Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Dat onze Heere boven alle goden is”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dat onze Heere boven alle goden is”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want ik weet, dat de Heere groot ia, en dat onze Heere boven alle goden is. Psalm CXXXV : S.

Van jongs af trof het, dat in de Heilige Schrift ook de afgoden met den eerecaam van £oden genoemd worden. En zulks niet slechts een enkel tnaal, doch keer op keer. Bij Jeremia gaat de vraag uit: Waar zijn dan uwe goden ? " In den Psalm volgeode op dien, waaruit we ditmaal ons Schriftwoord kozen, heet het in vs 2 : »Looft den God der goden", en in Psalm 138 : 1 : > In de tegenwoordigheid der goden zal ik u psalmzingen". Zelfs wordt die naam van goden op de rechters en overheden toegepast. Nu behoeft het nauwelijks opgemerkt, dat in het Oude Testament dit gebruik van het woord g-oden nimmer in eigenlijken zin bedoeld is. De allesbeheerschende tegenstelling toch tusschen het Heidendom en Israels eeredienst spreekt zich juist daarin uit, dat Israel met zijn Eengodendom principieel tegen het Veelgodendom, of Polytheïsme van de Heidenen overslaat. En het is juist hierin, dat het allesbeheerschend verschil zich zoo sterk uitspreekt tusschen de Godloochening die thans steeds meer veld wint, en het vergoddelijken van heel de levenssfeer, waarin de zonde der Heidenen school. Men tast dan ook volstrekt mis, indien men de Godloochening, die in onze eeuw steeds verder doordringt, met het Bijgeloof en Veelgodendom van de vroegere eeuwen liefst op ééa lijn stelt. Beide stelsels en beide bedoelingen loopen geheel uiteen. De Heidenen waren van oudsher eer overgodsdienstig, en pasten op alles den beheerschenden invloed hunner goden toe, terwijl geheel omgekeerd in onze dagen op geen bijgeloof of veelgodendom wordt aangedrongen, maar geheel integendeel op vernietiging van alle religie.

In de dagen der aloude profetie ging het getuigenis der Godsmancen niet tegen het gemis van alle religie uit, maar was het veeleer het overladene en daardoor onware van de heidensche religie, waartegen de strijd werd aangebonden. In de dagen van ouds poogde men geheel de levenssfeer met allerlei vormen van religie te overladen, thans daarentegen richt zich het streven der ongeloovigen eeniglijk op het te niet doen van alle geloof en het verzinken in volstrekte goddeloosheid.

In de dagen van Salomo en de aloude Profeten werden de volken als overladen met alsoortige godsdienstvormen. De behoefte aan Religie sprak zich op alle manier op de meest kenmerkende wijze uit. Is het thans de mensch die zich tegenover alle religie stelt, en eeniglijk den mensch op den voorgrond laat traden, om den invloed der religie te knakken en te breken, — in de dagen der oude Profeten stond men juist tegenover vlak het omgekeerde. Er was geen heerschende gedachte, die de religie verdonkeremanen wilde. De wijsgeeren van Griekenland drongen en dreven hier wel heen, maar wie de geschiedenis der vele volken in het Oosten en Westen naging, stuitte veeleer op te overvloedige en te veelvuldige godsdienstvormen, dan dat 't hem aan 't vinden van de aloude religieuse stof falen zou. Men was destijds in de Heidenwereld veel godsdienstiger dan bij ons. Het was schier allerwegen de al te overvloedige veelheid van godenvereering, die toenmaals het leven beheerschte. Vlak alzoo het omgekeerde van het euvel dat thans ons leven geestelijk bederft. Er heerscht tusschen toen en nu geen graadver. verschil, maar een over en weder elkaar vernietigende tegenstelling. In onze dagen, en men kan zeggen sedert de Fransche Revolutie en hetgeen zich na 1789 uit de Revolutie ontwikkelde, is het de zondige mensch die de tegenstelling tusschen de menschelijke en de goddelijke hoogheid op den voorgrond laat treden. En werd dit aanvankelijk door den Reveil nog gestuit, in de bijna anderhalve eeuw die sinds verliep, is ' de ergerlijke brutaliteit waarmede men het heilige aanrandt, zoo hand over hand en ziender oogen toegenomen, dat almeerdieaan alle religie vijandige geest zich van het denkterre in meester maakt, en men alle zich nog hechten aan de Goddelijke grondgedachte met bitterheid in de ziel verwerpt, omdat men er een beleediging van ons meoschelijk eergevoel in ziet, en er zijn eere in stelt, om waar God en zijn eere wegzinkt, den mensch in zijn wetenschap steeds meer als heerschende macht te doen optreden.

