Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. H. BAVESCK, CHRISTEKBOM, OORLOG, VOLKENBOND. Utrecht. — G. J. A. Rnvs 1920.

II.

Zooals ik de vorige week schreef komt DR. BivrscK in het tweede deel (p. 21—35) dezer Verhandeling tot de beoordeeling van den OORLOG, die in 1914 losbrak, en wel naar de norm der CQiistelijke ethiek of, geüjk hij het nader omschrijft, > naar de Christelijke beginselen van recht en moraal.»

Dus dien oorlog beoordeelend valt er, zoo ezen wij op p. 21, »noch aangaande zijn oor­ sprong, noch aangaande zijn voortgang en einde veel goeds van te zeggen.

Niet naar zijn oorsprong.

Hier wordt de vraag naar voren gebracht bij wien, naar aaaleiding van den moord te SERA-JAWO, de schuld van het ontstaan van den oorlog ligt. Zooals de Schrijver in een lezenswaardig overzicht vau den pohiieken toestand in 1914 aantoont, gaat, wat de > SchtiIdvraag* betreft, ge: n der sedert de 2e helft van dat jaar oorlogvoerende Staten vrij uit. Ocder voorbehoud, dat juist zijn enkele feiten, die, toen DR. BATINCK het vorige jaar zijn stuk voor de STEIDIES DES Tijps bewerkte, kon hij toen schrijven: > Duitschland draagt van dezen oorlog niet de grootste schuld.* Zoo staat het ook in dezen herdruk van de veihandeMng op p. 24. Die herdruk is gedateerd van 2 Fcbr. 1920.

In het NASCHBIFT dat er aan toegevoegd is, spreekt de geaciite Schrijver echter van > de verschijning van KAUTSKY'S boek en de openbaarmaking der bnefwisseliog tusschen Keizer WILHELM en Czaar NICOLAAS*, als van latere onthulimgen »die allerminst geschikt waren om de schuld van Daitschland aan den oorlog te verminderen.*

Niet naar zijn voortgang.

DR. BAVINCK wijst tuer op de afmetingen, aanvankelijk door niemand vermoed, die de ooilog bij zijn voortgang nam. Zoo door de Centrale-ais de Eütente-Mogendheden werden al meer volken en landen 'va den strijd betrokken. De leuzen der Entente > voor het recht der kleine natiën, voor tiümaniteit en beschaving, vrijheid en recht, en na den val van het Czansme, vooral ook voor de democratie tegen de autocratie*, — deden opgeld. »Weldra stonden tegen 145 miilioen menschenaan de zijde der Centralec, meer dan 1000 miilioen aan die der Eatente-Mogendheden; in Europa verkeerden van de 400 slechts 60 miilioen niet in directen oorlogstoestand.* Bij voortgang werd dezen oorlog een razernij met eenerzijds het tGott strafe England!< en anderzijds het 17o kill ihe Germans.*.

En ook niet naar zijn einde valt van dezen oorlog veel goeds te zeggen.

Ia zijn voortgang > e=n strijd geworden tusschen het Germaansche en het Angelsaksische ras om de oppermacht in Europa en de wereld*, — heeft in deze worsteling het Angelsaksische ras, dank zij vooral de hulp van Amerika, de overwinning behaald.*

Na ruim vier jaren werd eerst de wapenstilstand, geruimen üjd daarna de vrede gesloten. Maar als men thans aan het einde het geheel overziet en eenigszins de balans tracht op te maken, dan vraagt men zich toch af, waartoe deze oorlog gediend heeft, en welk nut hij afgeworpen heeft.*

Aldus schrijft Prof. BAVINCK op bladzijde 29, en dan volgen zeven bladzijden waarin op voldoende gronden worden aangetoond, ' »dat de winst, indien ze al winst heeten mag, niet opweegt tegen de verhezen op stcffeiijk en geestelijk, godsdienstig en zedelijk gebied* en hij brengt daarbij ook in rekening wat de CHRISTELIJKE ZENDIXG, de Roomsche en de Protestantsche beide, heeft geleden.

