Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ziekte van Dr. A, Kuyper.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ziekte van Dr. A, Kuyper.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van meer dan eene zijde werd ons gevraagd, ook in De Heraut iets te willen mededeelen aangaande den toestand van Dr. A. Kuyper. We weten hoe hartelijk ons Gereformeerde volk met hem medeleeft in deze krankheid, hoe menig stil gebed voor hem wordt opgezonden tot God dsn Heere en hoe het innige belangstelling is, waaruit deze vraag wordt geboren. De sobere bulletins in de pers verspreid zeggen zoo weinig. En men wil zoo gaarne iets meer weten van wat in die stille ziekenkamer in de Kanaalstraat omgaat.

Wat nu de ziekte zelf betreft, zoo is, na de ernstige krankheid, die Dr. Kuyper verleden jaar in November overviel, van een volledig herstel geen sprake geweest. De arteriosclerose of aderverkalking, die toen zoo plotseling was toegenomen, dat de levensfuncties werden bedreigd, verminderde wel, maar geheel wijken deed deze ziekte niet. De duizeling, die hem in 't voorjaar overviel op straat en door zijn val hem een bloedende hoofdwonde bezorgde, was daarvan het bewijs. Toch kon hij zijn arbeid nog ten de^le voortzetten, hoeveel inspanning het hem ook kostte. De gedachte zijó arbeid te laten rusten, was hem, wiens leven altoos arbeid was geweest, ondragelijk. Vergde hij toen wellicht reeds te veel van zijn kracht, de hoop, datdezomervacantie, in stille rust doorgebracht, hem evenals andere jaren weer de oude kracht zou teruggeven, werd niet vervuld. M-!t hoe groote zorgen liefde Mevrouw Yan Deth, die haar woning voor hem openstelde te Velp, hem ook in die dagen van rust omringde, toen hij uit Velp naar 's Gravenhage terugkeerde, was de inzinking wel voor ieder merkbaar, en bij zelf klaagde, dat de vacantis hem geen goed had gedaan. De duizelingen keerden terug en daardoor bezeerde hij zijn been zoo, dat het loopen niet meer giog. Daarbij kwam een ernstige aanval van bronchitis, die hem dwong het bed te houden. Ook andere onrustbarende verschijnselen vertoonden zich, en de krachten namen toen zoo snel af, dat metterdaad vrees bestond, dat het einde niet ver meer was. Zoo was het in de week van 20 Oct. Maar deze bijkomende verschijnselen, die direct levensgevaar deden ontstaan, zijn daarna grootendeels geweken. De snelle afneming van kracht hield op. Er kon in zooverre zelfs van eenige verbetering in den ziekte-toestand worden gesproken. Maar de krachten blijven uiterst zwak en zelfs de bezoeken, door zijn naaste familieleden hem op zijn 83en jaardag gebracht, bleken achteraf hem te veel te hebben vermoeid. Er volgden slapelooze nachten, nog verergerd door de benauwdheid, die de bronchitis veroorzaakte.

Zoo is er een langzaam achteruitgaan van de kracht, die tot ernstige bezorgdheid aanleiding geeft, maar onmiddellijk levensgevaar is er niet, dan in zooverre de hooge ouderdom van den lijder en de zwakte van het hart altoos het gevaar oplevert van een plotselinge inzinking. Hoe lang dit ziekteproces nog duren zal en of herstel van de ingezonken levenskracht nog mogelijk is, kunnen de doktoren niet zeggen. Dat is in Gods hand.

En wie begeerig is nog iets meer te weten van den geestelijken toestand van Dr. A. Kuyper, dien meenen we niet beter te kunnen doen dan te verwijzen naar hetgeen Mej. H. S. S. Kuyper, die dagelijks bij zij a ziekbed vertoeft, daarovnr in De Standaard schreef, welk bericht we daarom bier overnemen:

Op dezen thans zoo weemoedigen gedenkdag, — den 83'iten verjaardag van mijn Vader — waarop, L6J meer dan anders, wij met onzen dierbaren zieke ons gedragen voelen door de liefdevolle gedachten en gebeden van ons Gereformeerde volk, is het mij een behoefte des liarten tot de velen, die met ons mv; deleven, een enkel woord over den ziektentoesumd van mijn Vader te zeggen.

