten, stammen en volken. Reden waarom in de Openbaring van Johannes dan ook herhaaldelijk van geslachten en stammen, talen en volken zeer onderscheidenlijk sprake is.

Doordat er niet staat allen., maar alles weer bijeen te vergaderen, wordt alzoo duidelijk te kennen gegeven, dat ook in het Vaderhuis, en straks op de nieuwe aarde, onder den nieuwen hemel, in de uitverkorenen en gezaligden ons onderscheidenlijk ingedeeld menschelijk geslacht zal herleven, zoodat ook op die nieuwe aarde niet eenlingen die op zichzélf staan, den toestand zullen beheerschen, maar dat er opnieuw een organisch ingedeeld menschelijk geslacht zal gevonden worden, dat even rijk in onderling verband is gezet, als de menschheid hier op aarde in haar volken, stammen en geslachten haar rijke ontplooiing vond.

Zoo wacht ons dan op de nieuwe aarde, onderden nieuwen'hemel, niet eeniglijk persoonlijke zaligheid, met wat ons persoonlijk verrijken kan; njaar ook de rijkdom, dien God ons gaf in ons gezinsleven, in ons volksleven, en in de onderscheidene verbindingen die hier ons leven verrijkten, gaat met het sterven niet te loor, doch keert eennjaal in nog rijker vorm terug.

Wie niet opgaat in pure zelfzucht, weet bij eigen zielservaring, hoe de saamléving die God hem gaf in zijir gezin en geslacht, zijn aanzijn reeds hier op aarde verrijkte, en niet minder gaat dit door bij den band die ons als volk saam aan ons vaderland verbond. Zie 't maar met wat hero'ieke zelfopoffering, alle eeuwen door, de krijgsman op 't slagveld zich voor zijn volk en vaderland opofferde tot in den dood. Die banden van taal en geslacht en-volk, waarop in de Openbaringen zoo telkens gewezen wordt, zijn alzoo geen bijzaak, maar in Gods schepping van ons menschelijk geslacht een hoofdelement. En dit hoofdelement nu gaat met den dood niet te loor, doch keert in de Voleinding zelfs in veel rijker vorm terug.

Hier beneden werkt de zonde zoo telkens op alle menschelijk verband in. Ge hoort telkens van verdeeldheid in het gezin, van verwijdering onder de'leden van eenzelfde familie, van jaloerschheid tusschen de geslachten, en, helaas, niet minder van boos-en bitterheden, die in stee van te vereenen, veeleer scheiding maken, en wat saam hoorde van elkaar verwijderen.

Doch ook hieraan komt met het sterven een eii? le, en een einde voor altoos. Wie in 't Vaderhuis ingaan, zijn hiervan ten eenenmale vervreemd, en kennen niet anders dan de saamhoorigheid, waarin God ze saam verbond.

Nadert daarna ten slotte het zalig oogenblik, waarop de nieuwe aarde de nieuwe menschheid zal dragen, dan zal alle verband, dat God tusschen mensch en mensch legde, herleven. Er zal niet slechts vrede, doch er zal innige saamverbinding zijn. En wel een saamverbinding, die niet enkel persoonlijk in liefde zich zal openbaren, maar een saambinding, die de menschheid herleven doet in de oorspronkelijke groepen zooals God het leven der volken-had ingedeeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„Wederom alles tot één te vergaderen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's