Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen, en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid. Col III : 12.

LVII.

Zoo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen, en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid. Col III : 12.

Van Amerika kan alzoo getuigd, dat het, — op één schakel na — van elke poging zelfs tot een radicalen ommekeer in het Kerkelijk leven en in hetgeen daarmede rechtstreeks verwant was, heeft afgezien. Het laten varen van allen geldelijken kerkdijken steun van Staatswege heeft aan de Kerken in de Vereenigde Staten een vrijheid van positie gegeven, die in geen enkel ander land geëvenaard wordt. Ook niet door ons land. De artikelen toch, die in onze Grondwet de positie der Kerken beheerschen, laten den band die Kerk en Staat verbindt, voortbestaan, en al mag toegejuicht dat de huidige minister van Financiën zijn voornemen niet verborg, om die nog bestaande banden los te wikkelen, men zal toch moeten afwachten, tot welke uitkomst deze poging leiden zal, en zulks te meer, omdat .reeds nu van Roomsche zijde beweerd is, dat men wel de bestaande geldelijke banden, door gekapitaliseerde uitbetaling van het feitelijk bedrag, kan los maken, doch dat hieruit nog geenszins volgt, dat de Regeering niet straks nieuwe jaarlijksche bedragen aan de Kerken zou kunnen toekennen. Wordt hier nu op gelet, en heeft de finale afschaffing plaats zonder vernieuwing van andere gelijksoortige posten, dan zal Nederland straks het eenige land van Europa zijn, dat Amerika's voorbeeld wist te volgen, althans voor wat de Vereenigde Staten betreft. Wel toch is men ook in Frankrijk tot afschaffing van allen geldelijken steun aan de Kerken van Staatswege, met duchtigen ophef zelfs overgegaan, doch hierbij bebeerschte een geheel ander beginsel de handeling, en reeds nu merkt men na den oorlog in de onderhandelingen, die men van uit Parijs met het Vaticaan op touw zette, dat men in Frankrijk zelf de zoo kras aangedurfde maatregelen allerminst voor ideaal prijst. Doch dit daargelaten, is de staat van zaken dan nu deze, dat men in Amerika's Vereenigde Staten het verst is vooruit geschreden in het losmaken van Staat en Kerk. De Kerk voorziet hier in eigen behoeften, en blijkt zelfs de kunst te verstaan, om zulks op ruimen voet te doen.

Doch hierbij blijft 't dan ook. Van nauwere aansluiting van de Kerken in de Vereenigde Staten aan de overige Kerken in Noord, Midden en Zuid Amerika valt niets te bespeuren. Eer moet men er een open oog voor hebben, hoe in Amerika's Vereenigde Staten, veel meer dan in Europa, de secten naast de Kerken bloeien. Dit kan hier, omdat elke groep die wil, bij machte is, om zich. van de historische Kerken los te maken, en een eigen zelfstandige existentie voor zich te ontsluiten. Op zichzelf nu is hierop geen rechtmatige kritiek te leveren; de Kerken en zelfs de Secten van Christelijk kaliber moeten zich ten deze ih volstrekte vrijheid bewegen kunnen. Alleen maar uit deze feitelijke gegevens blijkt dan toch, dat Amerika zelfs in zijn hoofdstaat er nog niet in geslaagd is, de normale geestelijke eenheid van Christus Kerken op bezielder voet te doen uitkomen. Zelfs heerscht er in Amerika's Vereenigde Staten, zij 't ook op een niet te breed zich uitzettend gebied, de neiging om het Kerkelijk leven in allerlei nieuwe formatiën te laten optreden. Vandaar de bijna twintig