Na das den oorlog, of liever de menschen, die den oorlog hebben begonnen, voortgezet en beëindigd, naar de norm der christeüjke moraal te hebben beoordeeld, doet bij dit ook van den vrede.

Op p. 35 leest men: > Hoe schrikkelijk de oorlog ook was, hij zou met al zijn ellenden toch spcediger en gemakkelijker vergeten zijn, mdien de vrede een waarachtige, werkeHjkverzoenende vrede ware geweest.

Als ever den oorlog, is dus BAVINCK'S oordeel over den vrede verre van gunstig.

Dan, ook hier beweert hij niet slechts, maar voert bewijsgronden aan. Hij toont aan, hoe niettegenstaande de verzekeringen der Entente, dat de strijd niet ging tegen het Duitsche volk, maar tegen het Pruisische imperiahsme en militairisme; dat deze oorlog een ede'e strijd was voor gerechtigheid, vrijheid, humaniteit en democratie, — de nuchtere werteajkheid met al die fiaaie belcfien den spot heeft gedreven. DR. BAVINCK wijst dan op het feit, dat de vrede op 28 Juni 1919 te VERSAILLES met Daitschland en die op 25 October te ST. GERMAIN met Oostenrijk gesloten, allerminst aan de door WILSON verkondigde beginselen beantwoordde.

Noch in de wapenstilstands-noch in de vredes-voorwaarden is er veel terecht gekomen van die ideale beginselen, van de zijde der Entente lijdens den oorlog over heel de wereld rondgebazuind. Christendom en humaniteit hebben er geen woord in meegesproken", — dus leest men op 39, en op p. 36. > Het imperiahsme en mihtarisme is aan eene zijde vernietigd, maar het is aan de andere zijde versterkt' en uitgebreid." Aan deze beoordeeling van den vrede wordt dan eeae toegevoegd over het »vredestractaat, dat nergens met groote vreugde is ontvangen".

Dit geeft den schrijver dan aanleiding over den hedendaagschen pohtieken toestand van Europa te spreken, en wijl, lofschoon het vrede heel, de oorlog feitelijk m vele landen voortduurt, of het gevaar van een nieuwen oorlog in de toekomst dreigt", meeat hij niet te veel te zeggen, wanneer hij dien toestand > zorgwekkend" noemt.

Alvorens tot de zedelijke beoordeeling te komen van den VOLKENBOND, wijst PBOF. BA­ VINCK op eenige bladzijden aan, hoe nog bij dien zorgwekkenden pohtieken toestand komt, > de geweldige onrust en gisting in de arbeiders wereld." (p 44—47).

„Hebben vele Christenen", zoo eindigt hij hier, jonder den indruk van den ontroerenden ernst der gebeurtenissen gemeend, dat wij staan aan het einde der eeuw, en dat de komst van Christus nabij is, " — »de mogelijkheid hiervan kan, " caar BAVINCK schrijfc, jstelhg niet worden betwist." Toch maant hij tot „voorzichtigheid met besliste uitspraken." En hij grondt dit ver­ e-maan op het feit, „dat, al zijn er teekenen, die de parousie schijnen aan te kondigen, er andere zijn, die in een andere richting wijzen."

Na op enkele dier teekenen te hebben gewezen, komt hij dan terug op het VREDES-TRACTAAT en brengt daaruit naar voren twee hoofdstukken, die in de toekomst iets goeds kunnen uitwerken: ide internationale ABBEIDS-ORGANisATiE en de VOLKENBOND*, (p. 49).

Volgt een kort maar leerrijk overzicht van de internationale arbeidswetgeving; een uiteenzetting van wat in het vredesverdrag omtrent de arbeidsorsanisatie bepaald is; de vermelding, dat WASHINGTON voor de eerste conferentie daartoe, in October 1919 was aangewezen.

