Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXVI. (slot).

De laatste vraag, die we nog te behandelen hebben en waarmede we dan deze artikelen-reeks over .de Hervormde Kerk besluiten, is deze, wat we in de toekomst van de Hervormde Kerk te wachten hebben en welke positie wij hebben in te nemen, wanneer de worsteling in den boezem der Hervormde Kerk tot een omverwerping van de Synodale organisatie en een uiteengaan van de verschillende richtingen in de Hervormde Kerk leiden mocht.

Indien de Hervormde Kerk als geheel en hare plaatselijke gemeenten of afdeelingen alle als een schijnkerk waren te beschouwen, waarin nog enkele losse geloovigen waren overgebleven, dan zou tot deze geloovigen geen andere roepstem kunnen uitgaan, dan dat zij individueel zich van deze schijnkerk hadden los te maken en zoo spoedig mogelijk bij de Gereformeerde Kerken als de ware Kerk van Christus in ons land hadden aan te sluiten. Van een nieuwe reformatorische actie in de Hervormde Kerk zou dan geen sprake kunnen of mogen zijn. De reformatie der Kerk was dan geschied deels door de Separatie in 1834, deels door de Doleantie in 1886. En elke poging in de Hervormde Kerk om tot kerkherstel te komen, zou dan, als een miskenning van het werk Gods, moeten worden afgekeurd. De Kerk, die reeds tot reformatie is gebracht, behoeft niet op nieuw gereformeerd te worden.

Het is dit standpunt, dat vroeger door een deel der Christelijke Gereformeerde broeders is ingenomen tegenover degenen, die in de Hervormde Kerk waren en daar poogden tot kerkherstel te komen. Zelfs werd op dien grond veroordeeld, dat deze broeders bij het conflict, dat in 1886 ontstond, deels als Kerkeraad optredende, het juk der Synodale organisatie afwierpen, deels krachtens het ambt der geloovigen nieuwe ambtsdragers kozen, inplaats dat men zich eenvoudig voegde bij de Christelijke Gereformeerde Kerk.

Hoezeer nu dit standpunt ten deele te begrijpen valt en we zeker ook niet elke uitdrukking, die bij de reformatische actie in 1886 gebruikt is, achteraf zullen goedkeuren, omdat metterdaad wel eens de schijn is gegeven, alsof men met het bestaan van een Gereformeerde Kerk naast de Hervormde Kerk geen rekening hield, toch kon er achteraf wel geen oogenblik twijfel over bestaan, dat de reformatorische actie van 1886 al zeer weinig vrucht zou hebben gedragen, wanneer de leiders dezer actie zich eenvoudig bij de Christelijke Gereformeerde Kerk hadden aangesloten. Hun exodus zou slechts door enkelen zijn gevolgd. De kracht van de reformatorische beweging in de Hervormde

Kerk zou dan zijn gebroken. De betere e geesten in de Christelijke Gereformeerde h Kerk hebben dit dan ook begrepen. Hun V eisch was niet, dat men individueel tot de Christelijke Gereformeerde Kerk zou over­ d komen, maar dat men in de Hervormde Kerk trouw zou wezen. En toen deze trouw eindelijk betoond werd en tot een conflict met de Synodale organisatie leidde, hebben deze nobele mannen zich van harte in deze reformatorische actie verblijd en met de tot reformatie gekomen Kerken terstond aansluiting gezocht. Niet het minst aan hun invloed is het ook te danken geweest, dat de hinderpalen en struikelblokken, die deze aaneensluiting verhinderen, uit den weg zijn geruimd en ten slotte de beide Kerkengroepen zich tot een Kerkengroep hebben vereenigd.

Deze les der historie nu heeft voor de I de toekomst ook ons wat te leeren.

In de belijdenis en erVt, 'ücenis, dat zoowel de Sepana^fe van 1834 als de Doleantie van'1886 een werk Gods is geweest om Zijn diepgezonken Kerk weer uit haar verval op te richten en de Gereformeerde Kerken in ons vaderland weer tot zuiverder openbaring te brengen, staan we onwankelbaar vast. Ook al zou het schier ondenkbare mogelijk blijken en de Hervormde Kerk ais geheel tot de ordinantiën van Gods Woord en tot de erkenning van Christus' Koningschap wederkeeren, dan zou wel hereeniging met deze Kerk voor ons plicht worden, maar daaruit zou nooit volgen, dat we schuld hadden te belijden over het breken met de Synodale organisatie. Niet als schismatieken en scheurmakers, maar als trouwe zonen van het ouderlijk huis zouden we we.erkeeren. Persoonlijk mag schuld beleden worden over veel onheiligs en verkeerds, wat in dien strijd voor de eere Gods ons aankleefde, aan de gerechtigheid van onze zaak houden we vast. .