nieuwe groepen of secten, die zich allengs een eigen positie wisten te verschaffen. Doch dit alles als niet den toestand beheerschend ter zijde gelatenj staat dit toch vast en lijdt geen tegenspraak, dat er vooralsnog in Amerika's Vereenigde Staten zelfs elk beginsel ontbreekt van een nieuwe geestelijke actie, die er allengs toe leiden kon, om de gezamenlijke Kerken tot meerdere eenheid, tot nauwere aaneensluiting, en tot een nieuwe ontwikkeling op te voeren. Van de machtige beweging, die op het eind der Middeneeuwen, in de eerste doorbreking van de Reformatie zich voordeed, bespeurt men niets. Toen was er sprake, en op voor een ieder verstaanbare wijze, van een nieuwe Kerkelijke schepping. Er kwam toen op en vond weerklank en toejuiching, wat dusver nog nimmer als heerschend beginsel was opgetreden. Luther eerst en na hem Zwingli en Calvijn werden geleid door een drang, waaraan geen weerstand was te bieden. Een geheel nieuwe phase in het Kerkelijk leven brak door. Er vertoonde zich op uitgestrekt terrein en in onderscheiden landen op bijna hetzelfde oogenblik iets dusver ongekends, iets waarvan in de dagen der Apostelen het schijnsel moge geblonken hebben, maar iets dat vooral sedert Constantijn verdonkerd en te niet gegaan was. En dit bezielde beginsel brak nu bij de Hervorming op eenmaal tegelijk in land na land door, en riep feitelijk een geheel gewijzigden Kerkelijken toestand in het leven.

Dit nu heeft destijds tot zeer gewenschte resultaten geleid, en in de noorder Staten van Europa een geheel gewijzigd Kerkelijk leven doen opkomen, dat van 1517 tot 1648 niet alleen den Kerkelijken, maar ook den Staatkundigen en Socialen toestand van Europa beheerscht heeft, en van hier ook naar Amerika's noorder-Staten werd overgebracht. Te betreuren viel hierbij alleen, dat men destijds er niet in slaagde, de Protestantsche Kerken op den voet van vrijheid te organiseeren. Rome en de Roomsche Kerken traden tegen de Reformatie met niets ontziend en niets sparend geweld op. Ook wij ondervonden, hoe bang en bitter Rome in staat bleek een protestantiseerend land niet slechts te dwarsboomen, maar openlijk aan te vallen en het tot zelfverdediging met wapengeweld te noodzaken. Had Rome, en hadden de Roomsche Staten, toentertijd aan de tot Reformatie neigende landen algeheele vrijheid gelaten, om zich naar eigen overtuiging te organiseeren, dan mag vermoed, dat de toenmalige Regeeringen de Kerken der Reformatie zich op geheel vrijen voet zouden hebben laten organiseeren. Doch juist dit was niet het geval. Op alle punten stuitte de Refor-; matie op verzet van Roomsche zijde, en dit nu was de oorzaak dat deLuthersche en Gereformeerde Christenen, om niet met bruut geweld overrompeld te worden, de hulp van den Staat voor hun Kerken moesten inroepen. Zoo is het dan ook allerwegen in de aan Rome zich onttrekkende landen toegegaan. De K^ken, die tot de Reformatie overgingen, waren in zich zelf geheel onmachtig, om haar nieuwe positie op hechten grondslag te vestigen, en verzekering voor de toekomst te erlangen. Het was daarom noodzakelijk en het kon niet anders, dan dat de Overheid zich allerwegen het lot der vrijgeworden Kerken aantrok. Zoo was het bij Luther in Duitschland, zoo was het bij Calvijn in Geneve, zoo was het in Schotland en in Groot-Brittanje. Dientengevolge kon het niet anders, of in heel Europa werd ten slotte de vraag of een