Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Helder gesteld en kort saamgevat is het betoog, dat Dr. A. Kuyper Jr., van Rotterdam, in dé Gereformeerde Kerkbode van 26 Juni j.l. plaatsen liet.

Het loont de moeite den inhoud ervan ook aan de lezers van de Heraut voor te leggen. Het luidde aldus:

De Apostel Paulus schrijft aan de gemeente van Corinthe dat hem is bewezen een vermenigvuldigde genade.

Genade is altoos een vrije gunst die God de Heere uit ongehoudene goedertierenheid schenkt. Als wij iets ontvangen waarop we geen recht of aanspraak hebben, dat we zelfs door onze zonde verbeurd hebben en dus niet meer durven verwachten, dan spreken we van genade.

Al het goede dat wij van onzen God, van onzen Vader in de hemelen ontvangen, zoo naar ziel als naar lichaam, is genade. Want wij kunnen nooit iets eischen, kunnen nooit ons recht doen gelden. Reeds het leven hier op aarde, de gezondheid, de spijs en drank, en alle goede gaven worden ons geschonken uit ongehouden goedertierenheid van den Vader der lichten, van wien alle goede gave is afdalende.

Maar zeer in het bijzonder spreken we van genade als Gods barmhartigheid bewezen wordt aan een doemschuldig zondaar, die door zijn zonden niet alleen al Gods weldaden duizendwerf verbeurd heeft, maar ook eeuwige straffen naar ziel en lichaam verdiend heeft, en als desondanks al die straffen hem worden kwijtgescholden, en hij tegen alle verwachting in toch met Gods goedertierenheden wordt omringd. Dat is genade voor genade. Genade is het ook als de Heere luistert naar onze gebeden, die goedgunstig verhoort, uitredding geeft uit nood en dood, en met goedertierenheid en barmhartigheid wil kronen, om de eere van zijn grooten Naam. Als Paulus hier gewaagt van vermenigvuldigde genade die hem , is bewezen, heeft hij op dit laatste het oog.

Dat blijkt wel uit de voorafgaande verzen in dit hoofdstuk, als de Apostel er melding van maakt dat hij de dooding van den Heere Jezus altoos in het lichaam omdraagt, dat wil zeggen ten allen tijde om Christus wil aan het gevaar des doods onderworpen is. Hij zegt immers: wij die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus wil, opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vleesch zou geopenbaard worden.

Het leven van Paulus was, naar den mensch gesproken, een moeilijk en zwaar leven. Maar Gods genade werd in hem bijzonder verheerlijkt. De Heere gaf altoos redding en uitkomst uit nood en dood. En daarom was de Apostel wel verdrukt, doch niet benauwd, soms twijfelmoedig doch niet mismoedig, vervolgd doch niet verlaten, nedergeworpen doch niet verdorven.

En nu roemt hij in Gods genade als de Heere hem redt uit de kaken van den dood. Het was genade, want dé Heere was vrij om hem door de vijanden weg te laten nemen uit dit leven, en hem op te nemen in zaligheid en heerlijkheid. Maar de Heere betoont het klaarlijk, dat Hij geen lust had in Paulus dood, en dat de dood zijner gunstgenooten kostelijk is in zijn oogen. En dat heeft de Heere niet éénmaal gedaan, maar herhaalde malen. Paulus droeg altoos de dooding van den Heere Jezus in zijn lichaam. Hij betuigt aldus: ik sterf eiken dag. Maar telkens redde de Heere uit nood en dood. De genade en verlossing werd telkens weer op nieuw bewezen. En met het oog daarop spreekt de Apostel van de vermenigvuldigde genade die hem is betoond. Het was genade voor Paulus zelve, die alhoewel soms wenschende ontbonden te worden en met Christus te wezen, omdat, voor hem dat zeer verre het beste was, aldus gespaard en bewaard te worden, omdat hij daardoor langer verwaardigd werd tot de eere van den dienst des Heeren in het Koninkrijk Gods.

Maar bovenal was het genade voor de gemeente. Door de verlossing van Paulus uit nood en dood, kon hij telkens weer met den vollen troost van het Evangelie tot de gemeente komen, en zijn heerlijken arheid in haar midden verrichten, en kon zij de rijke vrucht ervan genieten. Daarom schrijft de Apostel, hiervan gewagende: want al deze dingen zijn om uwentwil. Zij komen u, o gemeente ten goede. Gij ontvangt er al het profijt van.

Is er een vermenigvuldigde genade, zij is er voor den Apostel des Heeren, maar zij is er ook voor de gemeente van Christus Jezus.

Bewijst de Heere genade, Hij heeft er ook een doel mede. En het coel van deze vermenigvuldigde genade wordt door den Apostel hier duidelijk aangegeven : opdat de vermenigvuldigde genade door de dankzegging van velen, overvloedig worde ter heerlijkheid Gods.

Allereerst vraagt de Heere dankzegging. De Heere wil erkend worden in de weldaden die Hij schenkt, in de genade die Hij betoont. Reeds menschen kunnen ons zoo gekrenkt voelen wanneer onze blijken van gunst niet worden opgemerkt, als daarvoor het woord van dank^niet wordt uitgesproken, als daarvoor niet uit eenige daad de ware dankbaarheid en erkentelijkheid blijkt. Hoeveel te meer moet het dan God den-Heere niet krenken, als Zijn weldaden, die Hij ons nietigen en doemschuldigen schepselen bewijst, niet met dank en lof worden ontvangen.

De Heere vraagt een opmerkend oog, en dat we het dankbaar hart Hem tot offerande bieden. En de Heere vraagt ook dat we onze dankbaarheid niet alleen met woorden uitspreken, maar ook met de daad betoonen. Voor de genade zelve, en zeer in het bijzonder als er een vermenigvuldigde genade is.

In de tweede plaats zegt dit Schriftwoord ons, dat de genade vermenigvuldigd wordt, opdat zij overvloedig worde tot heerlijkheid Gods. God de Heere zoekt altoos de eere van zijn grooten Naam. Hij heeft alle dingen om Zijns zelfs wil geschapen. Het moet alles Gods eere dienen en zijn glorie verbreiden. Zijn eere klimt zelfs op uit het stof.

De genade wordt bewezen aan een menschenkind, niet alleen opdat die mensch begenadigd zou worden, maar opdat in en door die genade God zou verheerlijkt worden. Alle genade is dienstbaar aan Gods eere, opdat Qod de Heere groot zou zijn en Hij alleen.

Wordt u de genade geschonken, dat uwe zonden zijn vergeven, dat gij tot geloof en bekeering kwaamt, dan is God de Heere groot in Zijn barmhartigheid en liefde. Hij vraagt uwe dankzegging, Hij luistert naar uw aanbidding en lofzang.

Wordt u de genade geschonken, dat de Heere u helpt uit allerlei gevaar, ja zelfs uit nood en dood, dan is de Heere groot in zijn liefderijk bestel. Hij vraagt van u de oprechte dankbaarheid, de betooning van uw liefde, de aanbidding van uw ziel.

En is het dat de genade vermenigvuldigd wordt, dan moet door de dankzegging van velen overvloe-

dig worden de heerlijkheid Gods. Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.

De lezing van zulk een artikel sticht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juli 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 juli 1920

De Heraut | 4 Pagina's