Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Finantieele gelijkstelling van het openbaar en bijzonder. Hooger Onderwijs.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Finantieele gelijkstelling van het openbaar en bijzonder. Hooger Onderwijs.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van een wetsontwerp, door den Minister van Onderwijs bij de Tweede Kamer ingediend tot wijziging van de Hooger Onderwijswet; schijnt de opmerking gemaakt te zijn, of het geen tijd was om ook voor het bijzonder Hooger Onderwijs door den Staat meer subsidie te laten geven. Dej^Minister heeft daarop in zijn Memorie van Antwoord geantwoord, dat de finantieele gelijkstelling van openbaar en bijzonder Hooger Onderwijs bij deze wetswijziging bezwaarlijk kan zijn verwacht, te minder waar de Grondwet de gelijke behartiging van openbaar en bijzonder Hooger Onderwijs niet bepaalt.

Nu is het zeker volkomen juist, dat de Grondwet een financieele gelijkstelling van het openbaar en bijzonder Hooger Onderwijs niet voorschrijft. Zelfs geven we gaarne toe, dat de zaak van het Lager en het Hooger Onderwijs niet geheel op één lijn staan. Op volkomen financieele gelijkstelling van het bijzonder en openbaar Hooger Onderwijs is dan ook nooit door ons aangedrongen. Wel daafop, dat de Staat meer dan tot dusverre het bijzonder Hooger steunen zou, opdat dit tot rijker ontwikkeling zou kunnen komen.

Wat de bijzondere Gymnasia betreft, is dit dan ook reeds ten deele geschied en evenzoo voor de bijzondere Hoogere burgerscholen, die een niet onbelangrijke subsidie van het Rijk ontvangen. Alleen wat de bijzondere Universiteiten betreft, meent de Regeering nog altoos te kunnen volstaan met een nauwelijks noemenswaardige bijdrage in de kosten der gebouwen.

In dit opzicht nu hadden we gehoopt, dat de Minister getoond zou hebben, dat hij meer liefde had voor het bijzonder Hooger Onderwijs. Zeker, hij heeft de mogelijkheid dat van hem nadere voorstellen te wachten zijn in deze richting, niet afgesneden. Hij verklaarde alleen, dat voorloopig zulke voorstellen niet van hem te wachten zijn. En het is reeds veel waard, dat hij niet principieel zich tegen stappen in deze richting verklaarde. Maar het ware ons toch veel waard geweest, wanneer deze Minister uit een Christelijk kabinet, dat toch een open oog moet hebben voor het hoog belang van het Christelijk Hooger onderwijs, openlijk had uitgesproken, dat ook het bijzonder Hooger Onderwijs in heel zijn omvang naar billijkheid recht heeft op den financieelen steun der Regeering.

Het is toch eenzelfde strijd, die-èn wat de lagere en wat de hoogere school betreft, gestreden wordt door ons Christenvolk om l voor het Christelijk onderwijs op te komen. Dat naast de openbare gymnasia en hoogere burgerscholen thans reeds in alle groote plaatsen christelijke gymnasia en hoogere burgerscholen verrezen zijn, is alleen daaraan te danken, dat het Christenvolk de opvoeding zijner kinderen niet aan de openbare scholen wil toevertrouwen. En in den grond geldt hetzelfde evenzeer ten opzichte van de Hooge scholen.

Al erkennen we, dat aan de Openbare Hoogescholen mannen gevonden worden van beslist Christelijk beginsel, die ook in hun onderwijs voor dit beginsel uitkomen, toch neemt dit niet weg, dat deze Christelijke mannen uitzonderingen zijn en verreweg het meerendeel dezer hoogleeraren aan de Openbare Hoogescholeri, van het Christelijk beginsel al zeer weinig willen weten, zoo niet beslist daartegenover staan. Niet uit particuliere liefhebberij, maar door den nood gedrongen is mèn daarom tot stichting van een bijzondere Universiteit overgegaan. Zelfs van hberale zijde — we wezen er eenigen tijd geleden op — werd erkend, dat het eisch van billijkheid was, dat ook het bijzonder Hooger onderwijs door de Regeering zoo krachtig mogelijk financieel gesteund zou worden. Onder ons volk zijn nu eenmaal verschillende richtingen, die ook op het gebied van het Hooger onderwijs een eigen ideaal hebben. Aan de behoefte dezer richtingen kan de Regeering door haar openbare Hoogescholen niet voldoen en voldoet zij ook niet. Het is daarom niet meer dan billijk, dat de Regeering, die schatten voor de Rijkshoogescholen uitgeeft uit de belastingpenningen van alle burgers, ook financieel de bijzondere Hoogescholen steune, opdat deze zich zoo krachtig mogelijk kunnen ontwikkelen. Zelfs van een liberale Regeering zou daarom verwacht mogen worden, dat zij dezen steun wilde verleenen, maar hoeveel te meer dan van een Christelijke regeering, die getoond heeft het Christelijk onderwijs zulk een warm hart toe te dragen.

Moge daarom het »voorloopig nog niet* op de lippen van den Minister geen uitstel ad calendas graecas beteekenen, maar weldra door een betere regeling van het subsidievraagstuk worden gevolgd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 november 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Finantieele gelijkstelling van het openbaar en bijzonder. Hooger Onderwijs.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 november 1919

De Heraut | 4 Pagina's