Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waartoe de zoogenaamde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waartoe de zoogenaamde

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 18 Juni 1920,

Waartoe de zoogenaamde »emancipatiebeweging" van de vrouwr leidt en met innerlijke noodzakelijkheid leiden moet, wanneer men de vaste ordinantiën van Gods Woord loslaat, bleek wel uit hetgeen onlangs op een vergadering van een der invloedrijkste politieke partijen in ons vaderland aangaande de positie van de vrouw in het huwelijk werd beweerd eu blijkbaar algemeene instemming vond.

Openlijk werd er voor uitgekomen, dat aan de zoo smadelijke positie van de vrouw in het huwelijk, die ook volgens ons Burgerlijk Wetboek gehoorzaamheid aan den man, als het höofd der echtvereeniging, schuldig is, een einde komen moest. Het huwelijk is immers niets dan een vrijwillige verbintenis tot saamleving van twee volkomen gelgkstaande personen, en waaraan zou de eene partij het recht ontleenen in zulk een verbintenis van de andere gehoorzaamheid te vragen ? Dat naar de Schrift de man in het huwelijk tot het hoofd der vrouw is gesteld en daarom de vrouw aan het door God den man geschonken gezag zich heeft te onderwerpen, is een van die ouderwetsche denkbeelden, waarmede men in onzen verlichten tijd niet meer rekenen kan. En indien hier van een Goddelijke instelling, waaraan de mensch zich te onderwerpen heeft, geen sprake mag wezen, waaraan zou dan de man het recht ontleenen, om zulk een gezag in het huwelijk uit te oefenen ? Man en vrouw zijn immers volkomen gelijkwaardig; zij hebben dezelfde rechten; en welk recht heeft de Staat dan, om in de huwelijks verbintenis den man tot het hoofd te verklaren en de vrouw daarmede aan het gezag van den man te onderwerpen? Zulk een dwaze bepaling is afkomstig uit den tijd, tóen men de vrouw als minderwaardig beschouwde en daafom in het huwelijk haar tot slavin van den man vernederde. Maar in onzen tijd, nu de vrouw op elk terrein als gelijkgerechtigde van den man optreedt, behoort aan deze onwaardige positie der vrouw in het huwelijk een einde te komen. Hoe eer hoe beter moet daarom ons huwelijksrecht veranderd worden en alles wat aan de onderworpenheid der vrouw herinnert, daaruit worden weggenomen. Ieder der echtgenooten zal over eigen vermogen en eigen inkomsten kunnen beschikken; beiden moeten volkomen gelijke rechten hebben zoowel naar buiten als binnen den kring van het gezin; en alle beslissingen over de regeling van het gezin, de opvoeding der kinderen enz. zullen met wederzijdsche toestemming moeten genomen worden. Eerst wanneer deze nieuwe regeling in onze wetgeving zal worden opgenomen, zal aan de vernederende positie, waarin de vrouw in het huwelijk nog altoos verkeert, een einde zijn gemaakt.

Nu zullen we geenszins beweren, dat in onze wetgeving de positie der vrouw genoegzaam tot haar recht komt. Tegen meer dan eene bepaling in ons burgerlijk recht is ook van Christelijke zijde zeer ernstig bezwaar ingebracht. Er liggen aan deze bepalingen beschouwingen over de vrouw ten grondslag, die niet alleen in strijd zijn met den geest van onzen tijd, maar ook met de eereplaats, die de Schrift aan de vrouw toekent.

