Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Grondwetsherziening.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Grondwetsherziening.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Met groote belangstelling hebben we ditmaal het rapport afgewacht van de Commissie tot Grondwetsherziening, niet zoozeer om de politieke quaesties, die daarbij ter sprake zouden komen, maar omdat we hoopten, dat deze Grondwetsherziening ook de kerkelijke quaestie tot een betere oplossing zou brengen.

Wel was de Commissie in zooverre beperkt in haar taak, dat haar opmerkzaamheid vooral gevestigd werd op de bepalingen betrefifcnde de troonopvolging, de Staten-Generaal, het volksinitiatief, het referendum en de mogelijkheid tot instelling van andere dan de door de Grondwet erkende publiekrechtelijke lichamen, maar deze opdracht sloot niet uit, dat de Commissie ook andere punten dan de genoemde ter sprake kon brengen. In dien ruimeren zin heeft de Commissie haar taak dan ook opgevat, want ze heeft, om ons nu te bepalen tot wat voor ons de hoofdzaak is, ook voorstellen ingediend tot wijziging van bepalingen in de grondwet, die de Kerken raken.

Gaat men deze wijzigingen na, dan wordt men echter bitter teleurgesteld. De Commissie stelt in Hoofdstuk VI, dat over de Godsdienst handelt, slechts twee wijzigingen voor. Ze wil Art. 172 laten vervallen, waarin bepaald wordt, dat de Koning waakt dat alle kerkgenootschappen zich houden binnen de paden van gehoorzaamheid aan de wetten van den Staat; en ze stelt een wijziging voor van Artikel 170, waarin gehandeld werd over het houden van openbare godsdienstoefeningen binnen en buiten gebouwen en besloten plaatsen, waardoor de Kerken meer vrijheid zullen hebben om ook buiten de Kerkgebouwen openbare godsdienstoefeningen te houden. Ze wil daarom de eerste alinea van dat artikel, dat aldus luidt: Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen worden toegelaten, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust, vervangen door een nieuwe bepaling, die aldus Inidt: Openbare godsdienstoefeningen buiten gebouwen en besloten plaatsen is geoorloofd, tenzij naar aanleiding daarvan gevaar bestaat voor verstoring der openbare orde en rust. En ze stelt voor de tweede alinea van dit artikel, dat bepaalt, dat onder dezelfde voorwaarde openbare godsdienstoefeningen buiten de gebouwen en besloten plaatsen geoorloofd blijft, waar deze thans naar de wetten en reglementen toegelaten zijn, over te brengen naar de additioneele artikelen.

Wat nu de eerstgenoemde wijziging betreft, is ze zeker een verbetering, in zooverre daarmede uit de Grondwet een bepaling verdwijnen zal, die terechteen krenking voor de Kerken is genoemd. Dat de Koning te waken heeft, dat ieder zich houde binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wetten

van den Staat, spreekt van zelf. Maar dat] v dit uitdrukkelijk wordt voorgeschreven ten w opzichte van de Kerkgenootschappen moet b den indruk geven, alsof juist van deze bij­ h zonder gevaar te duchten was, dat zij deze o gehoorzaamheid aan de Staatswetten zouden weigeren en derhalve onder een sterk politie-toezicht moesten geplaatst worden. In zooverre is het dus volkomen juist, dat de Commissie voorstelt deze bepaling zonder meer te schrappen. Maar een reëele beteekenis heeft deze wijziging natuurlijk niet. Van bijzondere maatregelen door de Regeering genomen om dit toezicht uit te oefenen, was nimmer sprake. Het wegvallen van dit artikel zal in den werkelijken toestand geen verandering brengen.

Van meer beteekenis is zeker de wijziging in Artikel 170 voorgesteld. Reeds op zich zelf mogen we dankbaar zijn, dat de hinderlijke uitdrukking, dat openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen toegelaten wordt, uit de Grondwet vervallen zal, wanneer deze voorstellen worden aangenomen. De Staat heeft niet toe te laten, dat een Kerk hare godsdienstoefeningen mag houden binnen haar Kerkgebouwen, alsof dit een soort gunst was. Zoodra de Kerk buiten hare gebouwen op de publieke straat godsdienstoefeningen wil gaan houden, kan er sprake van wezen, of de Staat dit wil veroorloven of niet, want de publieke straat is eigendom van den Staat en daarover heeft de Staat te zeggen. Maar wat de Engelschman zegt: my home is my castle en wij in onze zeemanstaai uitdrukken : ik ben kapitein op mijn eigen schip, geldt ook van de Kerk. In haar eigen gebouwen en besloten plaatsen heeft de Kerk van zelf het recht om godsdienstoefeningen te houden, en zelfs het feit, dat deze godsdienst-oefeningen openbaar, d.w.z, voor ieder toegankelijk zijn, verandert hieraan niets. En nog bedenkelijker werd deze bepaling door de toevoeging, dat deze toelating of permissie aan de Kerken geschonken, toch weer beperkt werd door het: behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust. Al heeft ook deze bepaling in de practijk aan de Kerken geen nadeel toegebracht, wanneer een Regeering, die de Kerken vijandig gezind was, daarvan misbruik wilde maken, zou zij de Kerken wel degelijk in haar vrijheid kunnen belemmeren. Men denke slechts aan wat bij de Afscheiding is geschied.

