Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLII.

En welke de uitnemende grootheid zijner kracht zij aan ons die gelooven, naar de werking der sterkte zijner macht. Efeze 1:19.

Het kan niet bevreemden, dat er steeds zekere onzekerheid heerschen bleef over de vraag, of het Mohamedanisme al dan niet tot de sfeer van de Christelijke religie behoorde. De groote tegenstelling tusschen het Pagarn'ime, en hetgeen als uiting van het godsdienstige leven daarbuiten valt, kan niet anders liggen dan in de belijdenis van het Monotheïsme. In dit Monotheïsme nu schijnt, oppervlakkig bezien, de Mohamedaansche religie met de Christelijke, althans in beginsel, saam te gaan, in zooverre beide, de Christelijke en de Mohammedaanschs godsdienst, van de belijdenis van den Christus uitgaan. Oppervlakkig bszien ontvangt men zelfs vaak den indruk, alsof er twee Christelijke religiën bestaan, waarvan de onze het zuivere type behield, maar toch ook in de Mohamedaansche levensrichting een besliste openbaring aan het licht trad. Reeds vroeger wezen we er op, hoe met name te Jeruzalem de Mohamedanen in meer dan één opzicht zich nog geheel aan de Christelijke overlevering aansluiten, en de aloude Christelijke tradition schijnen voort te zetten. Op zich zelf kan hierin niets vreemds liggen, daar Mohamed zelf aan de belijdenis vasthield, dat ook hij met zijn volgelingen van den Christus uitgingen, en zij de verheerlijking van den Christus als het uitgangspunt van hun godsdienstige han deling plegen te bandhavea. Tot op zekere hoogte ontving men zelfs geen anderen indruk, of Mohamedanisme en Christendom waren twee, in waarde gelijkstaande, vertakkingen van denzelfden oorspronkelijken wortel, die in Bethlehem uitschoot. Reeds herhaaldelijk wezen we er, vooral in verband met Algiers en Marokko, op, dat in het Mohamedanisme niet alleen Chris telijke elementen zich poogden te hand haven, maar hoe ook de oud-Heidensche voorstellingen invloed bleven oefenen. Doch ook al zet men deze bedenkelijke verschijnselen, die op het Heidendom terug wijzen, ter zijde, zoo blijft het van de andere zijde toch onloochenbaar, dat men, tot op zekere hoogte althans, nog steeds ook in de kringen van Mohamed den Christus aanhing 'en nog steeds met zekere nauwgezetheid de aloude Christelijke traditiën handhaaft. Te Jerusalem viert het Mohamedanisme hoogtijden waarop ge als Christen bijaa uw volle belijdenis voelt uitkomen, en aan de godsdienstige plechtigheid zonder bedenking deel kunt nemen, Toch blijft dit zóó exceptioneel, dat de vastheid van den hier heerschenden regel er niet in het minst door gekrenkt wordt.

Vooral in Marokko en zelfs reeds in Algiers is geheel het volksleven derwijs in het Mohamedanisme als geconfijt, dat er met geen uitzonderingen meer te rekenen valt. Nog steeds vindt men ook in deze streken afwijkingen en uitzonderingen op den vasten regel, doch deze uitzonderingen dragen allerminst een quasi-Christelijk karakter. Veeleer werkt de oud-Heidensche traditie in deze Afrikaansche landen nog sterk na. In mijn - tOm de oude Wereldzeen gaf ik er vrij sterke staaltjes van op. Hieraan is echter geen afdoend bewijs te ontleenen. Insluipselen van oud-Heidenschen aard worden zelfs thans nog evengoed te Parijs en te Londen, als te Brussel en te Keulen aangetrofifdu. Men heet dan wel Roomsch of Evangelisch en telt bij de Christenen mede, maar feitelijk wordt het Christelijk element gedurig verzaakt, en de toevlucht genomen tot overblijfselen van het oud-Heidensch leven. Geheel op gelijke wijze nu gaat 't vaak ook in de Mohamedaansche wereld toe. Men heet dan wel van Muzelmansche herkomst te zijn, en leeft feitelijk met den Islam mede, maar ia de practijk van het leven bespeurt men keer op keer nawerkingen van heel andere overtuigingen, die telkens weer naar voren schuiven, en de positie vervalschen. Met nadruk dient hierop gewezen te worden voor de streken van Noord-Afrika. Zonderling toch is het, hoe vooral in deze streken de neiging om het Islamitische nog op allerlei manier