Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het Aprilnummer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het Aprilnummer

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 11 April 1919.

In het Aprilnummer van zijn Studiën en Schetsen komt Prof Fabius er tegen op, dat wij de machtige democratische strooming, die thans onder de leiding van Amerika door de wereld ^aat, toejuichten, en oordeelden, dat op grond van het Gereformeerd beginsel zelf er geen het minste bezwaar bestaat om deze democratische strooming ook in de Kerk te laten doorwerken. Volgens hem zou de toon van de Heraut „wel eenigszins verschillen van andere oordeelvellingen over de democratie uit den Antirevolutionairen kring", waarbij dan naar uitspraken^ van Guizot e.a. verwezen wordt, die de democratie absoluut veroordeelen.

Nu kan het politieke geding, dat hierachter schuilt, in een kerkelijk weekblad niet uitvoerig behandeld worden. Alleen dit zij hier opgemerkt, dat het woord democratie zeker naar zijn oorspronkelijke beteekenis bedoelt de heerschappij van het volk en dat een dergelijke volksheerschappij noch in den Staat noch in de Kerk door een Anti-' revolutionair kan toegejuicht of aanbevolen worden. Maar de woorden democratie en democratisch hebben in den loop der tijden een geheel andere beteekenis gekregen, dan Aristoteles in zi^n Politica er aan gaf, toen hij onderscheidde tusschen den monarchalen den aristocratischen en den democratischen regeeringvorm. En hoe moeilijk het moge wezen, een juiste omschrijving te geven van wat men thans onder democratie verstaat, in het algemeen kan men wel zeggen, dat de democratie wil zeggen, dat niet enkele bevoorrechte standen, priesters, adel of kapitalisten, maar alle standen zonder onderscheid aan de regeering deelnemen, dat de regeering niet buiten den volkswil omgaat, maar daarmede rekening houdt, dat het volk zelf zal beslissen, wie tot de regeering geroepen wordt en degenen, die de regeering uitoefenen, aan de vertegenwoordigers van het volk verantwoording zullen schuldig zijn. De regeering der regentenfamilies onder het Gemeenebest was autocratisch; wat we thans hebben is een Monarchie in een democratisch ingerichten Staat.

In dat opzicht nu kan kwalijk ontkend worden, dat het Calvinisme van huis uit democratisch is. Calvijn zelf is steeds opgekomen voor het gezag eenerzij ds, maar even beslist voor de volksvrijheden en rechten anderzijds. Hij achtte het de meest begeerlijke volksvrijheid, zoo het volk niet gedwongen werd zich aan den een of ander de onderwerpen, maar wanneer degenen, die over ons gesteld zijn, door het volk verkozen werden en aan hen verplicht waren rekenschap van hun bewind te geven (Comment, op Deut I : 13, 14). Met nadruk zegt hij dan ook, dat de consensus populi d. w. z. de instemming van het volk met het regeeringsbeleid de grondslag van den Staat moet wezen. Dat het Calvinisme overal waar het optrad de democratische ontwikkeling in de hand heeft gewerkt, wordt dan ook door de beste historieschrijvers erkend. Zoo zegt •Douglas Campbell, The Puritans in Holland, England and America, t II, p. 10: ogically carried out Calvinism itself is democratic in its teachings and this has given it political power" (d. w. z. logisch uitgewerkt is het Calvinisme zelf in zijn leerstellingen democratisch en dit heeft aan het Calvinisme zijn politieke macht gegeven) . En evenzoo oordeelt Green, History of the English People t. Ill, p. 44 env. Walker, de bekende Amerikaansche biograaf van Calvijn, wijst er op, dat de democratische inrichting, die Calvijn aan de Kerk gaf, van zelf er toe moest leiden, dat ook op Staatkundig gebied dezelfde democratische geest de overhand kreeg en noemt „the democratie freedom a natural fruit of his system" (de democratische vrijheid een natuurlijke vrucht van Calvijn's systeem). John Calvin, p. 408. En Dr. Karl Rieker, Grundsdtze reformierter Kirchenverfassung, na er eerst op gewezen te hebben, in aansluiting aan Stahl en Gierke, hoe in Luthersche landen „kein die Volksrechte in den Vordergrund rückendes politisches System erwuchs" laat er dan op volgen: Dagegen lasst sich nicht leugnen, dasz der Calvinistfius die democratische Gesinnung befördert" S. 182 (d. w. z. dat in Luthersche landen geen politiek systeem opkwam, dat de volksrechten op den voorgrond stelde, maar dat daarentegen zich niet ontkennen laat, dat het Calvinisme de democratische gezindheid bevordert), waarbij hij. er op wijst, hoe dit vooral aan het predestinatiedogma te danken was. Het komt ons daarom voor, dat de wijze, waarop Prof Fabius in zijn Studiën en Schetsen de democratie-als zoodanig bestrijdt, niet geheel in overeenstemming is met wat de historie van het Calvinisme leert.

Gewichtiger is echter de vraag, of het woord democratisch wel op kerkelijk gebied mag gebruikt worden. Prof. Fabius, die dit blijkbaar ontkent, beroept zich daarvoor op een uitspraak van Prof. Rutgers, die in zijn oratie over: De beteekenis der gemeenteleden als' zoodanig volgens de beginselen, die Calvijn, toen hij openlijk optrad, heeft ontwikkeld en toegepast, blz. 7 verklaarde, dat een dergelijke uitdrukking (n.l. democratisch) op het gebied der Kerk wel geheel onbestaanbaar is". Nu is het zeker volkomen juist, dat, wanneer men het woord, democratie in eigenlijken zin neemt, d. w. z. van volksregeering, dit woord op kerkelijk gebied niet thuis hoort en daar zelfs onbestaanbaar is', omdat in de Kerk niet he.t volk regeert, maar Christus alleen. De Kerk is niet een republiek, zelfs niet een constitutioneele monarchie, maar een monarchie in den absoluten zin des woords, want in de Kerk is aan Christus als Koning alle macht gegeven. Zijn Woerd heeft alleen hier als wet te gelden en aan Hem is ieder absoluut gehoorzaamheid schuldig.

