Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. H. TH. OBBINK, hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan de Rijks-Universiteit te Utrecht, GODSDIENSTWETENSCHAP. J. B. Wolters, Groningen, Den Haag, 1920.

Met dit boek, van 285 bladzijden, is het onder redactie van PROF. DB. A. VAN VELDHUIZEN verschenen BIJBELSCH-KEBKELIJK WOORDENBOEK onlangs gecompleteerd.

De eerste drie deelen: Het O. T. door PROF. DR. BÖHL, het N. T. door PROF. DR. VAN VELDHUIZEN en de KERK door PROF. DR. AALDERS bewerkt, zijn hier reeds vroeger door mij besproken.

Na kennismaking met dit vierde en laatste deel, kan ik dit WOORDENBOEK niet anders zien dan als een lang niet te versmaden hulpmiddel bij de studie van de vier vakken, die er in behandeld worden.

Dat de Redacteur ook de GODSDIENSTWETEN­ SCHAP als een bestanddeel zag hetwelk in zijn BIJBELSCH-KERKELIJK WOORDENBOEK niet gemist kou en mitsdien de bewerking van dat deel aan een specialist in dit studievak opdroeg, zal wel samenhacgen èn met het naaste doel dat hij met zijn WOORDENBOEK zich stelde èn met het thans veelal gangbare denkbeeld omtrent het wezen der THEOLOGIE.

Onder > Godsdienstwetenschap" toch verstaat men, en zoo wordt het ook verstaan door DR. OBBINK (zie p. 102 en p. 100), de Wijsbegeerte en de Geschiedenis van den Godsdienst. Wijl nu de wet op het H. O. den student aan onze openbare Universiteiten verplicht, , ter verkrijging van den akademischen graad van candidaat in de Theologie, ook in deze twee studievakken van zijn bekwaamheid blijken te geven en het naaste doel van VAN VELDHUIZEN met zijn WOORDENBOEK was, aan die studenten een hulpmiddel bij hun studie in handen te geven, is het te begrijpen, dat hij GODSDIENST­ WETENSCHAP er onmisbaar in achtte.

Maar het opnemen van de »Gosdienstwetenschap" in dit Woordenboek hangt ook samen met wat ik zooeven noemde, het thans veelal gangbare denkbeeld omtrent het wezen der Theologie of m. a. w. wat THEOLOGIE is. Hier nu doet zjch een niet te verdoezelen tegenste'ling op.

De tegenstelling tusschen THEOLOGIE als •wetenschap der ons geopenbaarde kennisse Godsf en THEOLOGIE als «wetenschap van den Godsdienstc.

Deze twee wetenschappen dekken elkander echter niet, en wanneer men het woord zijn zin laat, is «Ttieologiec dan ook niet te gebruiken ter aanduiding van «Godsdienstwetenschap*. Het object toch van de wetenschap der THEOLOGIE is de kennis van den Zichzelf aan ons openbarenden God, waarbij wij, — zonder te kort te doen aan de beteekenis der kennis van God, die ons toekomt uit Zijn Zelfopenbaring in wat men, genomen in den ruimsten zin, de Natuur noemt — met name denken aan die kennis van Hem, welke ons toekomt uit Zijn Zelfopenbaring, die, noodig na het inkomen der zonde, in al rijker ontplooiing geschonken en na te zijn voltooid, in den Bijbel voor ons in schrift is vastgelegd.

Het objectder wetenschap varlMen GODSDIENST daarentegen is het zich, uit de elk meusch ingeschapen > kiem van religie* en den »zin voor het goddelijkec opkomend, richten van zijn voorstellend, gevoelend en strevend Ik op zijn God, als een onder vele andere, psychisch en historisch verschijnsel, en waarbij het dan als zoodanig geen verschil maakt, of dit voorstellend en daarvan wel te onderscheiden, maar niet te scheiden menschelijk Ik, zich al dan niet richt op den eenig waarachtigen God, die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft.

Ik weet niet of ook de Redacteur van het BIJBELSCH-KERKELIJK-WOORDENBOEK, de kerkelijke hoogleeraa, r VAN VELDHUIZEN, Theologie met Godsdienstwetenschap vereenzelvigt. Doch hoe dit zij, wijl door de thans vigeerende wet op het H. O. onzer Openbare Universiteiten, haar Theologische faculteiten, met behoud van den naam, in die van faculteiten der Godsdienstwetenschap zijn omgezet, moest hij wel ook aan de «Godsdienstwetenschap* in zijn WOOR­ DENBOEK een plaats geven.