voort te zetten, nog nawerkt, In de dagen toen Mohamed opkwam en zijn macht wist te vestigen, was allerwegen de invloed van die aangrijpende macht in ongelooflijk korten tijd ook in geheel Noord-Afrika doorgedrongen. Zelfs in het laatst der zevende eeuw heette het alles nog Christelijk, en de geest van Augustinus scheen nog geheel den toestand t^ beheerschen, doch toen de volgelingen van Mohamed het aandorsten, om ook hier met overmacht doortebreken, nam de stand van zaken een rchier plotselingen keer. In ongelooflijk korten tijd liet men in bijna geheel Noord-Afrika de Christelijke religie los, en gleed schier naar het Mohamedanisme over. Het bleek uit de alras zich opdoende feiten, dat de Christelijke zuurdeesem in geheel de volksovertuiging verwaterd was, en schier wachtte op een macht die in kon grijpen, om een geheele verandering in de volksovertuiging tot stand te doen komen. Dit deed te vreemder aan, omdat onder alle spoedig gekerstende landen het Noorden van Afrika ongetwijfeld vooraan stond. In geen staat, noch in Azië nóch in Europa, had het Christendom in zijn eerste opkomen zoo snel en zoo verrassend omvattend de oude heidensche tradities in vergetelheid gebracht, en in geen land, waar ook, was de vervorming in Christelijken zin van het geheele land zoo snel doorgegaan. Gelijk men weet, was er een oogenblik, waarin gerekend kon worden met een groep van meer dan twee-honderd bisschoppen. Het scheen in den aard van het toenmalige volk, dat deze streken bewoonde, als ingeweven te zijn geweest, dat men ook op het godsdienstig terrein zich uiterst druk te weer stelde en overal in eigen vormen zich vastzette, maar hier stond dan tegenover, dat bij een keer van zaken, ook die keer meest uiterst verrassend snel toeging. Hoe toch zich anders te verklaren, dat in deze noorderstreken van Afrika de Christelijke religie aanvankelijk sneller dan schier ergens elders doordrong, en dat zij toch in de achtste en negende eeuw sneller dan schier ergens elders voor den Islam uitweek. Opmerkelijk hierbij was 't vooral, dat de Kerstening in deze landen straks schier even snel haar zelfstandig karakter inboette, als 't dit veelal met uitwendigen zwaai zich eerst eigen had gemaakt. En wat nog opmerkelijker is, niet alleen kwam de overgang van het Christendom tot den Islam met verrassende snelheid tot stand, maar 't Mohamedanisme zette er zich voor goed vast. Die oud-Heidensche religiën waren wondersnel voor 't Christendom geweken. Vastheid van overtuiging scheen bij deze volken uitzondering te zijn. Doch terwijl nu de oud-Heidensche religiën, en het eerst opgekomen Christendom zoo wondersnel weer weken, en heel Noord-Afrika aan den Islam prijsgaven, hield juist dit Mohamedanisme er nu reeds twaalf en dertien eeuwen stand, zonder dat zelfs nu nog onder het Fransche Be wind van eenige neiging om met den Islam te breken, blijk werd gegeven. Nu is dit zeer zeker eenerzijds te verklaren uit het onloochbare feit, dat de Islam, waar hij eenmaal doorbrak en de heerschappij veroverde, zich niet enkel in godsdienstigen zin, maar ook sociaal en magistraal in de nieuw opgekomen religie vastzette. In streken, waar de Islam niet slechts van ter zijde eenigen invloed oefent, maar allengs op heel het leven beslag legt, bezet het zoozeer het geheele magis trale en sociale leven dat het bijna niet mogelijk is, om in 't geheel nog eenige breuke te slaan, om een andere religie tot heerschappij te doen komen. Ook in onze eigen Indien zien we dat, ook al mag nog dankbaar erkend, dit de sociale heerschappij van den Islam Java geenszins overheerscht. Doch ook al laat dit de deur voor de Christelijke Zending open, te ontkennen valt toch niet, dat formeel het Mohamedanisme ook in onze Koloniën nog met de opperheerschappij bekleed is, en dat er niet aan te denken valt, om de geestes gesteldheid van de 37 millioen Javanen om te zetten. De Islam, hier valt niets op af te dingen, oefent zulk een overheerschende macht over de geesten uit, dat zonder overdrijving mag beleden wor den, dat ze tot zelfs in Engelsch Indië met haar 67 millioen belijders onverzettelijk stand houdt. Zelfs in den oorlog die thans nog altoos aanhield, ging van Engelsch Indië nog steeds de aandrang uit, om terwille van den Islam Constantinopel Turksch te laten, en ook na den oorlog de Islamitische macht als ongebroken een-1 eid in Azië en Afrika te doen stand houden. W z k v t