De Commissie heeft daarom deze heele bepaling weggelaten. Zij spreekt over de openbare godsdienstoefeningen binnen de gebouwen en besloten plaatsen met geen woord. Niet omdat de Grondwet het toelaat, maar omdat de Kerken van zelf het reeht daartoe hebben, zullen zij deze godsdienstoefeningen kunnen houden. Ook van het nemen van maatregelen tegenover deze kerkgenootschappen ter verzekering van de openbare orde en rust zal geen sprake meer wezen. Een godsdienstoefening binnen een kerkgebouw heeft immers met de open bare orde en rust niets te maken.

Wel daarentegen heeft de Commissie het noodig gekeurd in de Grondwet een bepaling op te nemen, waardoor het houden van openbare godsdienstoefeningen buiten gebouwen en besloten plaatsen geoorloofd wordt verklaard. Volgens de bestaande Grondwet is dit geoorloofd op plaatsen, waar dit volgens de wetten en reglemeoten, die in 1848 bestonden, was toegelaten. De bedoeling van dit artikel is bepaaldelijk, dat het houden van openbare processies door de Roomsche kerk in 't algemeen verboden werd, maar alleen werd toegelaten, waar het volgens vroegere wetten en reglementen wel geoorloofd was. Wordt het nieuwe voorstel wet, dan zullen deze openbare godsdienstoefeningen overal geoorloofd zijn, tenzij naar aanleiding daarvan gevaar bestaat voor verstoring der openbare orde en rust. 'Tegen deze voorgestelde bepaling zal wel niemand ernstige bezwaren hebben. Voor openbare gods dienstoefeningen op de publieke straat is het noodig, dat de wet deze toestaat; en dat daarbij de Regeering het recht krijgt, zulk een openbare godsdienstoefening te verbieden, wanneer gevaar dreigt, dat de openbare orde en rust zullen verstoord worden, spreekt ook vanzelf. De Overheid heeft voor de openbare orde en rust te zorgen. Eigenlijk had na deze bepaling de tweede alinea kunnen vervallen. Indien alle openbare godsdienstoefeningen buiten kerkgebouwen en besloten plaatsen geoorloofd zijn, dan is het volkomen overbodig daaraan nog toe te voegen, dat zulk een openbare godsdienstoefening geoorloofd is, waar zij in 1848 naar de wetten en reglementen was toegelaten. Dat deze alinea toch behouden bleef en naar de addy, joneele artikelen werd overgebracht, is dan ook blijkbaar geschied om de verkregen rechten der Roomsche Kerk te dien opzichte te handhaven. Het houden van een openbare godsdienstoefening op straat kan door de Overheid belet worden volgens het thans vastgestelde artikel, wanneer daaruit gevaar zou ontstaan voor verstoring van de openbare orde en rust. Maar op die plaatsen, waar de Roomschen het het processierecht hebben, kan de Overheid zulk een processie niet verbieden; zij kan alleen maatregelen nemen ter verzekering van de openbare orde en rust, bijv. door de straat, waardoor zulk een processie gaat, af te zetten door politieagenten, of door te bepalen welken weg zulk een processie zal moeten nemen.

Tegen deze nieuwe bepaling hebben we geen bezwaar, in zooverre terecht is opgemerkt, dat onder de bestaande Grondwet alle mogelijke vereenigingen publieke optochten mogen houden, zelfs socialistische en communistische, maar dat aan de Kerk alleen dit betreden van het publieke terrein verboden was. Maar voor onze eigen Kerken heeft deze wijziging practisch geen de minste waarde. Er moge wel eens gekibbeld zijn over de vraag, of volgens dit Artikel het houden an zendingsfeesten en van straatpredikatiën el geoorloofd was, maar belemmerd zijn eide toch niet. Zelfs de optochten van et Leger des heils werden toegelaten, mdat zij geen openbare godsdienstoefeningen waren. De eenige Kerk, die van de voorgestelde wijziging profijt zal trekken, is de Roomsche Kerk. Zij zal voortaan ook in protestantsche plaatsen openbare processies en godsdienstoefeningen op straat kunnen houden. Prof. Fabius had volkomen gelijk, toen hij in een recensie van Mr. Bjrret's dissertatie schreef, dat de wijziging van dit artikel feitelijk alleen een Roomsch belang gold.

Heel de winst, die deze Grondwetsherziening brengen zal, komt ze naar de voorstellen der Commissie tot stand, zal dus aan de Roomsche Kerk ten deel vallen. Of de Grondwetsherzieningscommissie dit aldus bedoeld heeft, laten we in 't midden. Maar het feitelijk resultaat zal wezen, dat deze voorgestelde Grondwetswijziging aan de Protestantsche Kerken geen enkele bate zal brengen, maar wel aan de Roomsche Kerk een recht zal schenken, dat reeds lang door haar begeerd werd.

Te meer mogen we daarom dankbaar zijn, dat althans enkele leden der Staatscommissie getoond hebben een breederen blik te bezitten. Prof. Anema diende een afzonderlijke nota in, die in haar geheel handelt over de positie van de Kerk en verschillende voorstellen behelst om de rechtspositie der Kerken en het verband tusschen Kerk en Staat beter te regelen. En de heer Schaper bracht in zijn afzonderlijke nota aan het slot ook Artikel 171 ter sprake. Op deze beide nota's komen we in een volgend artikel terug.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 december 1920

De Heraut | 4 Pagina's

De Grondwetsherziening.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 december 1920

De Heraut | 4 Pagina's