Maar even beslist als we het goed recht van onze Kerken handhaven, evenzeer hebben we te erkennen, dat het Gods weg niet is geweest, om door deze reformatorische pogingen de aloude Gereformeerde Kerken in ons vaderland als geheel uit het Synodale diensthuis uit te leiden. Dat is niet geschied in 1834 en het is ook niet geschied in 1886. Beide malen is een niet onbelangrijk deel der »Gedeformeerde gezindheid» in de Hervormde Kerk achtergebleven. Hetzelfde verschijnsel, dat men evenzeer gezien heeft in Zwitserland toen naast de Staatskerk de Eglise libre ontstond en dat in Schotland zelfs nog veel sterker zich herhaald heeft, waar uit de Staatskerk telkens weer nieuwe gedeelten zich hebben afgezonderd, zonder dat daarom, in deze Staatskerk, zelfs nu nog, het Gereformeerde element geheel te loor is gegaan. Een dergelijke scherpe demarcatielijn als de Reformatie in de 16e eeuw in de Kerk trok, toen al'wat Protestantschgezind was de Roomsche Kerk verliet, is later niet meer voorgekomen. Wat zich daaruit verklaren laat, dat de antithese door het verschil in dogma, kerkregeering en eeredienst, toen veel dieper gevoeld werd. Een Protestant kon in de Roomsche Kerk het niet langer uithouden. Hij zou, wanneer hij aan zijn beginselen Vasthield, terstond uit de Rootnsche Kerk gebannen zijn. Maar in de Protestantsche Kerken, waarop we hier het oog hebben, was dit niet zoo. Hoe diep het verval dezer Kerken ook was en hoe verwoestend de macht van het ongeloof in deze Kerken ook was opgetreden, de leervrijheid, • die deze Kerken practisch huldigen, liet aan de belijders der Gereformeerde beginselen nog altoos toe voor hun overtuiging op te komen.

Hebben we met dit feit te-rekenen en dus te erkennen, dat nog een belangrijk deel der Gereformeerde gezindheid in de Hervormde Kerk wordt gevonden, dan is het zeker., van hoog belang na te gaan, hoe de mogelijkheid bestaat, om met dit van ons afgescheiden deel der Gereformeerde gezindheid weder tot eenheid te geraken.

Nu ligt het in den aard der zaak, dat wanneer een reformatorische actie ontstaat, die tot een breuk met het bestaande kerkverband leidt, de groep, die, om wat reden dan ook, met deze reformatorische actie niet medfigaat, aanvankelijk 'meer geneigd is om haar blijven in het bestaande kerkverband te verdedigen en liefst haarscherpste pijlen afschiet op degenen, die naar hun overtuiging »de Kerk verlaten hebben." Zelfs dreigt daardoor de actie tegen het kwaad, dat in de Hervormde Kerk zoo nameloos veel ellende heeft te weeg gebracht, ' een tijd lang te verflauwen. Zoo was het na de Scheiding in 1834. Er was bij degenen, die met de Scheiding niet meegingen, een bitterheid ontstaan, die vaak in zeer scherpe woorden over de „Afgescheidenen" zich uitte. Het heeft dan ook meer dan een halve eeuw geduurd, voordat een nieuwe reformatorische actie in de Hervormde Kerk allengs zoo aan kracht won, dat een nieuw conflict onvermijdelijk werd en daaruit de Doleantie is geboren.

Hetzelfde kan men ook thans waarnemen. Scheen het aanvankelijk, alsof over de broeders, in de Hervormde Kerk achtergebleven, een , , geest des diepen slasps" was uitgegoten en hoorde men naui^elijks van ; •'.T. verzet tegen de ongee^celijke macht der Synoda'ii. _ - lo"»--, allengs is hier verandering in gekomen. De groep^.ê''zoogenaamde „Waarheidsvrienden" heeft vooral in den jongsten tijd een veel zuiverder geluid doen hooren. Hier brak men welbewust met de valsche idee van de volkskerk en kwam men tot inzicht, dat herstel van de Kerk alleen mogelijk was, doordat scheiding werd gemaakt tusschen wat nog trouw was aan de Belijdenis'en wat van deze Belijdenis was afgeweken. En ook bij de leiders der Confessioneelen heeft, vooral in de laatste maanden, evenzeer een besliste mkeer plaats gevonden. De ontzaggelijke n p rnst van de tijden, waarin we leven, heeft vd en doen inzien, 'dat de leuze: heel het olk en heel de Kerk, een utopie is, die a niet is te verwezenlijken. Of de poging, ie men thans wil aanwenden, om een T Constituante samen Ie roepen en daarna jo tot vreedzame boedelscheiding over te gaan, d slagen zal, weten we niet, Maar het is al veel gewonnen, dat de Gereformeerde V broeders in de Hervormde Kerk tbans niet o langer verdeeld tegenover elkander staan wat het principieele standpunt betreft; dat-ze saam pleiten voor een uiteengaan - ^^^ de verschillende richtingen, or'^^^j. ^^^^ zich elk kerkelijk kunnen co-^j^; ^^^^^. ^„ dat ZIJ in verband da? --g^g ^^ finantieele banden met d ütaat willen verbreken en dat ook" - zij willen komen tot vereeniging '.^-^Q ^He Gereformeerden in éen Kerkverband.