Doch juist hieruit verklaart het zich dan ook, dat de Islam reeds spoedig na zijn eerste opkomen, zijn Christelijken oorsprong verloochende en reeds na korte worsteling totaal prijs gaf. In het Christendom heerschte een saambindende macht, die de breede groepen der bekeerden aaneensloot en al spoedig als één ongebroken geheel deed optreden, en juist dit stoere karakter der eerste Christenheid verleende aan de toenmalige Kerken de kracht van propaganda. el zag men, zoodra er van Heidensche ijde vervolging uitbrak, een deel der geerstende menigte weer afvallen. Elke ervolging die van heidensche zijde intrad, had schier onverantfSrlijk zulk een afval engevolge, maar wat bleef, bleef dan toch, en uit den kring van de martelaren is van eeuw tot eeuw de heugenis tot ons gekomen van de standvastigheid, waarmee de waarachtig bekeerden bij hun overtuiging zwoeren, en er zonder sparen desnoods hun leven voor veil hadden, om aan hun Heiland getrouw te blijven. Hierin lag iets zoo schoons en aantrekkelijks, dat telkens opnieuw niet zoo kleine groepen zich bij 't Christendom aansloten, en dan ook aan het Christendom vasthielden tot tijd en wijle de te sterke vervolging uitbrak; en eerst toen deze omstreeks 350 een einde nam, kon men zeggen, dat het Christelij k-getinte leven zich allerwegen vastzette, en zich zelf onder Osrerheidsdrang gestadig uitbreidde; doch dan ook juist hierdoor zijn heilig karakter inboette. Ware Mohamed in de tweede of derde eeuw op het toenmalig Christendom gestootén, zoo zou elk doorbreken voor hem onmogelijk zijn geweest. Doch nu eenmaal ingevolge Constantijns optreden de uitwendige Kerstening op breede schaal was doorgedrongen, kon het niet anders, of voor Christelijk ging gelden, en voor het Christelijk element telde almeer mede, wat aan de innerlijke en geestelijke elementen van het Evangelie geheel vervreemd was. Dit nu had tengevolge, dat Mohamed bij zijn optreden allerminst met een breedvertakt, geestelijk vastgeworteld Christendom te doen kreeg, maar een onmetelijke schare om zich heen vond, zoo in Azië als in Europa en in Afrika, waarop niet langer te bouwen viel, en van wie 't in 't oog sprong, hoe weinig de schijn aan het wezen beantwoordde. Vandaar, dat in Mobameu'i> dagen zijn geestelijke aandrang geen weerstand vond. Er was in de Christenwereld een toestand van ontreddering en verlegenheid ontstaan, waarvan geen ernstige poging tot reconstructie of van verzet meer kon uitgaan. Van een wezenlijke Kerk was al spoedig in breede streken van Azië en Afrika geen sprake meer, en eeniglijk in Europa hield de Christelijke religie nog onverdroten stand en kon ze doorwerken. In Europa voelde men nog wat Kerk was. Het wezen der Kerk breidde zich in Europa zelfs gestadig in altoos nieuwe vormen steeds verder uit, en dank zij de groote inschikkelijkheid waaraan men zich hier wende, om het innerlijk verband tusschen de geestelijke Kerk en den vorm van haar optreden niét te eenzijdig op te vatten, slaagde men er in, om in Europa, en voorts niet dan in een klein deel van Azië, zich nog aan de oorspronkelijke vormen vast te klemmen en in beginsel althans het wezen der Kerk te handhaven. Hieruit nu werd tjveeërlei Kerkelijke toestand geboren. Eenerzijds een geheel Kerkelijk gewijde levensvorm, die een steeds breeder beslag om het Europeesche volkswezen sloeg, en anderzijds een innerlijke, in geestelijken zin zich steeds voortplantende Kerk van oprecht geloovigen. En het is uit deze beide elementen saam, dat als van zelf een Christelijk Europa is opgekomen, dat aan het uitbreken van den Islam weerstand kon bieden en aan bet wezen van Christus Kerk een eigen loop gaf.