land Protestantsch, dan wel Roomsch zou zijn, feitelijk door het landsbestuur beslist, en hiermede tegelijk de toekomst voor Land en Kerk tot zelfs in vloot en leger vastgelegd. De Wederdoopers, die er tegen in dorsten gaan, betaalden dien overmoed met hun martelaarsbloed. Zoo was er dan in de 16e en 17e eeuw geen sprake van, dat de onderscheiden Gereformeerde, Luthersche, Grieksche en Roomsche Kerken vrij van de Regeering geheel haar eigen weg zouden zijn gegaan. Ze moesten zich óf, gelijk de Wederdoopers, met geweld laten ter neder slaan, ofte wel ze moesten zich in handen van de Overheid overgeven, en zoo is het dan ook ten slotte in alle landen zonder uitzondering toegegaan. Destijds nu kon dit worden toegejuicht. Er was toen geen andere bestaansvorm voor de Protestantsche Kerken denkbaar. Alleen maar het kon en mocht hierbij niet blijven. Hoe meer de spanning van uit Rome afnam, en een vrijer toon heel Europa's Staatsieven ging beheerschen, had men van Protestantsche zijde er aanstonds op bedacht moeten wezen, om alsnu het werk van Luther en Calvijn tot verdere ontwikkeling te brengen. Men had tot een tweede Reformatie moeten voortschrijden, en die tweede Reformatie had er toe moeten leiden, dat de Kerken van allen geldelijken steun van den Staat afzagen en in ruil daarvoor zich volledige vrijheid op Kerkelijk erf verschaften. Had men dit aangedurfd, dan ware het tot een tweede Reformatie gekomen, alsnu in den trant van wat in de Vereenigde Staten, ten deele althans, in de vorige eeuw volgde. Dit echter bleef uit. Van een tweede bezielende Reformatorische opwekking, die tegelijk alle Kerken aangreep, was geen sprake. Vandaar dat de voozé, gebrekkige toestand, waarin men allengs geraakt was, zich bestendigde en zich zelfs verergerde. Het was voor de Kerken van het Protestantisme haar nieuwe levensure geweest, doch de Kerken lieten die ure ongebruikt voorbijgaan. Vandaar onze machteloosheid tegenover Rome en de wereld. In schier alle noorder en ooster landen van Europa werkt de misstap van het einde der achttiende eeuw nog na. De hope die men voor regeneratie van het saamgebonden Kerkelijk leven vooral op Amerika, noord en zuid, ; had durven vestigen, ging zelfs met de overhaasting geheel teroor. En het is hieraan te wijten, dat ook in Europa geen nieuw leven opflikkerde, zoodat ten slotte de anti-Christelijke wereld moed vatte, om het nogmaals op de verne< , > ring der Kerk toe te leggen. Wat thans in Jiusland, en voor een oogenblik in Buda Pesth, beloofd werd, toont waarheen de onheilige wereld haar aanval richt, om, gelijk de Christus het zoo beslist uitsprak, voor aller oog te doen uitkomen, hoe volstandig en alomvattend het Communisme den Christus en zijn werk op aarde thaat< .

Die haat sprak zich van meetaf uit in de bejegening die van den aanvang af aan Jezus' Apostelen ten deel viel. Denk slechts aan den moord, dien Koning Herodes aan den Apostel Jacobus pleegde. Ook behoeft het nauwelijks herinnering, wat bittere vervolging onder meerdere Romeinsche Keizers aan de jongste Christenheid ten deel viel; zelfs Julianus de Afvallige voer hierin een korte wijle nog voort. Toch moet erkend, dat onder Keizer Constantijn niet alleen een ommekeer in de denkbeelden en gezindheden, maar ook in de officieele verhoudingen van Kerk en Gouvernement tot stand kwam. Wel zat ook hierbij velerlei verschil van overtuiging