Deze actie nu ondersteunen we van ganscher harte, en wanneer als gevolg daarvan de Synodale organisatie mocht komen weg te vallen en de Gereformeerden zich losmaakten van het zeer gemengd gezelschap, waarin zij thans verkeeren, om weer een eigen kerkelijk leven te organiseeren, dan zouden onze Gereformeerde Kerken geen oogenblik mogen aarzelen om met deze'tot reformatie gekomen. Kerken in kerkelijke gemeenschap te treden en zich met hen te vereenigen. De eisch zou dan niet mogen wezen, dat deze broeders tot ons zouden moeten overkomen, evenmin als hunnerzijds de eisch zou mogen gesteld worden, dat wij onze kerkeraden zouden afdanken en als particuliere geloovigen ons bij hunne kerken zouden moeten voegen, maar de beide bestaande kerkinstituten zouden saam moeten gevoegd worden om de eenheid der Gereformeerde Kerken in ons vaderland weer te doen uitkomen.

Juist daarom is het van zoo hoog belang, dat men de Hervormde Kerk en de plaatselijke gemeenten, die tot haar behooren, niet voor een schijnkerk of geen kerk verklaart. Zijn de Gereformeerde Kerken de eenige ware Kerken, de Kerken, die alleen als Gereformeerde ' Kerken kunnen optreden, en is al wat daarnaast in de Hervormde Kerk nog gevonden wordt, een schijnkerk, dan is een vereeniging zooals we ze hopen en bidden van al de Gereformeerden in de toekomst een onmogelijkheid. Met een schijnkerk kan een - wezenlijke kerk zich niet vereenigen. De Gereformeerden in de Hervormde Kerk, dat zou de eisch wezen, zouden zich dan als particuliere geloovigen van deze »schijnkerk« hebben af te scheiden om zich bij onze Kerken als de »ware K"erk« aan te sluiten. En niet alleen, dat zulk een eisch nooit door deze broeders zou worden opgevolgd, omdat dit lijnrecht in strijd zou wezen met hun standpunt, rnaar elke actie in de Hervormde Kerk zelf, om tot kerkherstel te komen, zou dan met lamheid worden geslagen.

Zoo zal het duidelijk wezen, waarom we het standpunt, door Frof. Fabius ten opzichte van de Hervormde Kerk ingenomen, niet kunnen deelen. Hoeveel er in zijn critiek op de Hervormde Kerk juist moge wezen, er leeft ook in de Hervormde Kerk nog een te belangrijk deel van de Gereformeerde gezindheid om deze Kerk vooreen schijnkerk te verklaren. Indien de teekenen der tijden ons niet bedriegen, dan zal zelfs de tijd niet zoover meer af zijn, dat de vraag in zeer ernstigen practischen vorm voor onze Kerkert, zal komen te staan om' den band der gemeenschap met deze Gereformeerde broederen weer aan te knoopen. Dat kon niet, zoolang het valsche dogma van de Volkskerk tusschen hen en ons als scheidsmuur stond. Uit de zondige vermenging van wereld en kerk, die in de Hervormde Kerk had plaats gevonden, waren we door Gods genade niet verlost, .om weer in deze dwaling terug te vallen. Zelfs het hooge goed van de eenheid der Gereformeerden kon en mocht niet tot den prijs van beginselverzaking worden gekocht. Maar nu op dit punt een radicale omkeer schijnt gekomen te zijn, opent zich in de toekomst weer de hope op hereeniging van Gods erfvolk in onze landen. En daarin, .zou ook voor onze eigen Kerkende rijkste zegen schuilen. We missen de uitnemende krachten, die onder deze broeders in de Hervormde Kerk gevonden worden, zoo noode. Er is bij hen in menig opzicht een vastheid van overtuiging en een beslist opkomen voor onze Gereformeerde belijdenis, die we zeer hoog waardeeren. We zullen den dag zegenen, wanneer ook de laatste scheidsmuur, die ons kerkelijk nog verdeelt, wegvalt en we weer één volk onder één Koning zullen zijn. Dan eerst zal van deze Gereformeerde Kerk weer een machtige invloed op heel ons volksleven kunnen uitgaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's