Was het in de dagen der oude Heidenwereld een door niets te stuiten streven om aan geheel het leven een heilig karakter te verleenen, en den mensch als priester der goden te laten optreden, thans helt men veeleer naar het tegenovergestelde uiterste over. Evenals wij. Christenen, keert men zich in de toonaangevende wereld thans in den meest volstrekten zin tegen het afgodsbeeld, maar met dit principieele verschil, dat de Christen zich van het veelgodendom afkeert, om zich eeniglijk en in volstrekten zin aan den Drieëenigen God toe te wijden, terwijl omgekeerd de aan het geloof ontzonken wereld, zoo beslist als 't slechts kan, zich juist tegen dit Christelijk geloof keert, om eigen grootheid en glorie in de verheffing van den mensch te zoeken, en er steeds meer op bedacht te zijn, om niet alleen het Christelijk element, maar al spoedig alle religieus bestanddeel uit onze denkwereld uit te bannen. Tot op zekere hoogte kan men zelfs zeggen, dat de huidige ontkerstende wereld zich er op toelegt, om veelszins bekorende gedachten en voorstellingen uit de oude Heidenwereld weer te doen opleven, om, kon 't, juist daardoor de eens zoo machtige heerschappij van het Christelijk element te onderdrukken. Niemand zal 't in die ongeloovige kringen u euvel duiden, zoo ge eere geeft zelfs aan een zondige kunstwereld; doch wat men niet in u duldt, maar lasterend en kwetsend in u te keer gaat, is uw nog altoos hechten aan de eere van den Christus, om in den Christus den Almachtige te blijven aankleven. Men wil de Christelijke religie niet meer, en poogt in de onderdrukking van de Christelijke Religie steeds meer alle Godsvereering te ontzenuwen. Het komt steeds meer tusschen God en mensch te staan, en nu biedt de wereld u steeds meer de klare en duidelijke antithese aan, dat ge öf met de wereld meegaat en voor de eere der wereld almeer alle religie doet wijken, oftewel, dat ge met alle belijders saam het kloek en beslist tegen dit Humanisme opneemt, om voor den Christus als uw Messias, desnoods, zoo het moet, den martelaarsdood te sterven.

De aloude tegenstelling tusschen het Heidendom en de religie van Israel wordt hierdoor gestadig verzwakt. Het kan en zal niet meer zijn de aloude tegenstelling tusschen een te eenzijdig zich aan veelzijdige religie overgeven, maar heel anders de geheele nieuwe tegenstelling, dat 't staan zal tusschen eenerzijds steeds reiner en rijker Religie, en anderzijds een uitbanning van alle Godsgedachte, om zich eeniglijk en ou'voorwaardelijk in de hoogheid van den mensch te verlustigen. In de dagen der Profeten sprak als allesbeheerschende tegenstelling de dienst der Heidensche afgoden, en daartegenover de aanDidding in Israel van den eenig waren God. Thans daarentegen moet al wat met Religie samenhangt, en vooral alles wat door Religie beheerscht wordt, niet slechts zijdelings worden bestreden, maar openlijk, en zonder eenigen schijn zelfs te ontzien, van allen kant op de meest stellige wijze worden aangevallen. Vroeger heerschten er ook tusschentoestanden, doch juist hieraan is thans een einde gekomen. Gij zoowel als uw kinderen en nakomelingen zult rechtstreeks voor de alles beheerschende keuze gesteld worden, ' of ge als creatuur in het aanbidden van het Goddelijke, en dan in dat GoddeJijke geheel en eeniglijk van den Christus, zult opgaan, dan wel of ge met de Godverloochenende wereld den mensch tot steeds hooger positie zult opheffen, tot ten slotte van God niet meer gesproken wordt, en alleen de mensch wordt aangebeden en verheerlijkt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's

„Dat onze Heere boven alle goden is”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's