En evenmin zullen we beweren, dat het gebruik, dat de man in menig gezin maakt van het hem door God toegekende gezag, juist en rechtvaardig is te noemen. De Schrift zelf, hoe beslist zij ook uitspreekt, dat in het huwelijk de man tot hoofd der vrouw is gesteld, bindt toch ook den man telkens op het hart, om dit gezag in liefde te gebruiken. Een man, die in alle zaken van het gezin geheel zelfstandig zou willen beslissen, zonder daarbij zelfs zijn vrouw te raadplegen of te erkennen, zou misbruik van het gezag maken. Veeleer behoort het regel te zijn, dat man en vrouw tot overeenstemming komen, en dat de man niet met gezag zijn meening aan de vrouw oplegt. Zelfs het huwelijksformulier zegt, dat de man de vrouw met verstand leiden zal en al handhaaft het den eisch van gehoorzaamheid van de vrouw, toch voegt het daaraan toe, dat die gehoorzaamheid alleen zoover gaat als billijk en recht is. Het gezag van de ouders over de kinderen, vooral wanneer deze klein zijn, draagt een ander karakter dan het gezag van den man over de vrouw. Het feit zelf, dat de Schrift de kinderen onderwerpt aan het gezag niet alleen van den vader, maar ook van de moeder, toont, dat ook aan de vrouw rechten toekomen ten opzichte van de opvoeding der kinderen. Wil men dit recht van de vrouw ook in onze huwelijkswetgeving beter doen uitkomen, dan bestaat daartegen zeker geen bezwaar.

Maar geheel iets anders is het, wanneer men principieel van een gezagsverhouding in het huwelijk niets weten wil en man en vrouw als volkomen gelijk staande wil beschouwen. Daarmede wordt niet aan den man onrecht aangedaan, maar de ordinantie Gods voor het huwelijk aangetast. Het is de geest der revolutie, die hieruit spreekt. En tegen dien geest der revolutie kon nooit ernstig genoeg van Christelijke zijde worden geprotesteerd. Waartoe dit stelsel in de practijk leidt en leiden moet, toont dan ook wel de voorslag, die gedaan werd om, wanneer man en vrouw niet tot overeenstemmiug kunnen komen, een uitweg voor dit geschil te zoeken. De beslissing zal dan niet aan den man staan, maar aan personen, die door de wet hiervoor werden aangewezen. Nu is er zeker niets, wat zoozeer de intimiteit van het huwelijksleven schendt, als dat man of vrouw onderlinge geschillen aan anderen bekend maken en hun uitspraak daarover gaan inroepen. In een gezin, waar man en vrouw zich zelf respecteeren, geschiedt dit niet. Men draagt dan liever het ongelijk, dat ons wordt aangedaan, dan anderen in huiselijke geschillen te hulp roepen. Maar wat door elk hoogerstaande man en vrouw als een ontwijding van het huwelijk beschouwd wordt, zal dan regel worden. Bij elk geschil, bij elke oneenigheid, zal een der echtgenooten de zaak kunnen brengen voor deze door den Staat aangewezen scheidsrechter. Feitelijk zal dit hierop neerkomen, dat de vrouw de heerschappij in handen krijgt. Bij elk geschil van gevoelen zal zij dreigen tot deze rechtbank de toevlucht te nemen en de man, om 't naar buiten dragen van huiselijk krakeel te vermijden, zal toegeven.

Dat bij zulk een opvatting van het huwelijk van zelf hoort, dat man en vrouw, wanneer de echtverbintenis elkander niet langer behaagt, tot huwelijksontbinding kunnen overgaan, spreekt van zelf en werd op dezelfde politieke vergadering dan ook met nadruk geëischt. Alle bindende bepalingen, waardoor de echtscheiding thans nog zooveel mogelijk binnen perken wordt gehouden, moeien wegvallen. Zooals het nuwelijk door wederzijdsche instemming tot stand komt, zoo moet het ook door wederzijdsch goedvinden weer verbroken kunnen worden. Ja nog sterker, voor deze huwelijksontbinding is niet eens meer de toestemming van beide partijen noodig. Wanneer één der echtgenooten het wenscht, moet de huwelijksband weer te niet worden gedaan. Dat de mensch niet scheiden mag, wat God heeft saamgevoegd, geldt niet meer, juist omdat men het huwelijk niet als goddelijke instelling erkennen wil, maar er alleen een menschelijk instituut in ziet, waarover de mensch naar willekeur beschikken kan. Het is goed op zulke uitingen acht te geven: men ziet er uit, waartoe een politiek, die met Gods Woord niet rekenen wil, leidt en leiden moet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Waartoe de zoogenaamde

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's