In deze nieuwe formatie, die het Kerkelijk leven almeer in Europa aannam, heeft dan de Islamitische godsdienstige beweging zich ook niet gemengd. De Islam trad niet slechts spoedig, maar wel bezien van meetaf, in geheel zelfstandige formatie op. De overblijfselen van de oudchristelijke gewoonten, waarvan gelijk we zagen nog in tal van plaatsen sporen merkbaar bleven, stonden geheel op zichzelf, en waren feitelijk afgescheiden van de eigenaardige levensvormen, die de Islam al spoedig in het leven riep. Deze breed uitgezette actie van den Islam sloeg zich op geheel bijzondere wijze in het land van de streken van Mekka en Medina vast, en het is in deze landstreken dat het zuivere Islamitische leven zijn eigenlijke formatie ontving. Mekka is de van ouds beroemde stad in Arabië, waar Mohamed geboren is, In het dal van Mekka ligt de Kaaba, en die Kaaba is het eigenlijke hemelsche stuk waarom zich hier het heilige leven gegroepeerd heeft. Van oudsher noemde men deze Kaèiba in die streken Beit Allah, wat ïHuis Gods* beduidde, en onder dien naam draagt 't nog zijn aloude traditie. Daar niemand van andere herkomst of geloof in deze heilige plaatsen wordt toegelaten, zijn reeksen van eeuwen voorbij gegaan, zonder dat men zich onder de niet-Mohamedanen van Mekka en Medina ook maar eenige zaakrijke voorstelling kon vormen. Eerst in de negentiende eeuw gelukte het aan enkele Christus-belijders, in algeheele verkleeding, op deze heilige terreinen binnen te sluipen, en er zaakrijke mededeelingen over te doen. De eerste van wie gezegd kan, dat hij hierin eenigermate slaagde, was Badinot van Lebiath, die in 1807 de eerste geweest is, die vluchtig en van ter zijde het heilige terrein bespieden kon, en er oppervlakkige mededeelingen over deed. Wel was het ook reeds in de 16e eeuw aan een Italiaan, Lodewijk van Barthomen, gelukt de streek van Mekka op te nemen, maar hij deelde van wat hij waarnam, slechts uiterst weinig aan het grootere publiek mede. Hij was als Mohamedaan verkleed het land binnengedrongen, en deelde niet dan spaarzamelijk mede wat hij waarnam. Voorshands bleef het toen hierbij, en vrij stellig kan thans vastgesteld, dat de wetenschappelijke poging om dit Islamitische land nauwkeuriger optenemen, eerst in de 19e eeuw van beteekenis werd. De eerste die zich ten deze waagde, was gelijk we reeds aangaven, Domingo Badiot y Lebiath, die in 1807 de stoute poging waagde, om dit geheel afgesloten land van naderbij te bezien. Zijn voorbeeld vond reeds twee jaar later navolging in von Seelsen, die in 1809 het land en wat er mee samenhing nog van meer nabij opnam. Seelsen's voorbeeld vond nogmaals twee jaren later navolging in Burchhardt. En daarop stonden de onderzoekingen' toen weer een tijd lang stil, om eerst in 1842 hervat te worden door Roches en tien jaar later in 1852 door Burton. In 1860 volgde toen nogmaals een persoonlijke opneming van deze streken door Maltzan. Een kwart eeuw ging toen weer in stilte voorbij, maar in 1885 volgde dan ook tenslotte de grootonderzoeker van deze belangrijke gewesten en wel in den tegenwoordigen hoogleeraar te LeidenDr. SnouckHurgronje. Diensberoemd meesterwerk, getiteld > Mekka", zag in 1888—'90 in twee deelen met platen en atlas het licht, en zonder overdrijving mag gezegd, dat eerst met Snouck Hurgronje's zeldzaam degelijke studie het wetenschappelijk onderzoek van deze streken en van de heilige officiën die er plaats grijpen, is ingezet. Aan Snoeck Hurgronje toch is het gelukt zich op zoo meesterlijke wijze te maskeeren, dat hij zich tenslotte overal schier vrij bewoog, zich in schier niets meer zag afgesloten, en zijn onderzoek zoo rustig kon voortzetten, dat tot dusver althans niemai^d 't hem verbeterd heeft. Zijn werk verscheen in 1889 te Leiden, en heeft zijn wereld-beteekenis dusver nog in geen enkel opzicht ingeboet. Wel toch verscheen in 1896 van Gervais Constellmon het geschrift: Mon voyage h la Mecque, en in 1900 van Hess. »Die geographische Lage Mecqua's und die Strasse vonGidda nach Freiburg" (i.d. Schw.), maar noch het Fransche noch het Duitsche geschrift, hoe belangrijk op zich zelf ook, konden het groote werk van Snouck Hurgronje ook maar van verre evenaren. De vraag blijft uiteraard een hachelijk karakter dragen, of men als belijdend Christen op een manier als hier gedurig plaats greep, zich over zijn belijdenis heen kan zetten; de één kan zulks, de ander niet; maar is men over die bedenkelijkheid eenmaal heen, dan schijnt 't niet wel denkbaar, dat 't iemand gegelukken zal Snouck Hurgronje's meesterwerk te overtreff'en. Thans mag zonder aarzeling betuigd, dat de sluier over het om en in Mekka en Medina schuilend geheim zoo goed als ganschelijk is opgeheven, en dat er nauwelijks van een mysterie meer sprake is. Sedert 1840 kwam Hedschas weer in de macht der Porte. Zelfs op de Hoogescholen in Egypte te Cairo is men in staat om nadere inlichtingen te verstrekken. Alles saamgenomen echter mag ten zeerste betwijfeld, óf het dusver, op wat wijze dan ook, aan een man van wetenschap gelukt is, klaarder licht licht over de mysteriën van Mekka en Medina te spreiden.