voor, en de Theologische scholen, als we ze zoo noemen mogen, die zich te Eleze, te Antiochie en te Alexandrië in Egypte vormden, poogden op velerlei manier haar eigenaardige en afwijkende overtuigingen tot heerschappij te verheffen. Dit belette echter geenszins, dat onder Keizer Constantijn, en straks onder zijn opvolgers, de Keizerlijke macht als voorhoede tegen deze alzijdige verschillen dienst deed, en het streven zoo van den Staat als van de Kerk zich toelegde op het tot s'nnd brengen van zekere eenheid in den Kerkelijken levensvorm. Gebaat heeft dit zeer zeker niet, en de Kerken als saamhangend geheel genomen, zijn er niet door tot zuiverder en machtiger uitdrukking van haar geloof en haar roeping gekomen, 't Faalde — en dit was de oorzaak van de mislukking — aan een zoo doorzettende Kerkelijke tucht, dat de bereikte graad van zuiverheid behouden en versterkt werd. Het heette wel dat er een Kerkelijke tucht zou heerschen, om schrille afwijking van de belijdenis der waarheid en afval in het Christelijk leven te voorkomen, maar de poging, hiertoe aangewend, mislukte en faalde op de meest fatale wijze. Gevolg hiervan nu was, dat het Kerkelijk publiek, dat uit Byzantium de leiding ontving, wel steeds aanwies in het aantal, maar verslapte in zijn geloofskern, en al spoedig in een schier puur nominaal Christendom opging. Constantijn en zijn opvolgers hadden dit geenszins bedoeld. Bij hen stond de overtuiging op den voorgrond, dat er in hun rijk wel Heidenen en zoo ook Heidensche wijsgeeren zouden overblijven, doch aan dezen wilden ze aanvankelijk een eigen, zelfstandig bestaan gunnen. De wijsgeerige scholen te Athene en elders bleven deswege in stand, en ook op meer kosmisch terrein lieten de eerste keizers elke groep van onderdanen, die hier prijs op stelde, schier geheel vrij in hun optreden. Niet dwang van boven af, maar eigen vrije overtuiging zou de Christelijke Kerk krachtig doen opbloeien. En in den eersten aanvang scheen het dan ook metterdaad, alsof de Christelijke en de Heidensche elementen vrij naast elkander zouden staan.

Deze tweeheid, als we het zoo noemen mogen, hield intusschen geen stand, en lang duurde het niet, of eeniglijk en uitsluitend de lieden van Christelijke professie werden nog geduld, en dit juist werd voor geen gering deel veroorzaakt door het wegvallen van de tucht. Al spoedig was er geen sprake meer van, dat een belijder die afweek van de zuivere belijdenis, aan vervolging zou zijn blootgesteld, In naam mocht er soms aanmerking op zulk een worden gemaakt, maar van feitelijke tuchtoefening was geen sprake. Dit nu werd nauwelijks bespeurd, of schier niemand had er meer bedenking tegen, om zich openlijk als belijdend Christen aan te dienen. Al was. men het niet, en al taalde men er niet naar, men kon nu, eenmaal Christen geworden, in het genot van de volle burgerrechten treden, en mits men dan niet te sterk en te zeer in het oogloopend tegen den stroom in hooger kring reageerde, leefde men vrij en ongedeerd. En toen kon het natuurlijk niet anders, of ten leste liet de geheele Heidensche bevolking zich lijmen, en was er al spoedig geen sprake meer van, dat Christenen en Heidenen nog tegenover elkander stonden, 't Werd na niet zoo lange dagen alles dusgenaamd Christen, doch feitelijk was het ten slotte Satan's actie, die de menschheid en dé dusgenaamd Kerkelijke bevolking in zijn macht kreeg.