In lijn Verhandeling schrijft BAVINCK: »Deze proeve van internationale arbeidsorganisatie is zeker niet boven aUe bedenkingen verheven, en de conferentie, die te WASHINGTON samfekomt en zich te houden heeft aan het haar gestelde program, zal waarschijnl^k aan velen teleur, stelling baren*, (pag. 54.) Hij geeft daarbij de redenen weer aan, die hem deze waarschijnlijkheid doen voorzien.

Toch jaicht hij de gedachte, die er aan ten grondslag ligt, toe (p. 70) en in het NASCHRIFT, gedateerd zooals ik reeds zei, op 2 Februari '20, leest men: > 0p de arbeidsconf eren tie te WASHINGTON scheen het soms zoo, alsof ze tot niets leiden zoa; toch werden tenslotte belangrijke conclusies met groote meerderheid van stemmen aanvaard*, (p. 72.)

Het laatste deel der Verhandeling gaat over den VOLKENBOND, waarvan het ontwerp in het i eerste hoof ds'uk van het Vredestraciaat is opgenomen, (p. 59.)

De idee, the daarbij voor zit, wordt in haar historische ontwikkeling geschetst, en dan aangetoond in hoever de oorlog aan haar verwezenüjking in dezen VOLKENBOND bevorderlijk was. Dit laatste is > zonder twijfel te danken aan de energie van WILSON, door wien het plan van den Volkenbond in het vredesverdrag een plaats kreeg*.

jjuist deze oorlog toch, die zoo plotseling begonnen was, bracht WILSON er toe, dat op zulk een manier geen oorlog meer uitbreken mocht*.

Als middel daartoe moest er naar diens meening een bondsgenootschap der volken komen, dat »aan het beginsel van publiek recht den voorrang verschaft boven afzonderlijke belangen en op den grondslag der gerechtigheid den vrede bewaart*.

PROF. BAVINCK ontveinst zich echter niet, dat het ontwerp zooals het in hetvredestiactaat is opgenomen ailerminst „boven critiek verheven is" en er „ook van neutraal standpunt menige bedenking tegen is in te brengen." (p. 62.) Deze critiek en die bedenkingen worden van blz. 62—66 onomwonden uitgesproken.

„Desniettemin, " zoo staat er op 66, „is de oorlog zoo iets vreesehjks en werpt zoo weinig voordeel af, dat alle eerlijke middelen moeten worden aangewend om hem te beteugelen en te beperken."

Na nog eens te hebben herhaald wat hij in het eerste deel zijner verhandeling had gezegd, „dat er naar christelijke moraal, hoe zeldzaam ook, rechtvaardige, plichtmatige oorlogen kunnen zijn, " spreekt DR. BAVINCK het als zijn vaste overtuiging uit, »dat het ChristenpUcht is, op beperking van den oorlog aan te dringen en ze in te griffen in de conscientie van ieder mensch."

En zoo staat er dan ook in het NASCHRIFT: „In elk geval hebben wij in het verdrag van den Volkenbond met een bescheiden poging te doen, om, evenals op het gebied van den arbeid, zoo ook bij geschillen tusschen de volken tot een internationale regeling te komen.”

Zooals men uit PROF. BAVINCK'S zakelijke rede van 5 Maart Ln de EEBSTE KAMER weet, stond ook hij het toetreden van NEDERLAND tot den Volkenbond Toor, al achtte hij dien bond ook niet onverbeterhjk en al overzag hij ook niet de bezwaren, die aan de toetreding verbonden zijn.

* « Gelijk ik in mijn vorige LEESTAFEL schreef, was de bespreking van BAVINCK'S CHRISTENDOM, OORLOG EN VOLKENBOND mij een plicht, dien ik met lust op mij nam. Deze Verhandeling verdiende, om de redenen, die ik toen reeds genoemd heb, een nog ruimer kring van lezers dan zelfs door een Tijdscarift als STEMMEN DES TijDS kan worden bereikt, en van harte wensch ik dan dok, dat de aankonjüging en het uittreksel dat ik hier van die Verhandeling gegeven heb, daaraan bevorderlijk mag zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 maart 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 maart 1920

De Heraut | 4 Pagina's