Natuurlijk moet Afrika hier worden uitzonderd. Gelijk we zoo straks reeds herinnerden, heeft de Islam in Marokko en Algiers, en feitelijk langs geheel de kust, steeds ten deele uitzondering gemaakt. Nog voor niet zoo lange jaren nam men dit waar, toen Engeland Marokko aan Frankrijk overgaf, en de Mahdi in Omdurman zich de oppermacht toeëigende. Deze spanning moge thans een normale geworden zijn, doch geheel geweken is ze nog allerminst. De beweging van Islamitische zijde, die telkens weer in het zuidelijk deel van Egypte uitbreekt, draagt een geheel plaatselijk karakter. Zelfs mag in het algemeen gezegd een Afrikaansch karakter. Van Marokko tot Karthoum en Omdurman is het éen andersoortig Mohammedanisme waarmee we te doen hebben, dan in Klein Azië of Indië bloeide. Doch al brengt men dit eigenaardig karakter van den Afrikaanschen Islam in rekening, aan de grondslagen van den Islam klemt men zich toch ook hier vast. Wat men waarneemt zijn eigenaardigheden, afwijkingen in den vorm, en vooral zekere neigingen om zijn eigen weg te gaan, maar met dit al blijft men toch ook in Afrika aan de fundamenten van het Islamitische volkswezen zich vastklemmen. In zijn verdere krachtsontplooiïng moge men verschillen, maar in zijn uitgangspunt blijft men één.

Deze afwijkende vormen en levensuitingen voorshands terzijde latende, is het thans hoofdzaak, om het eigenaardige karakter van den Islam, gelijk deze zich in de Arabische streken oorspronkelijk gevormd had, uiteen te zetten. Aanstonds zal dan blijken, dat we hier staan voor een principieel onderscheid tusschen hetgeen van Christelijke zijde zich aanbeval en nu daarentegen als van geheel afwijkende formatie zich in den Islam aanbeveelt. Dusver bleek ons, dat in de Heidensche landen de hoogste en rijkste gegevens van hun religie een zoodanig eigen karakter droegen, dat de priesterorde er tot op zekere hoogte een zelfstandige positie innam, waarop de Vorst van het land slechts zijdelings inwerkte. Dit nu brengt van zelf den eisch met zich, dat de Priesterorde en hetgeen van deze orde uitgaat, zelfs tegenover den Vorst zelfstandig moeten kunnen optreden. Nu scheelt dit in 't ééne land bij 't andere vergeleken. Lang niet alle Priesterorden verkeerden in dezelfde positie, doch wat aan allen gemeen was, bestond steeds hierin, dat de Priesterkaste ten deele haar eigen weg ging. En vergelijkt men hier nu mede, wat in Mekka en Medina werd waargenomen, dan springt het op de meest klare wijze in het oog, dat de Islam juist het vlak tegenovergestelde bedoelt. De Islam wil niet Religie en Staatsieven scheiden, zelfs niet onderscheiden, maar smelt beide in éénzelfde macht op. De Overheid is er met het geestelijk hoofd één. Staatswezen en Religie zijn ineengevloeid. De godsdienstige macht is in de macht van het burgerlijk leven als ingeweven. Het uitwendig Staats-en volksleven omklemt de Islamitische saamleving tot eenheid. De regeeringseenheid en de godsdiensteenheid omklemmen elkaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 januari 1920

De Heraut | 4 Pagina's