Dit brak toen de tegenstelling tusschen Christendom en wereld. Steeds meer slaagde Satan er in, om zijn trawanten een al sterkere positie in den Staat te doen innemen. Vandaar dat er toen geen sprake meer kon zijn van een principieele levensworsteling tusschen de wereld, die nog steeds onder Satans invloed stond, en de officieel zich aandienende Kerk. Tucht was er niet meer. Van gestadige zuivering der Kerken werd niet meer gehoord. Een aanval door Satan van buitenaf tegen de Kerk ondernomen, was geheel overbodig geworden. Satan had nu immers tot de Kerk vrijen toegang. Vandaar dat hij den aanval tegen de Kerk al spoedig varen liet. Aanval zijnerzijds op de Kerken zou toch geen ander resultaat hebben gehad, dan om den uitwendigen strijd tegen de Kerken nogmaals op te vatten, en dit zou er van zelf toegeleid hebben, d'^t de waarachtigpjk geloovige Christenen in spanning en strijd geraakten, zelfs al spoedig aan bloedige vervolgingen bloot stonden, en gevaar liepen onder de overmacht te bezwijken. De oorspronkelijke strijd waarop de Christus met zooveel nadruk gewezen had, dat namelijk de wereld en de Satan den Christus haten en dien bitteren haat van zelf op zijn Kerk zouden overdragen, zou opnieuw ontbrand zijn. Ons eigen land heeft 't van Spanje en Erasmus ervaren. Dank zij den moed en de volharding van het verzet dat destijds' tegen dit bittere woelen gevoerd is, is toen ter tijd de bedenkelijke overmacht van den vijand gebroken, maar juist thans leeft die haat, waarvan Jezus sprak, weer op, en zulks wel in nieuwen, veel bedenkelijker vorm. Het is nu niet meer de ééne Kerk die tegenover de andere optreedt, maar het is de aan God en alle Goddelijke actie vijandige wereld, die zich thans almeeruitde Kerkelijke banden heeft losgemaakt, voorts geheel op zich zelf is gaan staan, en nu almeer, geheel ^driest en open, niet alleen tegen den Christus, maar tegen God en al wat Goddelijk is optreedt. Dit begon met het Humanisme, het zette zich vast in het Marxisme, vond zijn bitsen vorm thans in Rusland, en brak onder Bela Kun, en thans weer in de Duitsche Communisten, op zoo drieste wijze door, dat 't als één machtige Vijandschap wordt, die zich niet alleen tegen wat Christen heet, maar tegen alle religie en alle aanbidding openbaart. Aan gelijksoortigen, veel minder principieelen aanval, heeft de Kerk nu reeds tweemalen bloot gestaan. Eerst onder het Romeinsche Keizerrijk, en daarna in de 16e eeuw. Beide malen is toen ten slotte de Kerk aan de overwinning toegekomen, maar niet dan na feilen, bloedigen strijd. Thans echter, en dit is het indrukwekkend verschijnsel, waarop we thans met nadruk de aandacht hebben te vestigen, thans faalt het de Kerk aan de zoo hoognoodige kracht tot principieel verzet. De Kerk schikt en voegt zich, maar van een energiek principieel verzet valt schier geen spoor te ontdekken. Machtig treedt de tegenpartij op. Ze weet wat ze wil Ze deinst voor niets terug. En steeds treedt het duidelijker in 't licht, dat zij, één in streven over de geheele wereld, thans zal ondernemen en doorzetten wat Satan steeds beoogd heeft. De naijver en vijandschap die thans tegen het Christendom en alle religie gaat woeden, ontziet geen enkel middel meer, hoe ruw en wreed ook, en kent geen grenzen in haar doortastendheid en durf.

