Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Daartoe eischten zij geen rekening.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Daartoe eischten zij geen rekening.”

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daartoe eischtén zij geene rekening van de mannen, wien zij dat geld in hunne handen gaven, om aan degenen, die het werk deden, te geven, want zij handelden trouwelijk. 2 Kon. XII:15

Bij oppervlakkige lezing van wat ons over de bezorgers der geldelijke aangelegenheden in den tempel gemeld wordt, zou men licht in de onderstelling vervallen, dat 't geen gemeld wordt, vanzelf sprak. Toch kan en mag dit niet ondersteld worpen. Indien het natuurlijk geweest was en van zelf had gesproken, zou 't niet als een afzonderlijk, belangrijk feit vermeld zij a geworden. Wat van zelf spreekt, vermeldt men niet. Zonder quaestie mag en moet daarom ondersteld, dat het zonder controle toegaan van de heilige uitdeeling, wel ter dege als iets opmerkenswaardigs, als iets in 't oog springends moest worden opgevat, en dat het daarom en daarom alleen, en dan met zekeren ophef, wordt vermeld. Ook in Israël was men in geldelijke aangelegenheid allerminst aan slordigheid gewoon. Al wat de groote gemeente betrof, en met name de groote gemeente in haar heiligheden raakte, werd met de grootste en stiptste nauwkeurigheid uitgemeten en nageplozen. En juist wijl dat de doorgaande gewoonte was, daarom en daarom alleen wekte het zeer oprechtelij ke belangstelling, dat de gelden voor de heilige rekening niet afzonderlijk werden nageplozen, maar ter behandeling en ter verantwoording aan de gewone rekenaars werden overgelaten. Zoo toch alleen springt het in 't oog, dat we hier met een uitzondering te doen hebben. Zóo alleen kwam het op verheffende wijze uit, dat hier op een zeer bijzondere heilige behandeling der aangelegenheden roem kon worden gedragen. Op zich zelfwas er geen overwegend bezwaar geweest om ook de tempelrekening op de gewone manier te vereffenen, doch 't hoefde niet en mocht niet. Napluizing en narekening van de gedane uitgaven onderstelde althans de mogelijkheid, dat er zich oneerlijkheid in kon mengen, en dit juist mocht hier niet ondersteld. Het moest van zelf spreken, en door een ieder erkend worden, dat van bedrog hier geen sprake kon zijn.

Op vertrouwen afgaan in stee van na te rekenen, is op zichzelf niet volstrekt ongewoon. In zeer kleinen kring, met name in de huislijke saamleving, is er een alles beheerschend onderling vertrouwen, dat voor alle napluizen in de plaats treedt. De gewone huishouding, waarin geen sprake van andere uitgaven is, dan van die voor rekening van man en vrouw en de oudere kinderen komen, gaat in den regel op goed geloof, zoo dat er aan geen narekening en napluizing bij wordt gedacht. Juist daarvan echter was hier geen oogenblik sprake. De tempeldienst strekte zich wijd en ver uit, tal en tal van personen waren hierin betrokken. Sommen van aanbelang werden er aan besteed. En van allen kant was er aanleiding, om in het beloop der gelden in te grijpen. Doch juist omdat de verleiding tot het plegen van bedrog zoo voor de hand lag en zich op zoo uitgebreide schaal voordeed, wordt het als een eere voor Israel en als een eere speciaal voor den tempeldienst hier vermeld, dat er van narekening en verantwoording geen sprake was, en dat 't al op goed vertrouwen en op onderlinge waardeering afging. Misbruik en bedriegerij hadden zeer goed kunnen insluipen, doch men duchtte hiervan niets. Wel verre van daar was men er veeleer zeker van, dat de betrokkenen in dit heilig geding op de meest zuivere en eerlijke wijze te werk gingen, en dat deswege alle narekening en alle verantwoording ten eenenmale overbodig was. Op goed vertrouwen ging 't alles af, en dat goed vertrouwen werkte zoo algemeen en zoo van alle zijden, dat er voor geen vermoeden van oneerlijken zin plaats overbleef, en 't alles vanzelf in volstrekte zuiverheid en eerlijkheid toe g'Dg-

Dit nu moest niet toen alleen zoo ge weest zijn, maar moest met name in zake de religie steeds den toestand beheerscht hebben. Vaak nu loopt 't nog altoos zoo naar wensch. Met name in kleine gemeenten, waar de bedragen gering en het doorzicht in den gang van zaken volkomen helder is. De moeilijkheid rijst dan ook eerst in grootere gemeenten, waar de bedragen klimmen, tal van per­ sonen in de geldelijke bestuursaangelegenheden betrokken zijn en juist hierdoor de zekerheid te loor gaat, of de te betalen bedragen ook zonder nadere controle geheel passen op hetgeen bepaald was. Toe te juichen is die toestand uiteraard niet. Het moest alles op onderling goed vertrouwen kunnen afgaan, en alle nader onderzoek moest overbodig zijn. Zoo echter is de toestand, die ons van allen kant geboden wordt, niet. Men voelt dit zelf en is daarom steeds meer op preclese narekening bedacht. Men moge dit nu bejammeren of goedkeuren, in elk geval blijkt er uit, dat tot zelfs in de heilige aangelegenheden bedenkelijke verschijnselen zijn ingedrongen, en dat men, ter verkrijging van zekerheid, behoefte heeft, om tot in de keurigste praecisiteit elke rekening en elk geldelijk verband ook op schoolgebied en op kerkelijk gebied na te gaan. Juist hieraan was men in Israel ontkomen. De indruk van het heilige op wie er in te handelen hadden, was destijds althans zoo overweldigend, dat men alle narekening of napluizing volstrekt overbodig achtte, en eeniglijk op 't goed vertrouwen afging.

Natuurlijk stond dit hooger. Er bleek uit, dat men in elkanders eerlijkheid een onwankelbaar vertrouwen stelde, en dus ook, dat de behandeling van gelden in heilige aangelegenheden zelfs de verlokking niet kende om er zondig profijt van te trekken. Dit vond zijn oorzaak in het streng verband dat geheel den tempeldienst omsloot. Het heilige droeg voor een ieder een zoo heilig karakter, dat de gedachte zelfs om op zondig profijt te azen, er niet in opkwam. Voor ons pleit 't dan ook niet, ze o de gang van zaken ons niet toestaat op zoo onnageplozen rekening af te gaan. Er blijkt toch uit, dat zelfs in de teedere, heilige aangelegenheden in onze breeder kringen niet zelden aanranding van 't heilige op 't spoor wordt gekomen, en dat steeds accurate narekening en napluizing onmisbaar is, om zich van den juisten stand der geldelijke aangelegenheden ook op Kerkelijk gebied te vergewissen. Bij ons kan en mag dit niet anders. Niet omdat we elkander wantrouwen, doch veeleer omdat we aan onze eigen bevinding 't telkens bespeuren, hoe de verleiding, om van het rechte spoor af te wijken, keer op keer zich ook aan ons aanbiedt. Narekenen is daarom de van zelf aangewezen weg, en een controle, waaraan we ons niet onttrekken kunnen. Tach zij hierbij steeds bedacht, dat alle narekening van 't geld van het heilige steeds 't pijnlijk bewijs is, hoe de zuivere verantwoording op heilig gebied zoek is geraakt. De narekening kan thans niet uitblijven, maar eere brengt ze ons niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 september 1920

De Heraut | 2 Pagina's

„Daartoe eischten zij geen rekening.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 september 1920

De Heraut | 2 Pagina's