Wijl «Godsdienstwetenschap" èn wijsbegeerte èn geschiedenis van den Godsdienst is en Godsdienst een algemeen menschelijk verschijnsel op het gebied van het geestesleven is, zou de bezinning op, de beschrijving en verklaring van dit verschijnsel, indien de Theologische Faculteiten onzer openbare Universiteiten haar naam terecht droegen, niet in haar, maar in de Faculteiten der PHILOGIE of der «wetenschap van den menschelijken logos*, die zich in de taal, maar ook in de wijsbegeerte „en de geschiedenis openbaart, naast andere algemeen menschelijke. verschijnselen op het gebied van het geestesleven, zooals b.v. de ethische en de esthetische, moeten worden gedoceerd.

Toch kan niet ontkend, dat ook een Theologie dien naam waardig, naardien het princiep of het beginsel vanwaar zij opkomt, de Heilige Schrift is, in haar Faculteit het onderwijs in «de wetenschap van den Godsdienst* noodig heeft. Immers zoowel het N.-als het O.-T. spreekt ons van den strijd der ware religie met de valsche religies en evenzoo zien wij dien strijd bij de planting en voortplanting der Kerk van Christus onder de volkeren, in haar historie. Zulk een Theologie kan echter in haar Faculteit alleen een plaats geven aan de «wetenschap van den godsdienst" onder beding, dat zij het princiep vanwaar zij zelf opkwam, de-H.Schrift, tot toetssteen maakt ter onderscheiding van waar en valsch op het gebied der religie, om dan van uit de Christelijke religie, als de eenig ware, alle niet-christeiijke religies te weerleggen.

Noemde ik in den'aanvang, ook mét het oog op het thans voor mij liggend IVe deel, het Bijbelsch-Kerkelijk Woordenboek onder redactie van Prof. van Veldhuizen, een lang niet te versmaden hulpmiddel bij de studie van de vier daarin behandelde vakken, ik dacht daarbij ditmaal aan de bewerking van de «Godsdienstwetenschap" door PROF. OBBINK.

Gezien het zooveel omvangrijker gebied wat hem, den Utrechtschen hoogleeraar, in vergelijking met die, welke zijn drie Groninger collega's bewerkten, werd toebedeeld, was zijn taak zeker de zwaarste en juist de omstandigheid, dat hij als akademisch docent met de wijsbegeerte en de geschiedenis van den Godsdienst vertrouwd is, heeft hem dit ook te meer doen beseffen. Het gold toch niet minder dan binnen een ruimtegrens van, zooals ik reeds zei, niet meer dan 285 pagina's druk, een vocabularium voor Godsdienstgeschiedenis, om van Godsdienstwijsbegeerte nog niet eens te spreken, saam te stellen. «Ik was*, zoo schrijft hij dan ook onverholen, «gebonden "aan een bepaalde ruimte en moest een keuze doen.* Daarbij, zoo schrijft hij verder, gold het allereerst te beslissen: «öf een zeer groot aantal zeer korte ariikelen geven, öf een kleiner getal met wat breeder behandehng*. Om den aard der stof besloot hij tot het laatste.

Daarna kwam de keuze: «WELKE namen te behandelen uit de geweldige massa van onderwerpen? * Lijsten werden gemaakt van ALLE eenigszins belangrijke onderwerpen, maar om de toegestane ruimte niet te overschrijden, moesten die lijsten, en werden zij dan ook, telkens ingekrompen tot het aantal namen dat in ELK GEVAL moest opgenomen en die men thans in het boek vindt.

Met deze keuze is DR. OBBINK, naar het mij voorkomt, vrij gelukkig geweest. Want al is het ook, «dat men telkens woorden zal zoeken die men niet vindt*, achter de woorden, die Men dan wèl vindt, en deze vormen een nog ahijd achtbaar getal, staan artikelen waarin de stof op een ter orienteering voldoende wijze is behandeld; iets waarbij dan het teleurstellend feit, dat op p. 139 het woord KABSLA wel is genoemd, maar het daarbij behoorend artikel ontbreekt, zeker is te overzien.

Aan de zoo even genoemde keuze paart zich, wat dit vierde deel van het woordenboek, ook voor Gereformeerde Theologen en die het worden willen, aanbelenswaardig maakt, dat er wel artikelen, en vaak vrij omvangrijke, over de pseudo-religies in zijn opgenomen en ook over hetgeen wat op de pseudo-religie in het algemeen betrekking heeft, maar voor ISRAEL en het CHRISTENDOM steeds verwezen wordt naar de deelen, die óf van het O. en N. T. óf van de KERK handelen; iets waarin het specifiek verschil tusschen de ware religie, wijl hdar object de eenig waarachtige God is, en de valsche religies uitkomt.

Mag ik ook nu weer aan H. H. Uitgevers verzoeken, gedurende de maanden JULI en AUGUSTUS, tijdschriften en boeken ter bespreking in DE HERAUT, niet aan mijn adres, maar aan dat van de STANDAARD te zenden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 juni 1920

De Heraut | 4 Pagina's