Zoo staan we voor een wereld-duel, dat tot één van tweeën moet leiden, of tot een zóó krachtig weeropleven van de Kerkelijke geestkracht, dat iets uit de dagen der Reformatie in de Calvinistische en Luthersche landen weer opleeft, en de onheilige geest van 't Communisme wordt terug gedrongen, of anders kan het uitvloeisel van wat nu de volken en natiën beroert, niet anders zijn, dan dat de anti-kerkelijke geest triomfeert, en de Satanische ontroering het hoogere leven voor altoos indeukt. Gevolg waarvan dan ten slotte niet anders zou kunnen zijn, dan dat de Kerk van Christus als in een hoek terzijde werd geduwd, en dat het leven der volkeren steeds meer door den anti-Christelijken geest werd beheerscht. Deze jammerphase kondigt zich thans reeds in duidelijke trekken schier overal aan. Het Bolsjewisme legt steeds meer beslag op de geesten, en zelfs van Kerkelijke zijde voedt men dit kwaad. Nog pas is het in Beieren gezien, hoe een beslist Sociaal-Democraat Fehrenbach voor het machtige Roomsche element in dit zuidelijk land optrad, en zich met zulk een veerkracht wist te handhaven, dat hij nog op dit oogenblik te Berlijn onder de be­ schikkers over het hooge woord moet gerekend worden. Natuurlijk weet men zeer wel, dat in Beieren, als het noodig is, wel weer een andere geest is te wekkeö, maar het feit, waarop we wezen, spreekt dan toch sterker dan men ooit zou vermoed hebben het wankelen zelfs van den Beierschen volksgeest uit. Indien één Duitsch land voorheen vast in zijn overtuiging stond, en wel vast in beslist clericalen zin, dan was het Beieren. D%ch ook daar staat 't nu alles op losse schroeven. Het Koningshuis heeft hiertoe in zooverre zelf aanleiding gegeven, omdat de meest invloedrijke koning van dat land zich aan de pracht-Musea van zijn hoofdstad vergaapte, en voor zijn Musea zijn land bijna vergat, maar in het Beiersche volk, dat groutendeels een landvolk is, heerschte toch zulk een onherroepelijk vaste geest, dat men er steeds ten volle op vertrouwen kon. Thans echter is het de halve .Sociaal-Democraat die ook voor Beieren officieel optreedt, en waar Fehrenbach voorgaat, pleegt heel Beieren de laatste twee jaar te volgen. Nu is men van revolutionaire zijde tot dusver jegens Beieren zeer toegevend geweest, en in het algemeen kan men zeggen, dat de moderne Staatslieden die de Vorsten onttroonden en geheel het Duitsche rijk uit zijn voegen lichtten, zelfs tegen het volstrekt onvergeeflijke niet opzagen. Altoos zóó echter, dat ze, zoolang het ook maar eenigszins kon, het overhoop raken met de Kerken poogden te mijden. Natuurlijk wordt het in beginsel door de Socialisten op een volstrekte vernietiging van den Kerkelijken invloed toegelegd, en men kan er dan ook vast op gaan, dat, komt er eindelijk in waren zin volle vrede, geen poging onbeproefd zal worden gelaten, om de Kerk volstrekt te ontronen, en allen moreelen invloed van de Kerk over te brengen op de politieke bestuurders der steden en dorpen. De Kerk moet uit eiken hoek van het land worden uitgezet. Ze zal in eigen kosten van onderhoud moeten voorzien. Alle zorg voor de armen, voor het schoolwezen, voor het ziekenhuis en wat niet al, zal ten slotte geheel aan de Kerk worden overgelaten. Indien men het geheel zelf betaalt, zal men de vrome lieden vooralsnog ter Kerke laten gaan, mits er steeds 't oog op worde gehouden, dat de predikers niet tegen den geest der regeering ingaan. Voor het overige zal men het kerkbezoek dan nog gedoogen, maar voorts zal geheel het onderwijs en de armver'.orging van de Kerk moeten worden afgescheiden, om op deze beide terreinen eeniglijk de sociaaldemocratische machthebbers te laten heerschen. Doch ook dit zelfs zal slechts de aanvang van de ellende zijn. Immers het Socialisme gaat allengs zoo meer in alle land in Communisme over, en heeft eenmaal de Communist de zegepraal behaald, dan is zelfs die Communist nog slechts een voorlooper van den Albeschikker, die naar eigen zin en lust zijn loutere willekeur als onverbreekbren band aan de volken zal aanleggen. Eerst dan nog alleen door boeien en banden, maar straks zal ook dit Communisme onder moeten doen voor nog puurder willekeur en banger ringelooren. Natuurlijk komt dit niet op eens in zijn volle kracht over geheel het volksleven vloeien. Er kunnen ook tijden van reactie volgen. Maar wat niet valt weg te cijferen is, dat de onheilige drang van het thans opkomend Sovjets of Bolsjewistisch régime zijn rol ten einde toe zal uitspelen, en zulks zonder iemands recht of levensbeginsel te ontzien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's