Wjj weten, dat wij nu zijn toegekomen aan het laatste gedeelte van den weg, die, binnen korter of langer tijd, zal leiden tot de groote scheiding. Eu wij kunnen slechts danken, dat God ODS voor dat groote oogenblik, dat naderende is, zulk een rustigen en langen tijd van voorbereiding schenken wil.

Ook voor en met onzen Vader kunnen wij slechts danken. Een eigen'ijke ziekte, een eigenlijk lijden is er niet. Het is een stil gestadig uitgaan van de levenslamp. Een steeds meer zich verengen van den eens zoo machtig-wijden horizont.

De strijd tusschen het telkens weer willen en probeeren en telkens minder kunnen, soms zoo hartverscheurend om aan te zien, is. God zij dank, volstreden. Vader heeft zich nu, gewillig en gedwee, in Gods hand overgegeven en ligt stil en rustig te wachten tot Gods roepstem hem zal verlossen van wat zeker voor van mijns Vaders natuur wel de allerzwaarste beproeving moet zijn: werkeloos wachten in toenemende hulpbehoevendheid.

Wij leven nu maar bij den dag, dankbaar genietend van ieder het woord, van lederen dankbaren blik, dien Vader ons in zijn heldere oogenblikken, die gelukkig nog vele zijn, schenken wil.

Als ik mijn Vader zoo stil en tevreden zie nederliggen met dien rustigen blik in zijo onverdonkerde oogen, denk ik telkens aan den Psalmregel:

›Mijn ziel.....

Is in mij als een kind gespeend. En heeft zich met Uw wil vereend".

En zoo ontvangt hij ook, met dankbaren glimlach, soms met uitgestrekte handen, oude vrienden en vriendinen, die, afscheid van hem komen nemen. Schaarsch moeten die bezoeken zijn en kort, want alles vermoeit hem nu, den vroeger onvermoeibare. Ea zoo zien wij gaandeweg verdwijnen alle heerlijkheid, die van dit leven was. En wat blijft, is alleen Gods genade, die dit ziekbed omringt, en onzen lieven zieke en ons bekwaam maakt, om stil te wachten op hei groote oogenblik dat komende is, als God zijn moegestreden strijder tot Zich zal nemen in Zijne heerlijkheid.

D.e genade is Gods gave. Zij is óók een gebedsverhooring van de duizenden in dea lande, die met ons medeleven. Wij weten het, en mijn Vader weet het ook. Het was mij eene behoefte, dit op den dag van heden te zeggen aan hen, die met ons De Standaard lezen.

Wat Mej. H. S. S. Kuyper hier meedeelde zal door ieder, die den kranke bezocht, worden bevestigd. Al is het bewustzijn dikwijls gestoord, in de heldere oogenblikken is er een kalme berusting en afwachten van wat God de Heere over hem beschikken zal, een verlangen bovenal om ontbonden te worden en met Christus te zijn.

Wat zij hier niet aan kon toevoegen, is dit, dat ook ieder, die dit krankbed bezocht, getroffen wordt door de innige liefde en toewijding, waarmede zijn dochters hem verplegen. Mf-j. J. H. Kuyper heeft haar arbeid aan de ziekenverpleging geheel in den steek gelaten om zich uitsluitend aan de verzorging van haar vader te wijden. Hoeveel in deze weken van spanning niet van hen gevergd wordt, ook om alle belangstellenden te woord te staan, behoeft wel niet gezegd te worden. Maar ze worden daarbij gesteund door de genade Gods en door het gebed van Gods volk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's

De ziekte van Dr. A, Kuyper.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's