Maar hoe beslist we dit op den voorgrond stellen, toch is hiermede het vraagstuk, waarom het hier gaat, niet uitgemaakt. Al regeert Christus als Koning zijner Kerk, Hij doet het toch niet onmiddellijk, zooals toen Hij zelf op aarde was, maar middellijk, d. w. z. door den dienst van menschen. Al treedt ieder ambtsdrager in de Kerk op als dienaar van Christus en al ontvangt hij zijn ambtelijke macht uit de handen van Christus, toch roept Christus zelf niemand meer rechtstreeks tot het ambt; maar geschiedt dit door de Kerk, zooals we reeds zien bij de keuze van den Apostel Matthias, die de plaats van Judas innam, en nog sterker bij de keuze der eerste diakenen. Over de wijze nu, waarop deze regeering in de Kerk geregeld moet worden, zijn de verschillende Christelijke Kerken het niet eens. De Roomsche Kerk treedt hier op met haar streng geordende hiërarchie, die haar afsluiting vindt in den Paus, die als stedehouder van Christus in de Kerk een monarchaal gezag oefent. En al heeft de Luthersche Kerk met deze pauselijke hiërarchie gebroken, ze heeft in plaats daarvan een caesaropapistisch bestuur in de Kerk ingevoerd, waardoor de vrijheid der Kerk wederom aan banden is gelegd. Calvijn is de eenige geweest, die niet alleen de heerschappij van Christus enZijnWoord weer ten volle in de Kerk hersteld heeft, maar tegelijk tegenover alle ambtelijke hiërarchie is - -pgekomen voor de rechten der geloovtgen. Het algemeene priesterschap der geloovigen is nergens beter gewaarborgd dan in de Calvinistische Kerken.5t Vandaar dat geen ambtsdragers in de Kerk mochten optreden dan met goedkeuring van de gemeente; dat uit de gemeenteleden zelf mannen moesten gekozen worden om met de Dienaren des Woords den raad der Kerk te vorii.fn en de gemeente te vertegenwoordigen. \''andaar dat als regel gold, dat bij alle gewichtige beslissingen niets geschieden mocht zonder bewilliging der gemeente (consensus populi). En vandaar, dat aan de geloovigen het recht werd toegekend de ambtsdragers, die ontrouw aan Christus werden, af te zetten en door anderen te vervangen. Het volk, of wil men de gemeenteleden, treden in hun verhouding tot de ambtsdragers in de Kerk dus niet op als onderdanen, die alleen maar den plicht hebben om te gehoorzamen, maar ze hebben tegenover deze ambtsdragers zelfstandige rechten, ze hebben een eigen taak en ambt in de Kerk te vervullen, ze hebben controle over de ambtsdragers uit te oefenen en kunnen deze zelfs tot verantwoording roepen. Voetius, onze groote Canonicus, verklaart daarom dat de potestas ecclesiastica, d. w. z. de kerkelijke macht, niet rust bij de ambtsdragers, maar bij de gemeente in haar geheel.

In dien zin nu genomen kan wel degelijk gezegd worden, dat het Gereformeerde Kerkrecht democratisch is, d. w. z. dat het Gereformeerde Kerkrecht opkomt voor' de rechten en vrijheden der gemeenteleden. Met de absolute heerschappij, die Christus in de Kerk uitoefent, heeft dit niets te maken. Want er is geen sprake van rechten en vrijheden tegenover Christus, maar van rechten en vrijheden, die Christus zelf aan de geloovigen geschonken heeft tegenover de ambtsdragers. En er is geen eiikele reden, waarom de woorden aristocratisch en democratisch, die op politiek gebied ontstaan zijn, maar een algemeene beteekenis gekregen hebben, ook niet zouden mogen gebruikt worden om het verschil aan te duiden, dat in de wijze van kerkregeering tusschen de Kerken bestaat. Niet alleen dat dit in elk handboek over het Kerkrecht geschiedt, maar ook de schrijvers over het Calvinisme wijzen er met nadruk op, hoe juist deze democratische inrichting, die Calvijn aan de Kerk gaf, de leerschool is geworden voor de volkeren om tot een meer democratische inrichting van den Staat te komen.

Voor de gevaren, die deze democratie medebrengt, zullen we daarom de oogen niet sluiten. Wat in Rusland en Duitschland geschiedt, toont hoe ernstig die gevaren op politiek gebied zijn. En ook in de Kerk heeft het Independentisme wel bewezen, dat deze democratie, tever doorgevoerd, een zeer gevaarlijk element kan worden. Maar om deze gevaren de democratie zelf te veroordeelen, gaat niet aan. Noch in de Kerk noch in den Staat. Veeleer is juist de stelselmatige onderdrukking van de gezonde democratische ontwikkeling de oorzaak geweest van de uitbarstingen der revolutie, die we thans aanschouwen. Het Episcopalisme der Engelsche Staatskerk heeft tot het Independentisme geleid. En de autocratie van Rusland tot de uitspattingen van de Bolsjewiki. Dat is de ernstige l^s der historie, die niet vergeten mag worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1919

De Heraut | 4 Pagina's

In het Aprilnummer

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 april 1919

De Heraut | 4 Pagina's